ESP Peugeot Partner 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2020Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 4 of 260

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
Stickers 4
■
Eco-rijden
Eco-coaching 8
1Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 17
Boordcomputer 22
Datum en tijd instellen 23
2Toegang tot de auto
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel, 24
Noodprocedures 31
Centrale vergrendeling/ontgrendeling 33
Portieren 35
Algemene aanbevelingen voor
de schuifdeuren
36
Dakklep 37
Alarm 38
Elektrische ruitbediening 40
Kantelbare achterportierruiten 41
3Ergonomie en comfort
Algemene aanbevelingen voor de stoelen 42
Voorstoelen 42
PEUGEOT
i-Cockpit 42
Stuurwielverstelling 45
Spiegels 45
Tweezitsbank vóór 46
Achterbank 48
Interieurvoorzieningen 49
Multi-flexbank 54
Dubbele cabine 55
Verwarming en ventilatie 58
Verwarming 59
Handbediende airconditioning 59
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
60
Ontwasemen - ontdooien voorruit 62
Ontwaseming - Ontdooiing achterruit
en/of buitenspiegels
63
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 63
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 67
Richtingaanwijzers 68
Automatisch inschakelen koplampen 68
Dagrijverlichting / Parkeerlichten 69
Parkeerlichten 69
Grootlichtassistent 70
Hoogteverstelling van de koplampen 71
Ruitenwisserschakelaar 71
Ruitenwisserbladen vervangen 73
Automatische ruitenwissers 74
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met
betrekking tot de veiligheid 75
Noodoproep of pechhulpoproep 75
Alarmknipperlichten 79
Claxon 79
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 79
Advanced Grip Control 81
Hill Assist Descent Control 82
Veiligheidsgordels 84
Airbags 86
Kinderzitjes 89
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
91
Mechanische kinderbeveiliging 94
Elektrische kinderbeveiliging 94
6Rijden
Rijadviezen 95
Starten/afzetten van de motor 97
Handbediende parkeerrem 100
Elektrische parkeerrem 100
Hill Start Assist 103
Handgeschakelde 5-versnellingsbak 104
Handgeschakelde 6-versnellingsbak 104
Automatische transmissie 105
Schakelindicator 108
Stop & Start 109
Bandenspanningscontrolesysteem 11 0
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
11 2
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
11 4
Snelheidsbegrenzer 11 7
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen 11 9
Programmeerbare snelheidsregelaar 120
adaptieve cruise control 122
Snelheden opslaan 126
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
126
Lane Keeping Assist 129
dodehoekbewaking 132
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
bit.ly/helpPSA
actieve dodehoekbewaking 134
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
134
Parkeerhulp 135
Achteruitrijcamera 137
Surround Rear Vision 138
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 143
Tanken 143
Tankbeveiliging (diesel) 144
Sneeuwkettingen 145
Trekhaak 146
Overbelastingsindicator 148
Eco-mode 149
Allesdragers / Imperiaal 149
Onder de motorkap 150
Onder de motorkap 151
Niveaus controleren 151
Controles 154
AdBlue® (BlueHDi) 155
Overgaan op vrijloop 158
Onderhoudstips 158
8In geval van pech
Brandstoftank leeg (diesel) 160
Boordgereedschap 160
Bandenreparatieset 161
Reservewiel 164
Een lamp vervangen 167
Een zekering vervangen 172
12V-accu 175
Slepen 178
9Technische gegevens
Afmetingen 181
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
185
Identificatie 188
10Bluetooth®-audiosysteem
De eerste stappen 189
Stuurkolomschakelaars 190
Menu's 190
Radio 191
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
192
Media 193
Telefoon 196
Veelgestelde vragen 199
11PEUGEOT Connect Radio
De eerste stappen 201
Stuurkolomschakelaars 202
Menu's 203
Applicaties 204
Radio 205
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
206
Media 207
Telefoon 208
Configuratie 212
Veelgestelde vragen 213
12PEUGEOT Connect Nav
De eerste stappen 216
Stuurkolomschakelaars 217
Menu's 218
Gesproken commando's 219
Navigatie 223
Online navigatie 225
Applicaties 228
Radio 231
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
232
Media 233
Telefoon 234
Configuratie 237
Veelgestelde vragen 239
■
Trefwoordenregister
Toegang tot aanvullende video's
Page 7 of 260

