adblue PEUGEOT PARTNER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: PARTNER, Model: PEUGEOT PARTNER 2021Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
bit.ly/helpPSA
actieve dodehoekbewaking 134
Systeem voor detecteren
van onoplettendheid
134
Parkeerhulp 135
Achteruitrijcamera 137
Surround Rear Vision 138
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 143
Tanken 143
Tankbeveiliging (diesel) 144
Sneeuwkettingen 145
Trekhaak 146
Overbelastingsindicator 148
Eco-mode 149
Allesdragers / Imperiaal 149
Onder de motorkap 150
Onder de motorkap 151
Niveaus controleren 151
Controles 154
AdBlue® (BlueHDi) 155
Overgaan op vrijloop 158
Onderhoudstips 158
8In geval van pech
Brandstoftank leeg (diesel) 160
Boordgereedschap 160
Bandenreparatieset 161
Reservewiel 164
Een lamp vervangen 167
Een zekering vervangen 172
12V-accu 175
Slepen 178
9Technische gegevens
Afmetingen 181
Technische gegevens motoren en
aanhangergewichten
185
Identificatie 188
10Bluetooth®-audiosysteem
De eerste stappen 189
Stuurkolomschakelaars 190
Menu's 190
Radio 191
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
192
Media 193
Telefoon 196
Veelgestelde vragen 199
11PEUGEOT Connect Radio
De eerste stappen 201
Stuurkolomschakelaars 202
Menu's 203
Applicaties 204
Radio 205
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
206
Media 207
Telefoon 208
Configuratie 212
Veelgestelde vragen 213
12PEUGEOT Connect Nav
De eerste stappen 216
Stuurkolomschakelaars 217
Menu's 218
Gesproken commando's 219
Navigatie 223
Online navigatie 225
Applicaties 228
Radio 231
Digitale radio
(DAB, Digital Audio Broadcasting)
232
Media 233
Telefoon 234
Configuratie 237
Veelgestelde vragen 239
■
Trefwoordenregister
Toegang tot aanvullende video's
Page 12 of 260

10
Instrumentenpaneel
Toerenteller
Toerenteller (x 1000 t/min).
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
1. Instellingen snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer.
2. Schakelindicator.
Ingeschakelde versnelling automatische
transmissie.
3. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met
lcd-pictogrammen en instrumentenpaneel
met lcd-tekstdisplay.
Display bij instrumentenpaneel met
matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen
of meldingen over de status van functies,
boordcomputer, digitale snelheidsmeter (km/h
of mph) enz. ...
4. Onderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of mijl) en dagteller (km
of mijl).
Display bij instrumentenpaneel met lcd-
tekstdisplay: waarschuwingsmeldingen
of meldingen over de status van functies,
boordcomputer enz. ... 5.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
6. Motorolieniveaumeter.
7. Brandstofniveaumeter.
Toetsen
Met instrumentenpaneel met
lcd-symbolendisplay
A.Dimmer verlichting.
Na SET enige tijd ingedrukt te hebben kunt u
de tijdswaarden en de eenheden instellen.
B. Herinnering onderhoudsinformatie of de
actieradius met het SCR-systeem en de
AdBlue
®.
De geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller) op nul
zetten.
Na enige tijd drukken kunt u de tijdswaarden
en de eenheden instellen.
Met instrumentenpaneel met
lcd-tekstdisplay
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
A. Tijdelijke herinnering onderhoudsinformatie of
herinnering actieradius met het SCR-systeem
en de AdBlue
®.
Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren
naar een bovenliggend niveau of annuleren
van huidige bewerking.
B. Dimmer verlichting.
Afhankelijk van de uitvoering: door een menu
of lijst bladeren, of een waarde wijzigen.
C. Dagteller op nul zetten (lang indrukken).
Onderhoudsindicator op nul zetten.
Afhankelijk van de uitvoering: open het
configuratiemenu en bevestig een keuze (kort
indrukken).
Page 17 of 260

15
Instrumentenpaneel
1Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Permanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
OverbelastingsindicatorPermanent.
De belasting van de auto overschrijdt de
maximaal toegestane belasting.
De belasting van de auto moet worden verlaagd.
+Permanent, in combinatie met
een melding.
Er is een storing in het
overbeladingsindicatorsysteem.
(2) uitvoeren.
AdBlue® (met 1.6 BlueHDi Euro 6.1)Brandt zodra het contact is ingeschakeld,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding van het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 600 km.
Vul meteen AdBlue
® bij of zie (3).Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert en het lampje Service
brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 600
km. U moetAdBlue
® bijvullen
om te voorkomen dat
de motor niet meer gestart kan worden of zie
(3).
Het AdBlue®-waarschuwingslampje
knippert en het lampje Service
brandt permanent, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding dat het starten is
geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor opnieuw
kan worden gestart.
Vul AdBlue
® bij of zie (2) om de motor opnieuw te
kunnen starten.
U moet minimaal 5 liter AdBlue
® aan de tank
toevoegen.
AdBlue® (met 1.5 BlueHDi (Euro 6.2/ 6.3)Brandt ongeveer 30 seconden zodra de
motor is gestart, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt zodra het contact is ingeschakeld,
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding van het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Vul AdBlue
® meteen bij of zie (3).Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.U moetAdBlue
® bijvullen om te
voorkomen dat
het starten wordt geblokkeerd of (3) uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding dat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan
worden gestart.
Vul AdBlue
® bij om de motor opnieuw te kunnen
starten of voer (2) uit.
De tank moet worden bijgevuld met minimaal 5
liter AdBlue
®.
SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi)Brandt permanent wanneer
het contact wordt aangezet,
in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Er is een storing in het
SCR
-emissieregelsysteem gedetecteerd.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot
van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt aangezet, in
combinatie met het permanent branden van het
lampje Service en het lampje Zelfdiagnose
motor, een geluidssignaal en een melding met
betrekking tot de actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding
kan het mogelijk zijn om nog maximaal 1.100
km te rijden voordat de startblokkering wordt
geactiveerd.
Page 18 of 260

