ESP Peugeot Partner Tepee 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2013, Model line: Partner Tepee, Model: Peugeot Partner Tepee 2013Pages: 268, PDF Size: 12.08 MB
Page 27 of 268
25
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
ACHTERDEUREN
Van buitenaf
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe. Trek aan de hendel om de rechterdeur
te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten
eerst de rechterdeur en vervolgens de
linkerdeur.
Bij uitvoeringen met achterklep is de
achterbumper versterkt en kan deze
als opstap worden gebruikt.
Praktische informatie
Bij het vervoer van lange voorwerpen
kan met de rechter achterdeur
geopend worden gereden. De linker
achterdeur wordt gesloten gehouden
door de duidelijk zichtbare gele
vergrendeling in de deurstijl. Deze
gesloten deur mag niet worden
gebruikt om lading op zijn plaats te
houden.
Rijd alleen met een geopende deur
als het niet anders kan. Respecteer de
wettelijke veiligheidsvoorschriften om
medeweggebruikers op de uítstekende
belading te attenderen. De twee achterdeuren zijn
asymmetrisch (2/3 - 1/3), met de kleine
deur rechts.
Ze zijn voorzien van een centraal slot.
Page 29 of 268
27
Toegang tot de auto
VOORDAT U GAAT RIJDEN
2
DAKKLEP
Steunstang
U heeft de beschikking over een
steunstang voor het vervoer van lange
stukken na het openen van de dakklep.
Klap de steunstang neer door de
hendel omhoog te zetten.
Breng het uiteinde van de stang naar
de achterdeursponning.
Houd de te vervoeren lange
voorwerpen met één hand vast, til
ze op en zet met de andere hand de
steunstang terug.
Controleer of deze goed is vergrendeld
door de handgreep naar beneden te
duwen tot voorbij het zware punt en zet
de lading stevig vast.
De achterbumpers zijn versterkt
voor het gebruik als treeplank bij
het instappen in de laadruimte.
De achterdeuren kunnen alleen
worden vergrendeld als de
steunstang is geplaatst.
Let bij het rijden met geopende
girafon op wegen met een beperkte
doorrijhoogte.
Laat geen belading tegen de
achterdeuren rusten.
Respecteer de wettelijke voorschriften
om medeweggebruikers op de
uítstekende belading te attenderen.
Beperk het gebruik van de dakklep tot
korte afstanden. De steunen opzij kunnen worden
gebruikt als bevestigingspunten.
- laat het zwarte hendeltje zakken
om de dakklep te vergrendelen.
Door de dakklep te vergrendelen,
wordt deze goed op het rubber
geplaatst waardoor een juiste
afdichting, zonder bijgeluiden, is
gegarandeerd.
Deze dakklep achter is alleen mogelijk
bij uitvoeringen met achterdeuren.
Openen van de dakklep:
- til het zwarte hendeltje van de kap
omhoog,
- duw de dakklep voorzichtig naar
beneden en maak de haak los,
- trek de dakklep omhoog,
- open de dakklep tot voorbij het
zware punt om hem te blokkeren
met de steunen.
Ga nooit rijden als de steunen niet
geplaatst zijn.
Sluiten van de dakklep:
- controleer of de steunstang goed is
vergrendeld,
- laat de dakklep zakken,
- pak, terwijl u de dakklep naar
beneden duwt, de twee ringen van
de veer vast en zet de haak op zijn
plaats,
Bevestig de belading nooit aan de
dakklep.
Ga nooit rijden als de steunstang niet
op zijn plaats zit.
Page 34 of 268
32
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Service
blijft kort
branden. kleine storingen of
waarschuwingen. Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte
"Autoradio - Boordcomputer" (volgens uitvoering).
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met
een geluidssignaal
en blijft vervolgens
branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
ECO
-modus
brandt
permanent.
