sensor Peugeot RCZ 2011 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: RCZ, Model: Peugeot RCZ 2011Pages: 276, PDF Size: 17 MB
Page 103 of 276

5/
VEILIGHEID
Alle reparaties aan een wiel dat met dit systeem is uitgerust en
het vervangen van een band moeten worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer bij het verwisselen een wiel is gemonteerd dat niet
door uw auto wordt gedetecteerd (voorbeeld: montage van
winterbanden), dient het systeem door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats opnieuw geïnitialiseerd te
worden.
Ondanks dit systeem moet de bandenspanning (zie de paragraaf
"Identificatie") nog regelmatig worden gecontroleerd. De
bandenspanning heeft een belangrijke invloed op het weggedrag
van de auto en de slijtage van de banden, vooral onder zware
rijomstandigheden (zware lading, hoge rijsnelheden).
De bandenspanning dient minimaal één keer per maand
gecontroleerd te worden, bij koude banden. Denk er, wanneer uw
auto met een reservewiel is uitgerust, ook aan de bandenspanning
van het reservewiel te controleren.
Het bandenspanningscontrolesysteem kan tijdelijk worden
verstoord door radiogolven in hetzelfde frequentiegebied.
Lekke band
Het verklikkerlampje STOP
gaat branden en dit pictogram
verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die aangeeft
welke band(en) het betreft.
)
Stop onmiddellijk, maar vermijd abrupte manoeuvres met het stuur
en de remmen.
)
Repareer of vervang de beschadigde band (lekke band of veel te
lage bandenspanning) en laat de bandenspanning zo snel mogelijk
controleren.
Sensor(en) niet gedetecteerd of defect
Dit pictogram verschijnt op het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding die aangeeft
van welk(e) wiel(en) de bandenspanning niet meer gecontroleerd
wordt of om aan te geven dat er een storing in het systeem zit.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om de defecte sensor(en) te laten vervangen.
Deze melding wordt ook weergegeven als één van de wielen niet
op de auto aanwezig is (bij reparatie) of als er één of meerdere
wielen zonder sensor op de auto worden gemonteerd.
Het reservewiel (indien uw auto hiermee is uitgerust) is niet
voorzien van een sensor.
Page 113 of 276

5/
VEILIGHEID
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen om de inzittenden te beschermen bij
ernstige aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling op de werking
van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale
en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een
aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk
opgeblazen en beschermen ze de inzittenden van de auto; direct
na de aanrijding ontsnapt het gas uit de airbags zodat noch het
zicht, noch het eventueel verlaten van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren
en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden
de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor een afdoende bescherming.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de
airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat onschadelijke
rook en een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die daar
gevoelig voor zijn irriteren.
De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins verminderen.
A.
Impactzone vóór.
B.
Impactzone opzij.
Registratiezones voor een aanrijding
Page 141 of 276

6/
... BIP ... BIP ... BIP ...
RIJDEN
Deze functie is een hulpsysteem: de bestuurder dient altijd alert te
blijven en is zelf verantwoordelijk.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die aanvankelijk
wel worden gedetecteerd, worden door dode hoeken in het
detectiebereik mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich vlak bij
de auto bevinden.
PARKEERHULP
Deze functie signaleert met behulp van sensoren in de bumper
obstakels in de nabijheid van de auto (personen, auto's, bomen,
slagbomen, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
PARKEERHULP ACHTER
De functie wordt geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld. Hierbij klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt uitgeschakeld, is de functie niet
meer actief.
Geluidssignalen
De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal
gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of
links) is te herkennen aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan
dertig centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.
Page 143 of 276

6/
RIJDEN
Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter
De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Raadpleeg voor meer informatie over de toegang tot het menu
van de parkeerhulp het hoofdstuk over het instellen van de
uitrustingen van uw auto.
STORING
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen
van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de
sensoren niet zijn bedekt met modder, ijs of sneeuw. Bij het
inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de
parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fietsendrager).
Page 179 of 276