16
Instrumentenpaneel
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in
combinatie met het branden van het lampje
Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat
de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker van de motor voorkomt dat
de motor weer kan worden gestart (toegestane
rijlimiet overschreden na bevestiging van een
storing in het emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek lampje gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Bepaalde storingen kunt u zelf verhelpen, zoals
een geopend portier of het begin van verzadiging
van het roetfilter.
Voor andere problemen, zoals een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem, (3) uitvoeren.
Permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer ernstige storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat
branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer dan (3) uit.
Brandt permanent, in combinatie met de
melding "Storing parkeerrem".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Voer (2) uit.
Waarschuwingslampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert en brandt vervolgens
permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
MistachterlichtPermanent.
Het lampje brandt.
Groene verklikkerlampjes
Stop & Start
Permanent.
Wanneer de auto stopt, zet het Stop &
Start-systeem de motor in de STOP-stand.
Knippert tijdelijk.
De STOP-modus is momenteel niet
beschikbaar of de START-modus wordt
automatisch geactiveerd.
Hill Assist Descent ControlPermanent.
De functie is geactiveerd, maar er wordt
niet voldaan aan alle voorwaarden voor de
regeling (hellingspercentage, te hoge snelheid,
ingeschakelde versnelling).
Knipperlicht.
De functie begint met regelen.
De auto wordt afgeremd; de remlichten gaan
branden tijdens de afdaling.
Eco-modePermanent.
De eco-mode is actief.
Bepaalde parameters worden afgesteld om
brandstof te besparen.
Automatische ruitenwissersBrandt permanent.
De automatische stand van de
ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Mistlampen vóórPermanent.
De mistlampen vóór zijn ingeschakeld.
ParkeerlichtenPermanent.
De lampen branden.
RichtingaanwijzersRichtingaanwijzers met geluidssignaal.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
DimlichtPermanent.
De lampen branden.
Page 21 of 260

19
Instrumentenpaneel
1– in zone A, is de koelvloeistoftemperatuur in
orde,
–
in zone
B, is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog. Het waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP gaan branden,
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding.
STOP zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
►
laat de motor ten minste één uur afkoelen,
►
draai de dop twee omwentelingen los om de
druk te laten dalen,
►
verwijder vervolgens de dop,
►
vul bij tot aan het merkteken "MAX".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus
.
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de
koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul
niet bij tot boven het maximumniveau
(aangegeven op het reservoir).
Motorolieniveaumeter
Bij uitvoeringen met een motorolieniveaumeter
worden bij het aanzetten van het contact zowel
het motorolieniveau als de onderhoudsindicator
enkele seconden weergegeven.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Te laag olieniveau
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing in motorolieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met een melding op het
instrumentenpaneel. Neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
AdBlue®-actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De Diesel BlueHDi motoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter wordt
gecombineerd met het SCR-systeem (Selective
Catalytic Reduction) voor de nabehandeling van
de uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder de vloeistof AdBlue
®.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2.400 en 0
km), gaat bij het aanzetten van het contact een
verklikkerlampje branden dat aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan pas weer
worden gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot
het minimale peil.
Page 22 of 260

20
Instrumentenpaneel
Handmatige weergave van de actieradius
Een actieradius van meer dan 2.400 km wordt
niet automatisch weergegeven.
► Druk op deze toets om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Benodigde maatregelen vanwege te weinig
AdBlue®
De volgende verklikkerlampjes gaan branden
wanneer de hoeveelheid AdBlue® lager is
dan het reservepeil dat overeenkomt met een
actieradius van 2.400
km.
Samen met de verklikkerlampjes herinneren
meldingen regelmatig aan het bijvullen om
te voorkomen dat de motor niet meer kan
worden gestart. Raadpleeg het hoofdstuk
Verklikkerlampjes voor informatie over de
weergegeven meldingen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over AdBlue®
(BlueHDi-motoren), in het bijzonder met
betrekking tot het bijvullen.
Met 1.6 BlueHDi (Euro 6.1) motoren
Waarschuwings-
resp.
verklikkerlampjeActie Actieradius
Vul zo snel
mogelijk bij. Tussen
2.400
km en
600
km
Bijvullen is
noodzakelijk,
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 600
km en 0
km
Om de
motor weer
te kunnen
starten
moet het
reservoir met
minimaal 5
liter AdBlue
®
worden
gevuld. 0
km
Bij 1.5 BlueHDi Euro 6.2/6.3-motoren
Waarschuwings-
lampjes brandenActie Actieradius
Vul bij. Tussen
2.400 km en
800
km
Vul zo snel
mogelijk bij.Tussen
800 km en
100
km
Bijvullen is
noodzakelijk;
de kans
bestaat dat
de motor
niet meer
kan worden
gestart. Tussen 100
en 0 km
De motor
kan pas weer
starten als
er minimaal
5 liter
AdBlue
® aan
de tank is
toegevoegd. 0 mijl (km)
Page 23 of 260