De functie Stop & Start heeft de
motor in de STOP-stand geplaatst,
als gevolg van stlistaan van
de auto (verkeerslichten, files,
overig...). Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit
en wordt de motor direct in de START-stand
geschakeld.
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk
niet beschikbaar.
of
De START-stand is
automatisch ingeschakeld. Rubriek 2, deel "Stop & Start".
Page 66 of 268
64
Ventilatie
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO
zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom
te verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot
of verkleind worden door
respectievelijk de toets "kleine
propeller"
of "grote propeller"
in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst op het
display, de propeller, wordt afhankelijk van
de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C
wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het systeem
Druk op de toets "kleine
propeller"
van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). De ingestelde waarde
wordt niet meer geregeld en verdwijnt
van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze toets
wordt de lucht in het interieur
gerecirculeerd. Het symbool
van de luchtrecirculatie wordt
weergegeven.
Druk op de toets "grote
propeller"
of op de toets
AUTO
om het systeem weer
met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen. De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten. Gebruik de
luchtrecirculatie alleen als dit echt
nodig is (om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
Page 110 of 268
ESP OFF
108
Veiligheid tijdens het rijden
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMM
A
(ESC)
Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvulling
op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op
de weg, zodat wordt voorkomen dat
u tijdens het accelereren de controle
over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht
aan om het doorspinnen van de wielen
te voorkomen via de remmen van
de aangedreven wielen en de motor.
Het systeem zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESC is ingeschakeld in
een bocht het stuurwiel altijd in de
gewenste richting en stuur niet tegen.
Het ESC-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door
de bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESC
In bijzondere omstandigheden (als de
auto vastzit in de modder, sneeuw, in
mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR/ESC uit te schakelen, zodat de
wielen kunnen slippen en weer grip
kunnen krijgen.
Controle van werking
Gebruiksvoorschriften
Het ASR-/ESC-systeem zorgt voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's en het te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd onder voorwaarde dat
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen worden nageleefd en
dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden
door het PEUGEOT-netwerk worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Werking van het ASR- en
ESC-systeem
Het lampje knippert
tijdens een ingreep
van de ASR of het
ESC.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de
snelheid hoger wordt dan 50 km/h, Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
- Druk op de
knop of draai
het knopje in de
stand ESC OFF
(afhankelijk van
de uitvoering).
- Het verklikkerlampje gaat branden:
de systemen ASR en ESC zijn
uitgeschakeld.
- ingeschakeld als u
de knop indrukt of
het draaiknopje weer
terugdraait (afhankelijk
van de uitvoering).
Page 112 of 268
ESP OFF
11 0
Veiligheid tijdens het rijden
De ESC
-stand is de
normale stand voor situaties
waarin weinig wielslip
optreedt, gebaseerd op
de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden op
autowegen en snelwegen.
Elke keer als u het contact afzet,
wordt het ESC automatisch weer
ingeschakeld.
De stand ESC
OFF
is alleen
geschikt voor het
wegrijden en bij
lage snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk bij
snelheden tot 50 km/h.
In de stand " Sneeuw
"
past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan
op de hoeveelheid grip die
elk voorwiel op dat moment
heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig
dat de beschikbare grip effectief
wordt gebruikt voor een maximale
acceleratie.
In de stand " Off road
" wordt
bij het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met
de minste grip, zodat de
modder van de band wordt
verwijderd en het wiel vervolgens weer
grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk
koppel naar het wiel met de meeste
grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het
systeem de wielslip zodanig dat de
handelingen van de bestuurder zo veel
mogelijk effect hebben.
In de stand " Zand
" is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto
vooruit komt en het risico van
ingraven wordt beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de
auto vast komt te zitten in het terrein.
Page 113 of 268
111
VEILIGHEI
D
4
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in
en schuif deze omhoog of omlaag(veiligheidsgordel bestuurdersstoel en
enkele passagiersstoel).
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in
de gordelsluiting.
