rem PEUGEOT PARTNER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2021Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 18 of 260

16
Instrumentenpaneel
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in
combinatie met het branden van het lampje
Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat
de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker van de motor voorkomt dat
de motor weer kan worden gestart (toegestane
rijlimiet overschreden na bevestiging van een
storing in het emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals
een geopend portier of het begin van verzadiging
van het roetfilter.
Voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat
branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer dan (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de
melding "Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Voer (2) uit.
Waarschuwingslampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert en brandt vervolgens
permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
MistachterlichtPermanent.
Het lampje brandt.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk.
De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus wordt
automatisch geactiveerd.
Hill Assist Descent ControlPermanent.
De functie is geactiveerd, maar er wordt
niet voldaan aan alle voorwaarden voor de
regeling (hellingspercentage, te hoge snelheid,
ingeschakelde versnelling).
Knipperlicht.
De functie begint met regelen.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan
branden tijdens de afdaling.
Eco-modePermanent.
De eco-mode is actief.
Bepaalde parameters worden afgesteld om
brandstof te besparen.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Mistlampen vóórPermanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenPermanent.
De lampen branden.
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen branden.
Page 19 of 260

17
Instrumentenpaneel
1GrootlichtassistentPermanent.
De functie is via het touchscreen
ingeschakeld (menu Rijverlichting
/ Auto).
De lichtschakelaar staat in de stand "AUTO".
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht
Permanent.
De lampen branden.
Zwarte/witte waarschuwingslampjes
Voet op rempedaal
Permanent.
Geen of onvoldoende druk op het
rempedaal.
Bij een automatische transmissie, draaiende
motor en vóór het vrijzetten van de parkeerrem
de selectiehendel uit stand P halen.
Voet op de koppelingPermanent.
Stop & Start: de overschakeling naar
de START-stand wordt afgewezen, omdat het
koppelingspedaal niet volledig wordt ingetrapt.
Trap het koppelingspedaal volledig in.
Automatische ruitenwissersPermanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Meters
Onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel. Afhankelijk van de
uitvoering van de auto:
–
de kilometerteller geeft de resterende
kilometers
tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de vorige
verstreken onderhoudsdatum, voorafgegaan
door het teken “-”.
–
een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of
verstreken is.
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden bij het aanzetten
van het contact.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is tussen
de 3.000 en 1.000 km.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De onderhoudsbeurt moet binnen 1.000 km
worden uitgevoerd.
Laat spoedig een onderhoudsbeurt aan uw auto
uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
De weergegeven afstand (in kilometers
of mijlen) wordt berekend op basis van
het aantal afgelegde kilometers en de
verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
Onderhoudsindicator resetten
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator weer op nul gezet worden.
►
Schakel het contact uit.
► Houd deze toets ingedrukt.
► Zet het contact aan; de kilometerteller begint
terug te tellen.
►
Laat de toets los als het display =0
aangeeft;
de sleutel verdwijnt.
Page 35 of 260

33
Toegang tot de auto
2► Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los en zet de
deksel omhoog.
►
V
erwijder de lege batterij uit de behuizing.
►
Plaats de nieuwe batterij op de juiste manier
(polariteit) en klik het klepje op de behuizing.
►
Synchroniseer de afstandsbediening.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het synchroniseren van de
afstandsbediening .
Gooi de batterijen van de afstandsbediening
niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk
zijn voor het milieu. Lever lege batterijen in bij
een speciaal inzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of bij een
storing in de afstandsbediening moet deze
gesynchroniseerd worden.
Zonder Keyless entry and start
► Schakel het contact uit.
► Zet de sleutel in de stand 2 (contact aan)
.
►
Druk direct gedurende enkele seconden op
de toets met het gesloten hangslot.
►
Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
► Steek de mechanische sleutel (uit de
afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen. ►
Houd de elektronische sleutel tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
►
Zet het contact aan door op de
START/
STOP-toets te drukken.
►
Zet de versnellingshendel bij een auto
met
een handgeschakelde versnellingsbak
in de
neutraalstand en druk het koppelingspedaal
volledig in.
►
Bij een auto met een automatische
transmissie: vanuit stand
P, druk op het
rempedaal.
Als de storing na het resetten niet is verholpen,
neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Centrale vergrendeling/
ontgrendeling
Met deze functie kunnen de deuren tegelijkertijd
van binnenuit worden vergrendeld of
ontgrendeld.
Page 49 of 260

