ABS Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 20 of 312

18
Voorgloeien
dieselmotorBrandt permanent.
Hoe lang het
lampje brandt, is
afhankelijk van de
weersomstandigheden.Het contact is aan.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact ver volgens weer aan en wacht opnieuw
tot het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Waarschuwings- resp.
lampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Bandenspanning
te laag Brandt permanent, in
combinatie met een
geluidssignaal en een
melding. De bandenspanning van een of
meerdere wielen is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset na het op de juiste spanning brengen het
controlesysteem.
+
Lampje Bandenspanning te laag
knippert en brandt vervolgens
permanent en lampje Service
brandt permanent.Storing in de functie: de
bandenspanning wordt niet meer
gecontroleerd. Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en
voer (3) uit.
Antiblokkeersysteem
(ABS)Brandt permanent.
Storing in het
antiblokkeersysteem. De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3)
uit.
Collision Risk
Aler t /Active Safety
Brake Brandt permanent,
in combinatie met de
weergave van een
melding. Het systeem is uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de
auto.
Knippert. Het systeem is in werking. De auto remt kort af om de snelheid van de aanrijding
met de voorligger te beperken.
Brandt permanent,
in combinatie met
een melding en een
geluidssignaal. Er is een storing in het systeem. Voer (3) uit.
Instrumentenpaneel
Page 99 of 312

97
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect
SOS" en "Peugeot Connect Assistance" te
drukken en ver volgens op de toets "Peugeot
Connect Assistance" te drukken om te
bevestigen.Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de diensten PEUGEOT
CONNECT voor de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen.
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect
SOS" en "Peugeot Connect Assistance" te
drukken en ver volgens op "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Indien u gebruikmaakt van de dienst
Peugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F
U k
unt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Elektronisch stabiliteitsprogramma dat de
volgende systemen omvat:
-
A
ntiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD).
-
N
oodremassistentie (BAS).
-
A
ntispinregeling (ASR).
-
D
ynamische stabiliteitscontrole (DSC).
-
P
ost Collision Safety Brake (PCSB).
-
A
anhangerstabiliteitscontrole (TSM)
5
Veiligheid
Page 100 of 312

98
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en de motor. De ASR
zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het
accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
Aanhangerstabiliteitscontrole
(TSM)
Dit systeem helpt de auto onder controle te
houden bij het trekken van een aanhanger, om
de kans op slingeren te verkleinen.
Het antiblokkeersysteem
(ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBFD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS.
De normale remwerking blijft behouden. Rijd Als dit lampje en de lampjes
STOP
en ABS gaan branden in
combinatie met een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar (EBD).
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
wel voorzichtig en matig uw snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 126 of 312

124
Bij een auto met een automatische
transmissie wordt de stand P automatisch
ingeschakeld als het contact wordt
afgezet. De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie, in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.
Wanneer bij uitvoeringen met een
automatische transmissie stand N is
ingeschakeld, klinkt er een geluidssignaal
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend. Het geluidssignaal stopt zodra u het
bestuurdersportier weer sluit.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen. F
H
oud de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
F Laat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los. Wanneer het rempedaal niet werkt of bij
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt), kan de auto worden afgeremd door aan de hendel te trekken en
deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de hendel wordt getrokken en het
remmen stopt als de hendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen er voor
dat de auto stabiel blijft wanneer de
noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt de
melding "Parkeerrem defect" op het
instrumentenpaneel.
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een of
beide lampjes op het instrumentenpaneel, kan
de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2
seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
Rijden
Page 164 of 312

162
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact. Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer
een aanhanger of fietsdrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak, die
overeenkomstig de voorschriften van de
fabrikant is gemonteerd.
In dat geval wordt de omtrek van een
aanhanger weergeven aan de achterzijde
van het beeld van de auto.
De parkeerhulp is uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Park Assist .
Werkingslimieten
Onderhoudsadviezen
Zorg er voor dat de sensoren bij slecht
of winters weer niet bedekt zijn met
modder, ijs of sneeuw. Bij het inschakelen
van de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat de
sensoren vuil kunnen zijn.
-
B
epaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk
niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de
sensoren bevinden.
-
B
epaalde omgevingsgeluiden, zoals lawaai
afkomstig van voertuigen en machines (bijv.
vrachtwagens, pneumatische boren enz.),
kunnen de sensoren van de auto verstoren. Wassen met een hogedrukreiniger
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30
cm van de sensoren.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
F U kunt het systeem in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.
Het lampje brandt als het systeem is
uitgeschakeld .
De objecten die tijdens de manoeuvre worden
geregistreerd, worden uit het geheugen
gewist als het contact wordt afgezet.- Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
-
O
phopingen van sneeuw of dode bladeren
op de weg kunnen de sensoren van de auto
verstoren.
-
E
en aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld:
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
-
B
ij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
-
D
e sensoren kunnen worden beïnvloed
door slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval, enz.).
Rijden
Page 301 of 312

