Peugeot Partner Tepee 2009 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2009Pages: 197, PDF Size: 6.68 MB
Page 41 of 197

54
Toevoer van buitenlucht
Luchtrecirculatie in het interieur Airconditioning A/C
Het lampje van de toets is uit.
Gebruik deze stand zo veel
mogelijk. Druk op de toets om de
airconditioning in te schakelen;
het lampje gaat branden. Druk
nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen;
het lampje gaat uit.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de aanjager in de stand 0
staat.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor.
Het lampje van de toets
brandt. Deze stand dient om
de toevoer van buitenlucht
bij stank en rookoverlast af te
sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt
en de aanjager (stand 1 t/m
4) is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de verwarming
(knop temperatuurregeling naar
rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw)
sneller vergroot.
Gebruik de luchtrecirculatie niet
langer dan nodig is. Schakel zodra
de omstandigheden dit toelaten de
toevoer van buitenlucht weer in om
de lucht in het interieur te verversen
en het beslaan van de ruiten te
voorkomen. Gebruik deze stand zo
veel mogelijk. Ventilatie
Page 42 of 197

57
33
Ventilatie
ERGONOMIE EN COMFORT
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening Zet de knop van de
temperatuurregeling in deze
stand.
Zet de aanjager in de hoogste
stand. Schakel de airconditioning in.
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten
de toevoer van buitenlucht
weer in om de lucht in het
interieur te verversen
(lampje uit).
Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Achterruitverwarming en/of
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor
op deze toets om de
achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch
verstelbare buitenspiegels in
te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig stroomverbruik te voorkomen.
Page 43 of 197

55
33
ERGONOMIE EN COMFORT
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld door de
knop naar links te draaien tot LO wordt
weergegeven of hoger dan 27 worden
ingesteld door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning. Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven
waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op
de temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw wensen
een afstelling tussen
18 en 24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling,
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U
hoeft het systeem niet meer zelf bij te
regelen. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten
opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
BESTUURDER EN PASSAGIER
Ventilatie
Page 44 of 197

56
Ventilatie
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste ventilatieroosters. Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan
vergroot of verkleind worden
door respectievelijk de toets
"kleine propeller" of "grote
propeller" in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst
op het display, de propeller, wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde
geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het systeem Druk op de toets
"kleine
propeller" van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). De ingestelde waarde
wordt niet meer geregeld en verdwijnt
van het display. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool van de
luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Druk op de toets
"grote
propeller" of op de toets
AUTO om het systeem weer
met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie
alleen als dit echt nodig is (om te
voorkomen dat de ruiten beslaan en de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Page 45 of 197

58
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd
geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over 4 ventilatieroosters
in het midden en opzij, die gekanteld
en naar links of rechts en omhoog of
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit
de ventilatieroosters niet, maar richt de
luchtstroom voor een optimaal comfort
tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen in de beenruimte
en bij de voorruit completeren het
geheel.
Dek de uitstroomopeningen bij de
voorruit en de openingen van de
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.
Stoffilter/geurfilter (actieve kool)
D i t fi l t e r b e p e r k t h e t b i n n e n d r i n g e n v a n
stof en stank in het interieur.
Z o r g e r v o o r d a t d i t fi l t e r i n g o e d e s t a a t
v e r k e e r t e n l a a t d e fi l t e r e l e m e n t e n
regelmatig vervangen.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles". Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder
alle weersomstandigheden gesloten
zijn. Als de auto echter langdurig in de
zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen
de ruiten wel even geopend worden
om de ventilatie te bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur,
de luchtverdeling, de luchttoevoer of
-recirculatie automatisch en optimaal.
Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in
perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de stilstaande auto
vormt, dit is een normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door het PEUGEOT-netwerk
controleren.
Automatische stand: programma
"zicht"
Voor het snel ontwasemen of
ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel
inzittenden, vorst) kan het programma
"comfort" (AUTO) niet toereikend
blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma
"zicht" gaat branden.
Het systeem schakelt de
airconditioning in, regelt de
luchtopbrengst en stuurt de optimale
luchtstroom naar de voorruit en de
zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt
uitgeschakeld.
Page 46 of 197