Trek aan de
gordel om de
vergrendeling van de gesp te controleren.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Losmaken
Druk op de rode knop.
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij hetstarten van de motor het
verklikkerlampje branden.
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het
wegrijden zeker van te zijn dat alle
inzittenden hun veiligheidsgordels op
de juiste manier hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens
het rijden hun veiligheidsgordel dragen,
ook al betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien
van een oprolautomaat die ervoor
zorgt dat de lengte van de gordel
automatisch wordt aangepast aan uw
lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te
laten aansluiten (zoals wasknijpers,
klemmen, veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het
gebruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de
achterbank of de gordel goed is
opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de
veiligheidsgordels vóór kunnen,
afhankelijk van de aard en de kracht
van de aanrijding, onafhankelijk van
de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct
stevig tegen het lichaam van de
inzittenden. Het afgaan van de
gordels gaat gepaard met een
lichte onschadelijke rookvorming
en een geluid als gevolg van de
pyrotechnische lading in het systeem.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de
kracht waarmee de gordel tegen het
lichaam van de inzittenden getrokken
wordt.
Page 114 of 268
11 2 11 2
Veiligheidsgordels
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van een
geschikt kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot
zitten tijdens het rijden. De
veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen
worden.
Raadpleeg voor meer informatie
over kinderzitjes in rubriek 4 het
gedeelte "Kinderen in de auto".
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het PEUGEOT-netwerk, dat tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats: de
gordels mogen geen slijtagesporen
en scheuren vertonen en er mogen
geen wijzigingen aan de gordels zijn
aangebracht.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting
die in werking treedt bij een aanrijding,
een noodstop of het over de kop slaan
van de auto.
De veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners werken
alleen als het contact aan staat.
U kunt de gordel losmaken door de
rode knop op de gesphouder in te
drukken. Geleid de gordel tijdens het
oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag
branden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt en moet de
gordel in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder
worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de
veiligheidsgordels niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Autogordels zitplaatsen vóór
De autogordels vóór zijn voorzien van
pyrotechnische gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
Autogordels zitplaatsen achter (5 zitplaatsen)
De zitplaatsen achter zijn voorzien van driepuntsgordels met oprolautomaten.
Page 122 of 268
AR
BGНИКОГА НЕ инсталирайте детско столче на седалка с АКТИВИРАНА предна ВЪЗДУШНА ВЪЗГЛАВНИЦА. То в а можеда
причини СМЪРТ или СЕРИОЗНО НАРАНЯВАНЕ на детето.
CS NIKDY neumisťujte dětské zádržné zařízení orientované směrem dozadu na sedadlo chráněné AKTIVOVANÝM čelním AIRBAGEM.
Hrozí nebezpečí SMRTI DÍTĚTE nebo VÁŽNÉHO ZRANĚNÍ.
DA Brug aldrig en bagudvendt barnestol på et sæde der er beskyttet af en aktiv airbag. Død eller alvorlig skade på barnet kan
forekomme.
DE Verwenden Sie NIEMALS einen Kindersitz oder Babyschale gegen die Fahrtrichtung bei AKTIVIERTEM Airbag, TOD oder
ERNSTHAFTE VERLETZUNGEN können die Folge sein.
ELΜη χρησιμοποιείτε ΠΟΤΕ παιδικό κάθισμα με την πλάτη του προς το εμπρός μέρος του αυτοκινήτου, σε
μια θέση που
προστατεύεται από ΜΕΤΩΠΙΚΟ αερόσακο που είναι ΕΝΕΡΓΟΣ. Αυτό μπορεί να έχει σαν συνέπεια το ΘΑΝΑΤΟ ή το ΣΟΒΑΡΟ
ΤΡΑΥΜΑΤΙΣΜΟ του ΠΑΙΔΙΟΥ
EN NEVER use a rearward facing child restraint on a seat protected by an ACTIVE AIRBAG in front of it, DEATH or SERIOUS INJURY
to the CHILD can occur
ES NO INSTALAR NUNCA EL SISTEMA DE RETENCIÓN PARA NIÑOS DE ESPALDAS AL SENTIDO DE LA CIRCULACIÓN SOBRE
UN ASIENTO PROTEGIDO CON UN COJÍN INFLABLE FRONTAL ( AIRBAG ) ACTIVADO. ESTO PUEDE CAUSAR LA MUERTE
DEL BEBE O HERIRLO GRAVEMENTE.