219
AAanhangergewichten ............................................ 210
Aanhanger ....................................... 10 0, 115 -11 6 , 173
Aansluiten MirrorLink
.................................... 11 -12, 19
Aansluiting 220 V
.................................................... 66
Aansluiting 12 V
..................................
...............64-65
ABS
..................................
.......................................98
Accessoires ..................................................... 95, 120
Accu laden
............................................................ 205
Accu
............................................... 176, 181 , 203-206
Achterbank
..................................
............................63
Achterdeuren
..................................................... 42
- 43
Achterklep
......................................................... 42, 45
Achterlichten
..................................
.......................19 9
Achterportierruiten
.................................................. 5
6
Achterruitverwarming
........................................ 57, 79
Achteruitrijcamera
................................................. 163
Achteruitrijlicht
...................................................... 19 9
Actieradius AdBlue
® ................................................ 31
Ac
tieradius AdBlue
............................................ 31- 32
Active Safety Brake............................. 18 -19, 15 0 -152
Adaptieve cruise control met Stop- functie
.......................................... 13 6, 142-145 , 148
Adaptieve snelheidsregelaar
................................ 14
4
AdBlue
® bijvullen ................................... ................185
AdBlue®-reservoir ................................................. 185
AdBlue® .............................................. 23, 31, 183 -18 4
Advanced Grip Control .................................. 101-102
Afmetingen
............................................................ 208
Afstandsbediening
.............. 3
7- 3 9, 42, 44 , 47- 4 8 , 120
Afstellen van de koplamphoogte
............................91
Afzetten van de motor
.................................... 11 6, 11 9
Afzonderlijk massapunt
......................................... 178
Airbags vóór
.......................................... 10 6, 108 , 11 0
Airbags
.................
........................... 19, 10 6 , 108, 11 0
Airconditioning met gescheiden regeling
...............78
Airconditioning (handbediend)
...................75, 78 , 83
Airconditioning
........................................................ 75
Alarmknipperlichten
................................................ 97
A
larmsysteem
................................................... 53,
55
Algemeen menu
........................................................ 4
Allesdragers .......................................................... 17 7
Antiblokkeersysteem (ABS) ...............................97- 9 8
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
..................... 12
0
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
...........................20, 97- 9 9 , 101-102
Apple CarPlay verbinding
..................................12, 18
Apple
®-speler ................................................ 10, 9 , 26
Armsteun vóór ......................................................... 64
A
rmsteun
................................................................. 60
Audiokabel
.............................................................. 25
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
........................................ 75 -76
Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische ..............................83
Automatische ruitenwissers
........................26, 92 , 94
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische
...11 6 , 125-132 , 182
Automatisch inschakelen alarmknipperlichten
....... 97
A
utomatisch inschakelen verlichting
.................86-88
Automatisch noodremsysteem
...........18 -19, 15 0 -152
AUX-aansluiting
.............................................. 8, 9 , 25
BBanden oppompen ............................................... 183
Bandenspanningscontrole (met set) ............. 18
9, 191
Bandenspanning te laag (detectie)
.......................167
Bandenspanning
............................ 183, 191 , 195 , 217
Banden
.................
................................................. 183
Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen
................45
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij
....................... 4
5 - 47, 82
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
..... 2-
3, 3 , 3
Bekerhouder
........................................................... 64
B
eladen
........................................................... 68, 17 7
Benzinemotor
.................................. 170, 178 , 211-212
Benzine .................................. .........................211-212
Bijvullen AdBlue® .................................................. 18 5
Binnenspiegel
......................................................... 58
BlueHDi
............................................................ 31, 187
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
.............14
Bluetooth-verbinding
.............. 11, 13 -15 , 21-22 , 27-2 8
Bluetooth (handsfree set)
............1 0 -11, 13 -14 , 27-2 8
Bluetooth (telefoon)
................................. 13 -15, 27-2 8
Bochtverlichting, statisch
................................... 90 -91
Bochtverlichting
...................................................... 90
Boordcomputer
.................................................. 33-35
Boordgereedschap
......................................... 187-188
Brandstofadditief
..................................
............21, 182
Brandstofniveaumeter
..................................... 171-172
Brandstof tanken
............................................ 170 -172
Brandstoftank leeg (diesel)
................................... 187
Brandstoftank
.......................................... 171, 171-172
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
............. 17
1-172
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
...........171-172
Brandstof
................................................................ 170
Buitenlandse reizen
................................................ 86
Buitenspiegels ............................... 57- 5 8, 79, 157-15 8
CCD-/MP3 speler .................................................. 9, 25
CD MP3 ........................................................... 9, 9 , 25
CD
................................................................... 9, 9 , 25
Centrale vergrendeling
.....................................38, 42
Claxon
..................................................................... 97
Configuratie van de auto
........................................ 29
C
ontact aangezet
.................................................. 120
Contact
..................................................... 11 9 -12 0, 29
Controlelampjes
...................................................... 14
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle
.....................................30
Controles
.................
................................178, 181-183
.
Trefwoordenregister