47
Ergonomie en comfort
3kantoor bestaat (alleen gebruiken als de auto
stilstaat).
De auto kan ook zijn uitgerust met een
scharnierend tafeltje.
►
W
anneer u de rugleuning weer in de zitpositie
wilt zetten, berg het tafeltje op en zet het
omhoog totdat het is vergrendeld.
Zorg dat de lus niet onder de zitting komt als u
de rugleuning weer omhoog zet.
Gebruik de tafel nooit tijdens het rijden.
Wanneer de auto plotseling remt of
betrokken is bij een aanrijding, kunnen
voorwerpen op het tafeltje gevaarlijke
projectielen worden die letsel kunnen
veroorzaken.
Opbergvak onder de stoelen
► Til de middelste zitting op voor toegang tot
het bergvak. Dit vak kan beveiligd worden met
een hangslot (niet meegeleverd).
Zorg elke keer wanneer u de zitting in de
zitstand plaatst, dat de passagiers
toegang hebben tot de uiteinden van de
veiligheidsgordels en de bijbehorende riemen.
Buitenste stoel
Inklapbare stand
► Trek aan de lip op de bovenrand van de stoel
bij de hoofdsteun om het geheel te kantelen en
te begeleiden.
Het geheel wordt in de vloer van de voorstoel
geplaatst en vormt daarom een doorlopende
platte vloer met de laadruimte.
In deze stand kan lange lading in de auto
worden vervoerd met gesloten deuren.
Indien ingeklapt is het maximale gewicht op de
rugleuning 50 kg.
Til voor het terugplaatsen van de stoel de
rugleuning op tot de stoel op de vloer wordt
vergrendeld.
Plaats uw hand nooit onder de zitting om
de stoel omlaag of omhoog te klappen,
uw vingers kunnen bekneld raken.
Gebruik alleen de lus.
Controleer voor het uitvoeren van deze
handelingen of de bewegende onderdelen
Page 54 of 260

52
Ergonomie en comfort
Controle van de werking
De status van het controlelampje geeft de
werking van de lader aan.
Status van
controlelampjeBetekenis
Uit Motor afgezet.
Geen geschikt apparaat
gevonden.
Laden voltooid.
Groen,
permanent Geschikt apparaat
gevonden.
Laden bezig.
Knipperend
oranje Detectie van een
vreemd voorwerp in het
oplaadgedeelte.
Apparaat niet goed
gecentreerd in het
oplaadgedeelte.
Permanent
oranje Storing in de laadindicator
van het apparaat.
Temperatuur van batterij
apparaat te hoog.
Storing in de lader.
Als het controlelampje oranje brandt:
–
V erwijder het apparaat en plaats het opnieuw
in het midden van het oplaadgedeelte.
of
– Verwijder het apparaat en probeer het een
kwartier later nog eens.
Als het probleem blijft bestaan, neem dan
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Scheidingswand
Het schot achter de voorstoelen beschermt de
bestuurder en voorpassagiers tegen schuivende
ladingen.
Een stalen scheidingswand met of zonder ruit
scheidt de laadruimte af van de cabine.
Reinig tijdens het wassen van de auto
het interieur nooit met een tuinslang of
een hogedrukspuit.
Sjorogen
Gebruik de sjorogen op de vloer achter in de
auto om uw lading vast te zetten.
Als veiligheidsmaatregel raden wij u aan om
zware voorwerpen zo ver mogelijk naar voren
(naar de cabine) te zetten, voor het geval de
auto hard moet remmen.
We raden u aan om de sjorogen op de vloer
achter in de auto te gebruiken om uw lading
goed vast te zetten.
Reinig tijdens het wassen van de auto
het interieur nooit met een tuinslang of
een hogedrukspuit.
Aanbevelingen voor de lading
Het gewicht van de lading moet voldoen
aan het maximaal toelaatbare
treingewicht.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de motorspecificaties
en aanhangergewichten.
Als u gebruikmaakt van een draagsysteem (allesdragers/imperiaal),
dient u de maximale belasting van het
desbetreffende systeem niet te overschrijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de allesdragers/het
imperiaal.
Zorg ervoor dat het formaat, de vorm en
het volume van de vervoerde lading in de
auto voldoen aan de Wegenverkeerswet en
Page 55 of 260