59
33
Stoelen
ERGONOMIE EN COMFORT
VOORSTOELEN
De volgende verstellingen zijn
mogelijk: 1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel naar
voren of naar achteren tot de gewenste
stand is bereikt.
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Omhoog: trek de hendel omhoog en
verlicht de druk op de stoel.
Omlaag: trek de hendel omhoog en
laat uw gewicht op de stoel rusten.
2 - Rugleuningverstelling
Trek de hendel naar voren en zet
de rugleuning in de gewenste stand
door met uw rug tegen de leuning te
drukken.
Page 47 of 197

60
Stoelen
Rijd nooit zonder hoofdsteunen,
deze dienen te zijn geplaatst en
correct afgesteld. Verstelbare armsteun
Omhoogklappen van de armsteun:
beweeg de armsteun omhoog tot deze
wordt vergrendeld.
Klap de armsteun omlaag om hem in
de gebruiksstand te zetten.
Verwijderen: zet de armsteun
in verticale positie, druk op de
ontgrendelingsknop en verwijder de
armsteun.
Terugplaatsen: klik de armsteun vast in
verticale positie.
Om de passagiersstoel neer te kunnen
klappen in de tafelstand, moet de
extra console of de armsteun worden
verwijderd.
Schakelaars stoelverwarming
vóór
Elke voorstoel kan worden uitgerust
met een schakelaar aan de zijkant van
de zitting.
Druk op de schakelaar om de
stoelverwarming in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun
Omhoog: schuif de hoofdsteun
omhoog in verticale richting.
Omlaag: druk de knop in en schuif de
hoofdsteun omlaag in verticale richting.
De hoofdsteun is correct afgesteld als
de bovenzijde van het hoofd en de
bovenzijde van de hoofdsteun zich op
dezelfde hoogte bevinden.
Verwijderen: druk op de knop en trek
de hoofdsteun omhoog.
Terugplaatsen: steek de stangen van
de hoofdsteunen in de desbetreffende
openingen, onder dezelfde hoek als de
rugleuning.
Page 48 of 197

61
3
Stoelen
ERGONOMIE EN COMFORT
ACHTERBANK
Elk deel 1/3 - 2/3 is neerklapbaar, en
vervolgens los te verwijderen. Hoofdsteun
Hoogste stand: optillen en omhoog
trekken.
Laagste stand: druk op de bovenkant
om hem lager te zetten.
Om hem te verwijderen, na hem
omhoog te hebben gebracht, op de lip
drukken en de hoofdsteun optillen.
Om hem weer te plaatsen, de stangen
van de hoofdsteun in de openingen
plaatsen, loodrecht ten opzichte van de
rugleuning .
De achterbank 1/3 - 2/3 is voorzien van
hoofdsteunen.
Page 49 of 197

62
Stoelen
Neergeklapte stand
Voorbeeld van handelingen voor het
deel 1/3. Deze zijn identiek voor het
deel 2/3.
- Zet de hoofdsteunen in de laagste stand.
- Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren.
- Druk de grijze knop aan de bovenzijde van de rugleuning in.
- Klap de rugleuning op de zitting. - Til de grijze bedieningsstang aan
de achterzijde van de zitting op.
- Kantel het geheel naar voren. Terugplaatsen
Druk de rode knop in en kantel
het geheel naar achteren tot in de
vergrendeling.
Zet de rugleuning rechtop.
De vergrendeling van de stoel is
correct als de rode knop (aan de
bovenzijde van de rugleuning) niet
meer zichtbaar is.
Controleer de correcte vergrendeling
op de vloer van de stoel als hij is
teruggeklapt.
Page 50 of 197

63
33
Stoelen
ERGONOMIE EN COMFORT
Verwijderen van de achterbank
- Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren.
- Plaats de bank (deel 1/3 en/of 2/3) in neergeklapte stand. Terugplaatsen van de achterbank
- Plaats de achterbank
(deel 1/3 en/of 2/3) in verticale stand.
- Plaats de haken tussen de twee stangen.
- Klap de achterbank naar achteren.
Zie de vorige pagina bij
"neergeklapte stand". Om de achterbank (deel 1/3 en/of
2/3) terug te plaatsen in de stand
"vervoer van passagiers", zie de
vorige pagina bij "neergeklapte stand".
- Druk op de rode hendel, in het midden van de auto, om de
voorste steunen te ontgrendelen.
- Kantel het geheel ongeveer 45° naar achteren zonder de
hendel los te laten.
- Laat de hendel los.
- Til de achterbank in verticale
stand tot de aanslag van de
verankeringen.
- Zet de bank weer rechtop door deze naar voren te kantelen en
vervolgens op te tillen.