5
Overzicht
Cockpit
1.Openen motorkap
2. Zekeringen dashboard
3. Claxon
4. Instrumentenpaneel 5.
Alarm
Plafonnière
Binnenspiegel of Surround Rear
Vision-display
Toetsen voor noodoproep en pechhulpoproep
6. Monochroom display in combinatie met
audiosysteem
Touchscreen met PEUGEOT Connect Radio
of PEUGEOT Connect Nav
7. USB-aansluiting
8. Verwarming
Handbediende airconditioning
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
Ontwasemen - ontdooien achterruit
9. Elektrische parkeerrem
Toets "START/STOP"
10. Versnellingsbak
11 . 12 V-aansluiting
12. 230 V-aansluiting
13. Dashboardkastje
USB-aansluiting (in het dashboardkastje)
14. Opbergruimte
15. Uitschakeling airbag vóór aan
passagierszijde (aan de zijkant van het
dashboardkastje, bij geopend portier)
Stuurkolomschakelaars
1.Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
Toets voor wijziging van weergave Surround
Rear Vision/activering spraakherkenning
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Toetsen voor het selecteren van de
multimediabron ( SRC), het beheren
van muziek (LIST) en het beheren van
telefoongesprekken ( telefoontje)
4. Bediening snelheidsbegrenzer/
programmeerbare snelheidsregelaar/
Adaptieve snelheidsregelaar
5. Draaiknop voor het selecteren van de
weergavemodus van het instrumentenpaneel
6. Spraakbediening
Volume
7. Bediening audiosysteem
Page 9 of 260

7
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet
bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Bij een auto met een automatische transmissie
wordt de schakelindicator alleen in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid. Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 40 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50
km/u,
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die
de temperatuur in de auto kunnen verlagen
(zonnescherm van het schuif-/kanteldak,
zonneschermen voor de zijruiten enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–
voorafgaand aan een lange rit;
–
bij de wisseling van de seizoenen;
–
als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
V
ergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Page 14 of 260

12
Instrumentenpaneel
ParkeerremPermanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet.
Te hoge koelvloeistoftemperatuur
90° CPermanent (waarschuwingslampje
of LED), met de naald in het rode
gebied (afhankelijk van de uitvoering).
De temperatuur van het koelsysteem is te hoog.
Zie (1), laat de motor afkoelen en vul dan waar
nodig bij. Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Laadtoestand accuPermanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct
gespannen of gebroken enz.).
Reinig de nokjes en bevestig deze weer als het
waarschuwingslampje niet uitgaat wanneer de
motor is gestart, (2) uitvoeren.
StuurbekrachtigingPermanent.
Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer
dan (3) uit.
Veiligheidsgordels losgemaakt of niet
vastgemaakt
Permanent of knipperend, samen
van een toenemend geluidssignaal.
Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt (afhankelijk
van de uitvoering).
Portier geopendPermanent, in combinatie met een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.
Een geluidssignaal is hoorbaar bij het alarm als
de snelheid hoger is dan 10 km/h.
Een portier, de kofferbak, de achterklep of de
achterklepruit staat nog open (afhankelijk van de
uitvoering).
Sluit de toegangsopening.
Dit lampje gaat niet branden als de rechter
achterdeur (indien aanwezig) niet goed is
gesloten.
Elektrische parkeerremPermanent.
De elektrisch bediende parkeerrem is
aangetrokken.
Oranje waarschuwingslampjes
Automatische functies (met elektrische
parkeerrem)
Permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor) en "automatisch
vrijzetten" zijn uitgeschakeld.
Schakel de functies weer in.
Storing (met elektrische parkeerrem)Brandt permanent, in
combinatie met de
melding "Storing parkeerrem".
De parkeerrem werkt niet meer optimaal om de
auto onder alle omstandigheden veilig te kunnen
parkeren.
Zorg dat de auto veilig is:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie:
selecteer
P en plaats de meegeleverde
wielblokken voor en achter een van de wielen.
Zie (2).
Knippert als de auto
wegrijdt.
De parkeerrem is niet goed vrijgezet.
Zie (1) en probeer de parkeerrem met de hendel
volledig uit te schakelen. Druk daarbij het
rempedaal in.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Brandt permanent, in
combinatie met de melding
"Storing parkeerrem".
De parkeerrem is defect; de handmatige en
elektrische bediening werken mogelijk niet meer.
De auto bij stilstand de auto op zijn plaats
houden:
►
T
rek aan de hendel en houd deze ongeveer
7 tot 15 seconden aangetrokken totdat het
controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Page 18 of 260