53
Ergonomie en comfort
3(naar de cabine) te zetten, voor het geval de
auto hard moet remmen.
We raden u aan om de sjorogen op de vloer
achter in de auto te gebruiken om uw lading
goed vast te zetten.
Reinig tijdens het wassen van de auto
het interieur nooit met een tuinslang of
een hogedrukspuit.
Aanbevelingen voor de lading
Het gewicht van de lading moet voldoen
aan het maximaal toelaatbare
treingewicht.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de motorspecificaties
en aanhangergewichten.
Als u gebruikmaakt van een draagsysteem (allesdragers/imperiaal),
dient u de maximale belasting van het
desbetreffende systeem niet te overschrijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de allesdragers/het
imperiaal.
Zorg ervoor dat het formaat, de vorm en
het volume van de vervoerde lading in de
auto voldoen aan de Wegenverkeerswet en
dat de lading het zicht van de bestuurder niet
hindert.
De lading moet gelijkmatig worden
verdeeld over de laadruimte om het
rijgedrag van de auto zo min mogelijk te
beïnvloeden.
Plaats de lading in de buurt van de zijpanelen
of druk de lading indien mogelijk tegen de
zijpanelen tussen de wielkasten.
Plaats zware voorwerpen echter zo dicht
mogelijk bij de cabine, als voorzorg in het
geval van hard remmen.
Zet de lading stevig vast met de sjorogen
op de vloer van de laadruimte.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over voorzieningen in het
interieur en met name over de sjorogen.
Om het risico op letsel of een ongeluk te
beperken moet de lading stabiel worden
geplaatst, zodat deze niet kan verschuiven,
kantelen, vallen of naar voren schieten.
Gebruik hiertoe alleen riemen die voldoen
aan de huidige normen (bijvoorbeeld DIN).
Zie de gebruikershandleiding van de fabrikant
voor meer informatie over het aanbrengen
van riemen.
Er mag geen ruimte zijn tussen de
verschillende voorwerpen in de laadruimte.
Om te voorkomen dat de lading gaat
schuiven, mag er geen ruimte zijn tussen de
lading en de panelen van de auto.
Optimaliseer de riemen en de stabiliteit van
de lading met stabiele hanteringsuitrusting
(wiggen, stevige blokken hout of schuim).
Reinig tijdens het wassen van de auto
het interieur nooit met een tuinslang of
een hogedrukspuit.
Voor de Multi-Flex bank en
de dubbele cabine
Plaats geen scherpe of puntige
voorwerpen in de beschermhoes om
beschadiging te voorkomen.
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard.
Schakel de airbag vóór aan de
passagierszijde uit tijdens het vervoeren van
lange voorwerpen.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het uitschakelen van de
airbag vóór aan de passagierszijde.
Page 81 of 260

