lampjes Peugeot Partner 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2020Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 150 of 260
148
Praktische informatie
Overbelastingsindicator
De overbelastingsindicator is een rijhulpmiddel.
Het systeem informeert u wanneer het
maximaal toegestane gewicht is overschreden;
het kan gaan om het maximaal toelaatbaar
voertuiggewicht of het maximaal toelaatbaar
asgewicht (voor en achter).
De bestuurder blijft onder alle
omstandigheden verantwoordelijk voor
de auto.
Zelfs wanneer u het gewicht van de
lading van de auto juist berekent, kan
elke factor waardoor dit gewicht na de meting
verandert (bestuurder/extra passagiers gaan
zitten of extra brandstof tanken) ervoor
zorgen dat de auto overbelast is.
De belading omvat het gewicht van de
voorwerpen in de laadruimte (inclusief in
de laadruimte bevestigde voorwerpen zoals
planken), maar ook het gewicht van alle
personen in de auto, van de hoeveelheid
brandstof en van de verschillende
uitrustingselementen van de auto.
Voor optimale prestaties moet de auto
worden geparkeerd en geladen op een
vlakke ondergrond (vermijd de volgende
omstandigheden: parkeren op een helling of
gedeeltelijk op een stoeprand).
Het aankoppelen van een aanhanger
aan uw auto kan de werking van het
systeem beïnvloeden.
Werking
Het gewicht in de auto wordt in de volgende
gevallen gemeten:
►
Automatisch wanneer de auto wordt gestart;
ON► Als de auto stilstaat en deze toets in
de laadruimte wordt ingedrukt. Het
systeem is dan 5 minuten actief.
Weergave van de meting in de laadruimte
ON
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht nadert, gaan de
controlelampjes in deze toetsen branden.
ON
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht overschrijdt, gaan de
controlelampjes in deze toetsen branden.
Weergave van de meting op het
instrumentenpaneel
Als de massa in de auto het maximaal
toegestane gewicht overschrijdt, gaat
dit controlelampje branden.
Storing
Weergave van een storing van het
systeem in de laadruimte
Wanneer de lading is berekend, gaan de
lampjes van de 3 toetsen ongeveer 3 seconden
tegelijkertijd knipperen en gaan daarna uit.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in
combinatie met een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht
Page 151 of 260
149
Praktische informatie
7Storing
Weergave van een storing van het
systeem in de laadruimte
Wanneer de lading is berekend, gaan de
lampjes van de 3 toetsen ongeveer 3 seconden
tegelijkertijd knipperen en gaan daarna uit.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in
combinatie met een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht
en de plafonniers nog in totaal maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van deze
modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet via
het Bluetooth-systeem van het audiosysteem
in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
–
minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken,
–
meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Allesdragers / Imperiaal
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid en de stabiliteit
van de auto kan door de belading worden
beïnvloed.
Page 158 of 260
156
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 17 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer
6.000
km rijden ( hierbij spelen uw rijstijl en het
model van uw auto ook een grote rol). Wanneer
u met de resterende hoeveelheid nog maximaal
ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is, wordt er automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400
km worden er nog
diverse waarschuwingen gegeven voordat
het reservoir leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-
systeem correct werkt:
–
Gebruik
uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als
de AdBlue
® niet in de originele jerrycan
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue® is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue®-pompen beschikt die
speciaal ontworpen zijn voor bepaalde auto's.
Vul nooit AdBlue® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Page 167 of 260
165
In geval van pech
8Het reservewiel terug in de houder
plaatsen
► Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
► Beweeg het reservewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door het heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen totdat het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
►
Haak de houder aan de haak en draai de
bout daarna met de hendel van de wielsleutel
vast totdat de bout goed is vastgedraaid.
Een wiel verwijderen
Stilzetten van de auto
Parkeer de auto op een plaats waar u
het verkeer niet hindert en zorg ervoor dat
deze op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel de eerste
versnelling in om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Auto met een automatische transmissie:
selecteer stand P om de wielen te blokkeren,
trek de parkeerrem aan, tenzij deze in de
automatische stand staat, en zet het contact
af.
Controleer of de lampjes van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel blijven branden.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Plaats indien nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Monteren: breng de wieldop aan; plaats
daartoe de opening in lijn met het ventiel en
druk de wieldop vervolgens rondom vast met
de palm van uw hand.
► Als uw auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijder dan de wieldop met gereedschap 7
.
►
Als uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, verwijder dan de sierdop van de
wielbouten met gereedschap 7
.
►
Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet
dan dop 8
op wielsleutel 5 om de slotbout los te
draaien.
►
Draai
de andere bouten iets los (zonder ze te
verwijderen) met uitsluitend wielsleutel 5.
Wiel met wieldop
Demonteren: verwijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
vervolgens los te trekken.
Page 172 of 260
170
In geval van pech
Grootlicht
Type C, H1
► Trek aan het lipje om de beschermkap te
verwijderen.
►
Haal de eenheid los van de steun.
►
T
rek de lamphouder los.
►
V
ervang de lamp.
Plaats de beschermkap terug terwijl het
lipje toegankelijk blijft.
Richtingaanwijzers
Type B, PY21W
Als een van de controlelampjes voor een richtingaanwijzer (links of rechts) sneller
gaat knipperen, is één van de lampen aan die
zijde defect.
► Draai de stekker een kwartslag linksom.
► T rek aan de eenheid ten opzichte van de
steun.
►
V
ervang de lamp.
Mistlampen vóór
Type D, H11
► Steek een platte schroevendraaier tussen de
lampeenheid en de behuizing.