16
Instrumentenpaneel
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in
combinatie met het branden van het lampje
Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat
de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker van de motor voorkomt dat
de motor weer kan worden gestart (toegestane
rijlimiet overschreden na bevestiging van een
storing in het emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals
een geopend portier of het begin van verzadiging
van het roetfilter.
Voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat
branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer dan (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de
melding "Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Voer (2) uit.
Waarschuwingslampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert en brandt vervolgens
permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
MistachterlichtPermanent.
Het lampje brandt.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk.
De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus wordt
automatisch geactiveerd.
Hill Assist Descent ControlPermanent.
De functie is geactiveerd, maar er wordt
niet voldaan aan alle voorwaarden voor de
regeling (hellingspercentage, te hoge snelheid,
ingeschakelde versnelling).
Knipperlicht.
De functie begint met regelen.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan
branden tijdens de afdaling.
Eco-modePermanent.
De eco-mode is actief.
Bepaalde parameters worden afgesteld om
brandstof te besparen.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Mistlampen vóórPermanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenPermanent.
De lampen branden.
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen branden.
Page 21 of 260

19
Instrumentenpaneel
1– in zone A, is de koelvloeistoftemperatuur in
orde,
–
in zone
B, is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog. Het waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP gaan branden,
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
STOP zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
►
laat de motor ten minste één uur afkoelen,
►
draai de dop twee omwentelingen los om de
druk te laten dalen,
►
verwijder vervolgens de dop,
►
vul bij tot aan het merkteken "MAX".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus
.
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de
koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul
niet bij tot boven het maximumniveau
(aangegeven op het reservoir).
Motorolieniveaumeter
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
worden bij het aanzetten van het contact zowel
het motorolieniveau als de onderhoudsindicator
enkele seconden weergegeven.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Te laag olieniveau
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing in motorolieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De Diesel BlueHDi motoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter wordt
gecombineerd met het SCR-systeem (Selective
Catalytic Reduction) voor de nabehandeling van
de uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder de vloeistof AdBlue
®.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2.400 en 0
km), gaat bij het aanzetten van het contact een
verklikkerlampje branden dat aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan pas weer
worden gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot
het minimale peil.
Page 22 of 260

20
Instrumentenpaneel
Handmatige weergave van de actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende verklikkerlampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® lager is
dan het reservepeil dat overeenkomt met een
actieradius van 2.400
km.
Samen met de verklikkerlampjes herinneren
meldingen regelmatig aan het bijvullen om
te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart. Raadpleeg het hoofdstuk
Verklikkerlampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over AdBlue®
(BlueHDi-motoren), in het bijzonder met
betrekking tot het bijvullen.
Met 1.6 BlueHDi (Euro 6.1) motoren
Waarschuwings-
resp.
verklikkerlampjeActie Actieradius
Vul zo snel
mogelijk bij. Tussen
2.400
km en
600
km
Bijvullen is
noodzakelijk,
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 600
km en 0
km
Om de
motor weer
te kunnen
starten
moet het
reservoir met
minimaal 5
liter AdBlue
®
worden
gevuld. 0
km
Bij 1.5 BlueHDi Euro 6.2/6.3-motoren
Waarschuwings-
lampjes brandenActie Actieradius
Vul bij. Tussen
2.400 km en
800
km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 100
en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als
er minimaal
5 liter
AdBlue
® aan
de tank is
toegevoegd. 0 mijl (km)
Page 74 of 260

72
Verlichting en zicht
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij
u:
– er voorzichtig mee om te gaan,
– ze regelmatig te reinigen met zeepsop,
– ze niet te gebruiken om een stuk karton
tegen de voorruit te houden,
– ze te vervangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk
van de rijsnelheid)
Uit
of
Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even naar u toe
trekken).
Ruitensproeiers voorruit
► Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen de
ruitenwissers nog één keer.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten om
een onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden
van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad
op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor
beter zicht en een lager verbruik van
ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en
het omgevingslicht is het sproeien van de
vloeistof nauwelijks merkbaar.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik 's winters altijd
producten die voldoende tegen vorst
beschermd zijn.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:Uit.
Intervalstand (wissnelheid afhankelijk van
de rijsnelheid).
Wissen en sproeien (gedurende enige
tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Page 81 of 260

79
Veiligheid
5Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden afhankelijk van de
mate van remvertraging de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld. Zodra u weer gas
geeft, gaan de alarmknipperlichten uit.
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de toets in te drukken.
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
–
het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Antispinregeling (ASR).
–
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De EBD regelt de remdruk per wiel.
Dit waarschuwingslampje gaat branden
bij een storing in het ABS-systeem.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Het ABS kan lichte trillingen in het
rempedaal geven.