79
Veiligheid
5Alarmknipperlichten
► Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden afhankelijk van de
mate van remvertraging de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld. Zodra u weer gas
geeft, gaan de alarmknipperlichten uit.
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de toets in te drukken.
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronische stabiliteitsprogramma omvat
de volgende systemen:
–
het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
–
Noodremassistentie (BAS).
–
Antispinregeling (ASR).
–
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
–
Aanhangerstabiliteitscontrole (TSM).
Antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen verbeteren de stabiliteit en het
weggedrag van de auto tijdens het remmen en
zorgen ervoor dat u de auto beter onder controle
hebt in bochten, vooral op slechte of natte
wegen.
Het ABS voorkomt dat de wielen bij een
noodstop blokkeren.
De EBD regelt de remdruk per wiel.
Dit waarschuwingslampje gaat branden
bij een storing in het ABS-systeem.
De auto kan normaal remmen. Rijd voorzichtig
en met een matige snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit waarschuwingslampje samen met de waarschuwingslampjes STOP en ABS
gaat branden, in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, dan is er een storing in de
EBD.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Het ABS kan lichte trillingen in het
rempedaal geven.
Page 82 of 260

80
Veiligheid
Wanneer er in een noodgeval moet
worden geremd, druk het rempedaal
dan stevig in en houd die druk vast.
Wanneer de wielen (banden en velgen)
moeten worden vervangen, zorg er dan
voor dat er wielen worden gemonteerd die
voor uw auto zijn goedgekeurd.
Laat deze systemen na een aanrijding
door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR) / Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
De antispinregeling (ASR) optimaliseert de
tractie met behulp van de remmen van de
aangedreven wielen en de motor, om te
voorkomen dat de wielen gaan spinnen. Het systeem verbetert ook de koersstabiliteit van de
auto bij het accelereren.
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de vier
wielen in de gaten en als de koers van de auto
afwijkt van de door de bestuurder gewenste
richting, grijpt het systeem automatisch in via
de remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen.
Deze systemen worden automatisch geactiveerd
zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip hebben of de auto de
opgelegde koers niet kan aanhouden.
Dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knippert om aan te
geven dat deze systemen in werking zijn.
Uitschakelen/weer inschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
bijvoorbeeld vastzit in de modder of sneeuw, of
op losse grond rijdt) kan het nuttig zijn om de
DSC/ASR-systemen uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen spinnen en weer grip krijgen.
We raden u echter aan om het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
ingeschakeld of bij een snelheid hoger dan
50
km/h.
Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u de
systemen handmatig opnieuw inschakelen.
Druk op deze toets of zet de draaiknop in
deze stand.
Het controlelampje in de toets of de draaiknop
gaat branden: de DSC/ASR-systemen hebben
geen effect meer op de werking van de motor.
Opnieuw inschakelen van het systeem:
Druk op deze toets.
Of
Draai de knop in deze stand.
Het lampje in de toets of draaiknop gaat uit.
Storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding, om een systeemstoring aan te
geven.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de systemen
te laten controleren.
ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. Dat betekent
echter niet dat de bestuurder meer risico's
mag nemen of hard mag rijden.
Page 83 of 260