8/
F2
F15F11
F9 F6 F5 F1 F7 F4 F3 F10 F8 F13 F12 F14F17 SH
PRAKTISCHE INFORMATIE
ZEKERINGEN DASHBOARD
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde van het dashboard
(linkerzijde) en bevat twee houders.
Toegang tot de zekeringen
)
Zie de paragraaf "Toegang tot het gereedschap".
Overzicht zekeringen
Zekering
Ampère
Functies
F1
-
Niet gebruikt.
F2
30 A
Massa vergrendeling en supervergrendeling.
F3
5 A
Elektronische eenheid airbags, actieve
motorkap en pyrotechnische gordelspanners.
F4
10 A
Schakelaar koppelingspedaal,
elektrochromatische binnenspiegel,
automatische transmissie, eenheid
veiligheidsschakeling.
F5
30 A
Eentraps elektrische ruitbediening,
voeding inklapbare buitenspiegels.
F6
- Niet gebruikt.
F7
5 A
Plafonniers voor en achter,
kaartleeslampjes, verlichting zonneklep,
verlichting dashboardkastje.
F8
20 A
Autoradio, autoradio/telefoon,
multifunctioneel display, detectie te lage
bandenspanning, klokje.
F9
30 A
12V-aansluiting.
F10
15 A
Stuurkolomschakelaars.
F11
15 A
Contactslot met circuit lage stroomsterkte.
F12
15 A
Instrumentenpaneel, airconditioning,
geheugeneenheid bestuurdersstoel,
regen-/lichtsensor, airbags.
Houder 1
Page 181 of 276

8/
F10
F11
F13F14F12
F20
F19
F18
F17
F16
F15
F4
F8F2
F3F5 F7
F9
F6
F21 F1
PRAKTISCHE INFORMATIE
ZEKERINGEN MOTORRUIMTE
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen
)
Maak het deksel los.
)
Vervang de zekering (zie de desbetreffende paragraaf).
)
Sluit na het vervangen van de zekering zorgvuldig het deksel voor
een goede afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringen
Zekering
Ampère
Functies
F1
20 A
Voeding elektronische eenheid motor,
elektrokleppen inspuitpomp en EGR
(diesel), verstuivers (diesel).
F2
15 A
Claxon.
F3
10 A
Ruitensproeiers voor.
F4
20 A
Verlichting overdag.
F5
15 A
Luchthoeveelheidsmeter,
koelvloeistofpomp, oliepomp, thermostaat,
voorverwarming blow-by (benzine),
bypass- en EGR-kleppen (diesel),
voorverwarming brandstof (diesel).
F6
10 A
Sensor verdraaiing stuurwiel, elektronische
eenheid ABS/ESP, sensor ESP.
F7
10 A
Elektronische eenheid stuurbekrachtiging,
automatische transmissie, niveaucontact
koelvloeistof, rempedaalschakelaar met twee functies.
F8
25 A
Bediening startmotor.
F9
10 A
Diagnoseaansluiting, bochtverlichting,
pomp roetfilter (diesel).
F10
30 A
Regelorganen elektronische eenheid
motor (benzine: bobines, elektrokleppen,
verstuivers, brandstofpomp) (diesel:
elektrokleppen, verwarmingselementen).
F11
40 A
Aanjager airconditioning.
Page 182 of 276

F10
F11
F13F14F12
F20
F19
F18
F17
F16
F15
F4
F8F2
F3F5 F7
F9
F6
F21 F1
180
Zekering
Ampère
Functies
F12
4
0 A
Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.
F13
40 A
Voeding intelligente servicecentrale
(BSI) (+ na contact).
F14
-
Niet gebruikt.
F15
10 A
Grootlicht rechts.
F16
10 A
Grootlicht links.
F17
15 A
Dimlicht links.
F18
15 A
Dimlicht rechts.
F19
15 A
Elektroklep nokkenasverstelling,
lambdasondes (benzine), elektrokleppen
(diesel).
F20
10 A
Elektrokleppen ontlasten turbine
en absorbtievat (benzine),
luchthoeveelheidsmeter (1,6 liter
THP 200), sensor water in brandstof (diesel).
F21
5 A
Bediening ventilateurs, pomp Turbo
(benzine), motor Valvetronic
(1,6 liter THP 200).