ET Ärge kasutage kunagi lapse turvatooli seljaga sõidusuunas sõiduki istmel mis on kaitstud AKTIVEERITUD TURVAPADJAGA. See
võib põhjustada lapsele RASKEID VIGASTUSI või SURMA.
FI ÄLÄ KOSKAAN aseta lapsen turvaistuinta selkä ajosuuntaan istuimelle, jonka edessä suojana on käyttöön aktivoitu TURVATYYNY.
Sen laukeaminen voi aiheuttaa LAPSEN KUOLEMAN tai VAKAVAN LOUKKAANTUMISEN.
FR NE JAMAIS installer de système de retenue pour enfants faisant face vers l’arrière sur un siège protégé par un COUSSIN
GONFLABLE frontal ACTIVÉ.
Cela peut provoquer la MORT de l’ENFANT ou le BLESSER GRAVEMENT
HR NIKADA ne postavljati dječju sjedalicu leđima u smjeru vožnje na sjedalo zaštićeno UKLJUČENIM prednjim ZRAČNIM JASTUKOM.
To bi moglo uzrokovati SMRT ili TEŠKU OZLJEDU djeteta.
HU SOHA ne használjon menetiránynak háttal beszerelt gyermekülést olyan ülésen, amely AKTIVÁLT ÁLLAPOTÚ (BEKAPCSOLT)
FRONTLÉGZSÁKKAL van védve. Ez a gyermek halálát vagy súlyos sérülését okozhatja.
IT NON installare MAI seggiolini per bambini posizionati in senso contrario a quello di marcia su un sedile protetto da un AIRBAG
frontale ATTIVATO. Ciò potrebbe provocare la MORTE o FERITE GRAVI al bambino.
LT NIEKADA neįrenkite vaiko prilaikymo priemonės su atgal atgręžtu vaiku ant sėdynės, kuri saugoma VEIKIANČIOS priekinės ORO
PAGALVĖS. Išsiskleidus oro pagalvei vaikas gali būti MIRTINAI arba SUNKIAI TRAUMUOTAS.
120
120
Kinderen aan boord
Page 143 of 268
141
6
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de
sleutel een kwart omwenteling om.
- Trek de tankdop uit de vulopening
en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Een mechanisch systeem
voorkomt dat tijdens het tanken
de linker schuifdeur geopend
kan worden. Let erop dat niemand de
schuifdeur probeert te openen als de
brandstofvulklep geopend is.
Na het sluiten van de brandstofvulklep
kan de schuifdeur geblokkeerd worden.
Druk dan tegen de schuifdeur om deze
te sluiten en vervolgens te openen. Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit lampje branden.
Er bevindt zich nog ongeveer
8 liter
in de tank. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit
zou tot storingen in de emisseregeling
en/of het inspuitsysteem kunnen
leiden. Op een sticker aan de binnenzijde van
het tankklepje staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minstens 5 liter bijgevuld
worden voordat de meter de nieuwe
hoeveelheid brandstof in de tank
correct aangeeft.
Bij het verwijderen van de tankdop kan
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm
is normaal en komt door de afdichting
van het brandstofcircuit.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep.
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 en E24 (deze
bevatten resp. 10% en 24% ethanol)
die voldoen aan de Europese
richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op
brandstoffen met een ethanolgehalte
tot 100% (type E100), worden alleen
verkocht in Brazilië.