81
Veiligheid
5In situaties die tot gladheid kunnen leiden
(regen, sneeuw, ijzel) wordt de kans dat de
wielen hun grip verliezen groter. Het is voor
uw veiligheid dus van het grootste belang dat
de systemen altijd zijn ingeschakeld, zeker
als de omstandigheden gevaarlijker worden.
Deze systemen kunnen alleen goed werken
als de aanbevelingen van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen en van de
montageprocedures die door een PEUGEOT-
dealer worden toegepast worden gevolgd.
We raden aan om in de winter winterbanden
te monteren, zodat deze systemen ook
onder winterse omstandigheden goed blijven
werken. Alle vier de wielen moeten worden
voorzien van banden die zijn goedgekeurd
voor de auto.
Aanhangerstabiliteits-controle (TSA)
Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit
systeem de kans op slingeren van de auto en de
aanhanger.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
het contact wordt aangezet.
Het elektronische stabiliteitssysteem (ESC) moet
storingsvrij zijn.
Als het systeem bij snelheden tussen 60 en
160
km/u merkt dat de aanhanger heen en weer
beweegt, schakelt het de remmen in om de
aanhanger te stabiliseren en wordt, waar nodig,
het motorvermogen verlaagd om de auto af te
remmen.
Dit waarschuwingslampje knippert op het
instrumentenpaneel en de remlichten
gaan branden om ander verkeer te
waarschuwen.
Zie voor meer informatie over gewichten en
gesleepte massa's het hoofdstuk Technische
gegevens en gesleepte massa's of het
kentekenbewijs van uw auto
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over veilig rijden met een trekhaak.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Wanneer u in dat geval verder rijdt met de
aanhanger, verminder dan uw snelheid en rijd
voorzichtig!
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
De aanhangerstabiliteitscontrole vergroot
de veiligheid onder normale
rijomstandigheden en wanneer de adviezen
met betrekking tot het rijden met een
aanhanger in acht worden genomen. Het
systeem mag de bestuurder niet verleiden tot
het nemen van extra risico's bij het trekken
van een aanhanger (overbelading, onjuiste
kogeldruk, versleten banden of een te lage
bandenspanning, versleten remmen enz.) of
het rijden met een te hoge snelheid.
In bepaalde gevallen neemt het systeem niet
waar dat de aanhanger gaat slingeren, vooral
met een lichte aanhanger.
Wanneer u op een glad of slecht wegdek
rijdt, kan het systeem niet voorkomen dat de
aanhanger slingert.
Advanced Grip Control
Een specifieke en gepatenteerde
antispinregeling waarmee de grip op
ondergronden met sneeuw, modder en zand
wordt verbeterd.
Dit systeem is geoptimaliseerd voor gebruik
onder uiteenlopende omstandigheden, zodat
u ook onder gladde omstandigheden kunt
manoeuvreren (bij normaal gebruik van de
personenauto).
In combinatie met vierseizoenenbanden
van het type M+S (Mud and Snow) weet dit
systeem veiligheid, grip en tractie uitstekend te
combineren.
Het motorvermogen kan alleen optimaal worden
gebruikt als het gaspedaal voldoende wordt
ingedrukt. Tijdens de werking van het systeem
Page 84 of 260

82
Veiligheid
draait de motor soms met hoge toerentallen; dit
is normaal.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat er
een lampje branden en wordt er een melding
weergegeven om uw keuze te bevestigen.
Bedieningsstanden
Normaal (DSC)
Dit is de stand voor situaties waarin
weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de
meest voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden op autowegen en snelwegen.
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand
weer aan.
Sneeuw
In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de
hoeveelheid grip die elk voorwiel op dat moment
heeft.
(regeling actief tot 80 km/h)
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de
minste grip, zodat de modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer grip
krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naar het
wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 50 km/h)
Zand
In deze stand kunnen de twee
aangedreven wielen tegelijkertijd iets
spinnen, zodat de auto vooruit kan rijden en niet
vast komt te zitten in het zand.
(regeling actief tot 120
km/h)
Gebruik geen andere standen in zand,
anders bestaat de kans dat de auto vast
komt te zitten.
U kunt de ASR en de DSC uitschakelen
door de draaiknop in de stand " OFF" te
draaien.
De ASR en het DSC grijpen niet meer in
op de werking van de motor en het
remsysteem als de auto uit de koers raakt.
Deze systemen worden automatisch weer
ingeschakeld bij een snelheid van 50
km/h of
als het contact opnieuw wordt ingeschakeld.
Voorschriften
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar u kunt
er ook mee uit de voeten op minder goed
begaanbare wegen.
Uw auto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
–
het rijden in terreinen die de onderzijde
van de auto zouden kunnen beschadigen
of waarin onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler
, ...) geraakt zouden kunnen
worden door stenen of andere objecten,
–
het rijden in terrein met steile hellingen en
weinig grip,
–
het doorwaden van beekjes en stroompjes,
enz.
Hill Assist Descent
Control
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling op
onverhard wegdek (gravel, modder enz.) of bij
het afdalen van een steile helling.