21
Instrumentenpaneel
1Storing in het SCR-emissieregelsysteem
Storingsdetectie
Als er een storing wordt
gedetecteerd, gaan deze
waarschuwingslampjes
branden in combinatie met een
geluidssignaal en de melding
"Storing emissieregeling" of
"NO START IN".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven zodra de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij het
inschakelen van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Bij een tijdelijke storing verdwijnt de
waarschuwing tijdens de volgende rit na
de zelfdiagnose van het
SCR-emissieregelsysteem.
Storing bevestigd tijdens de toegestane
rijfase (tussen 1.100 en 0 km)
Als de storingsmelding na 50 km rijden nog
steeds wordt weergegeven, wordt de storing in
het SCR-systeem bevestigd.
Het AdBlue-waarschuwingslampje knippert en
de melding "Storing emissieregeling: Starten
verboden binnen X kilometer” of "NO START
INX kilometer" wordt weergegeven, dus de
actieradius in mijl of kilometer.
Tijdens het rijden wordt de melding elke 30
seconden weergegeven. De waarschuwing
wordt opnieuw weergegeven zodra het contact
wordt aangezet.
U kunt nog 1.100
km rijden voordat het systeem
van de startblokkering wordt geactiveerd.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door een PEUGEOT-dealer
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Starten geblokkeerd
Wanneer het contact is ingeschakeld, wordt
de melding "Storing emissieregeling: Starten
verboden" of "NO START IN" weergegeven.
Wanneer u de motor weer wilt starten,
moet u contact opnemen met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Dimmer
dashboardverlichting
Hiermee kunt u de lichtsterkte van de
verlichting van het instrumentenpaneel en de
bedieningselementen handmatig aanpassen aan
de lichtsterkte van de omgeving.
Druk terwijl de verlichting brandt (niet in de stand
AUTO) op toets A om de verlichting feller te
laten branden of op toets B om de verlichting te
dimmen.
Laat de toets los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt.
Dimmer verlichting
touchscreen
► Selecteer in het menu Instellingen de optie
" Lichtsterkte".
Page 155 of 260

153
Praktische informatie
7Tijdens de 30 minuten na het bijvullen is de controle uitgevoerd met de
olieniveaumeter op het instrumentenpaneel
bij het aanzetten van het contact niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken " MAX"
te bevinden. Controleer indien dit niet het geval
is of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om
vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet
worden ververst.
Reinig de dop voordat deze na het
bijvullen worden teruggeplaatst. Gebruik
uitsluitend DOT4 remvloeistof uit een
afgesloten houder.
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau van de
motor regelmatig.
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet
worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van de auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken " MAX" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn. Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Verwijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Inhoud van de tank:
–
5,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer
lage temperaturen.
–
2,2 liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een
kant-en-klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet een voor de omstandigheden
geschikte vloeistof met antivries worden gebruikt
om de onderdelen van het systeem (pomp,
reservoir, leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater
(kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditief
(dieseluitvoering met
roetfilter)
of Het minimumniveau in het
additiefreservoir van het
roetfilter wordt aangegeven door het permanent
branden van dit lampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding met betrekking tot
een te laag additiefniveau.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
AdBlue-actieradiusindicatoren.
Als er geen AdBlue meer aanwezig is in het
reservoir, kan de motor om wettelijke redenen
niet meer gestart worden. Vul om dit te
voorkomen het reservoir zo snel mogelijk bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het verkrijgen van AdBlue.
Page 157 of 260

155
Praktische informatie
7Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker,
tussen twee onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter
in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval! Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties afnemen of het
brandstofverbruik toeneemt.
Page 158 of 260

156
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 17 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer
6.000
km rijden ( hierbij spelen uw rijstijl en het
model van uw auto ook een grote rol). Wanneer
u met de resterende hoeveelheid nog maximaal
ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is, wordt er automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400
km worden er nog
diverse waarschuwingen gegeven voordat
het reservoir leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-
systeem correct werkt:
–
Gebruik
uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als
de AdBlue
® niet in de originele jerrycan
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue® is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue®-pompen beschikt die
speciaal ontworpen zijn voor bepaalde auto's.
Vul nooit AdBlue® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.