►
Wip de behuizing voorzichtig los.
► Verwijder de twee bevestigingsbouten van de
module.
►
Neem de module uit de behuizing.
► Druk op de borgklem en maak de stekker los.
► Draai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
►
V
erwijder de lamphouder.
►
V
ervang de defecte lamp.
U kunt voor het vervangen van deze
lampen contact opnemen met een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats.
Achterlichten
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van lampen en
in het bijzonder de typen lampen.
Met achterdeuren / achterklep
1. Remlicht/parkeerlicht.
Type B, P21/5W
2. Richtingaanwijzers.
Type B, PY21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlichten.
Type B, P21W
4. Mistlampen.
Type B, P21W
Page 246 of 260
244
Trefwoordenregister
Brandstoftank 143–144, 143–145
Brandstof tanken
143–144
Brandstoftank leeg (diesel)
160
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~
Brandstoftankdop
143–144
Brandstofvulklep ~
Brandstoftankklep
143–144
Buitenlandse reizen
68
Buitenspiegels
45–46, 63, 132
C
Carrosserie 159
Carrosserie-onderhoud
159
CD
194, 207
CD MP3
194–195, 207
CD-/MP3 -speler
194–195
Centrale vergrendeling
25, 29–30
Claxon
79
Connectiviteit
228
Contact
99, 236
Contact aangezet
99
Controlelampjes
11
Controles
151, 154–155
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
192–193, 206, 232
Dagrijverlichting 170
Dakklep
37
Dashboardkastje
49
Datum (instellen)
213, 238
Datum instellen
213, 238
Detectie obstakels
135
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
110–111, 163
Dieselmotor
143, 151, 160, 186–187
Digitale radio - DAB
(Digital Audio Broadcasting)
192, 206, 232
Dimlicht
67, 168–169
Dodehoekbewaking
132, 133, 134
Draadloze lader
51
Dynamische noodrem
101–103
E
Eco-mode ~ Eco-modus 149
Eco-rijden (adviezen)
7
Electronic Stability Program (ESC)
80, 82
Elektrisch bedienbare schuifdeur
29–30, 36
Elektrisch bediende handrem ~
Handrem, elektrisch bediend
100–103, 155
Elektrische ruitbediening
40
Elektronische remdrukregelaar (REF)
79
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
79–80
Elektronische sleutel
24–25, 100
Elektronische startblokkering ~
Startblokkering, elektronische
96
Elektronisch Stabiliteits
Programma (ESP)
79–82
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
79
Etiketten
4
Extra verwarming
38, 63–65
F
Flacon AdBlue® 156
Flessenhouder
49
Follow me home-verlichting
25
Follow me home verlichting ~
Follow-me-home-verlichting
69
Frequentie (radio)
232
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
68
G
Gekoppeld navigatiesysteem 225–228
Gereedschap
161
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
219–222
Gewichten
185–187
GPS
225
Grootlicht
67, 168, 170
Grootlichtassistent
70, 133
Page 250 of 260
248
Trefwoordenregister
Supervergrendeling 30–31
Surround Rear Vision
138
Synchroniseren afstandsbediening
33
Synchroniseren van de afstandsbediening ~
Afstandsbediening synchroniseren
33
T
Tankbeveiliging 144–145
Technische gegevens
185–187
Te laag brandstofniveau ~
Brandstofniveau
143–144
Telefoon
51, 196–198, 210–212, 234–237
Teller
11 3
Temperatuurregeling
60
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~
Banden, noodreparatie
161, 163
Tijd instellen
213, 239
TMC (verkeersinformatie)
225
Toegang tot het reservewiel
164–165
Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer
(bediening)
60
Trailer Stability Management (TSM)
81
Trekhaak
81, 146
Tweepersoons voorbank
46–48, 84
Tweezitsbank vóór
46–48
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 11 7
Uitneembaar luik
54
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
87, 91
Uitschakelen ASR/CDS (ESC)
80
USB
193, 207, 228, 233
USB-aansluiting
50, 193, 207, 228, 233
USB-poort
193, 207, 233
V
Veiligheidsgordels 84–85, 92
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
87, 89–92
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen)
87, 89–92
Ventilatie
58–59, 63–65
Ventilatieroosters
58
Verbonden apps
229–230
Vergrendelen
24–25, 29–30
Vergrendeling van binnenuit
33–35
Verkeersinformatie (TA)
191
Verkeersinformatie (TMC)
225
Verklikkerlampjes
67
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
11
Verklikkerlampjes ~
Waarschuwingslampjes
11
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
niet vastgemaakt ~ Gordellampje
85
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~
Gordel (lampje)
85
Verlichting
67
Verlichting overdag ~
Dagrijverlichting
69, 168–169
Verversen
152
Vervuiling van het roetfilter (diesel)
154
Verwarming
58–59, 62–65
Video
233
Volledig ontgrendeld
26, 28
Voorruitverwarming
62–63
Voorstoelen
42–44, 46–48
W
Waarschuwing kans op aanrijding 126–127
Waarschuwing oplettendheid
bestuurder
134–135
Waarschuwingssignaal sleutel in contact
99
Waarschuwing vergeten verlichting
68
Wassen
11 3
Wassen (adviezen)
158–159
Webbrowser
225, 230
Wiel demonteren
165–167
Wiel monteren
165–167
Wiel verwisselen
161, 164
WiFi-netwerkverbinding
230–231
Window-airbags
88–89
Z
Zekeringen 172–174
Zekeringen vervangen
172–174
Zekeringkast dashboard
172