display Peugeot RCZ 2011 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: RCZ, Model: Peugeot RCZ 2011Pages: 276, PDF Size: 17 MB
Page 130 of 276

km/h
km
l/100
90
500 LIMIT Pause
10,2
4
128
*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
OPSCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het
brandstofverbruik te verminderen (auto's met handgeschakelde
versnellingsbak).
WERKING
Het systeem geeft uitsluitend adviezen als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de uitrusting van uw auto kan
het systeem u adviseren één of meer versnellingen op te schakelen.
U kunt deze aanwijzingen opvolgen zonder de tussenliggende
versnellingen in te hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte en de veiligheid.
De bestuurder blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
In rijsituaties waarin veel van de motor wordt gevraagd
(diep intrappen van het gaspedaal, bijvoorbeeld tijdens een
inhaalmanoeuvre...) zal het systeem geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te schakelen,
- de achteruitversnelling in te schakelen,
- terug te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met het nummer van
de aanbevolen versnelling.
Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
- U trapt het gaspedaal geleidelijk in.
- Het systeem kan u in dit geval adviseren een hogere versnelling in
te schakelen.
Page 132 of 276

33
33
130
WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL
Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt,
verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
P.
Parking (parkeerstand)
R.
Reverse (achteruitversnelling)
N.
Neutral (neutraalstand)
D1...D6.
Drive (automatisch schakelen)
S.
Programma Sport
7
. Programma Sneeuw
M1...M6.
Handmatig schakelen (sequentiëel)
-.
Ongeldige waarde bij handmatig schakelen
WEGRIJDEN
)
Trek de handrem aan.
)
Selecteer de stand P
of N
.
)
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
)
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.
)
Zet de handrem vrij.
)
Selecteer de stand R
, D
of M
.
)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd,
laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en
de stand R
, D
of M
is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto
achter.
Trek de handrem aan en selecteer de stand P
indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij
draaiende motor.
Er wordt een melding weergegeven als u de selectiehendel vanuit
de stand P
in een andere stand probeert te zetten zonder dat u
het rempedaal hebt ingetrapt.
Page 134 of 276

132
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens
de aanduiding M
en de handmatig ingeschakelde
versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M
(rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in
de handbediende stand.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is
ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).
PARKEREN VAN DE AUTO
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N
zetten om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. . Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het
openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden
een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.
)
Zet de selectiehendel in de stand P
; het geluidssignaal stopt
en de melding verdwijnt.
STORING
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de
3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R
vanuit de stand P
, of R
vanuit de stand N
. De
transmissie raakt hierdoor niet beschadigd.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende
snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier.
In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd
raken:
- bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het
rempedaal,
- bij het geforceerd van stand P
naar een andere stand
schakelen als de accu ontladen is.
Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (files) de
selectiehendel in de stand N
en trek de parkeerrem aan om
brandstof te besparen.
Page 136 of 276

SE
T/+LIM
IT
CRUISE 0 II
SE
T/–
134
WEERGAVE OP HET DISPLAY
De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Snelheidsbegrenzing AAN/UIT.
6.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.
7.
Ingestelde snelheid.
PROGRAMMEREN
)
Draai de knop 1
in de stand "LIMIT"
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog
niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
)
Stel de snelheid in door op de toets 2
of 3
te
drukken (bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
)
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op
de toets 4
.
)
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk
nogmaals op de toets 4
: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).
)
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk nogmaals op de toets 4
.
Page 137 of 276

6/
RIJDEN
OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de
snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht
wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt
, wordt de
begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas
wordt losgelaten.
UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. De
snelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven.
STORING
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de
ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het
gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 139 of 276

6/
110km/h110
CRUISE Pause
offkm/hP
SE
T/+LIMIT
CRUISE 0 I
I
SE
T/–
RIJDEN
WEERGAVE OP HET DISPLAY
De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Snelheidsregelaar uitschakelen / hervatten van de
snelheidsregeling.
6.
Snelheidsregelaar geselecteerd.
7.
Ingestelde snelheid.
PROGRAMMEREN
)
Draai de knop 1
in de stand "CRUISE"
: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (OFF/Pause).
)
Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het
gewenste niveau te brengen en vervolgens op de
toets 2
of 3
te drukken (bijv.: 110 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
)
Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op
de toets 4:
het uitschakelen wordt bevestigd op
het display (OFF/Pause).
)
Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk
nogmaals op de toets 4
.
Page 140 of 276

138
OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat
de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de
ingestelde snelheid.
UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE
)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsregelaar
wordt niet meer op het display weergegeven.
STORING
In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge
verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer
druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Page 142 of 276

140
Uitschakelen/activeren van de parkeerhulp vóór en achter
Grafische weergave
PARKEERHULP VÓÓR
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de parkeerhulp achter en
wordt geactiveerd zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h voor de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
Aan de hand van het geluid dat via de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het obstakel zich voor of achter de
auto bevindt.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra de auto langer dan drie
seconden stilstaat met een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of wanneer de wagensnelheid
hoger wordt dan 10 km/h.
De grafische weergave is een aanvulling op het geluidssignaal. Op het
multifunctionele display worden blokjes weergegeven die het pictogram
van de auto steeds dichter naderen. Als de auto het obstakel zeer dicht
genaderd is, verschijnt ook het symbool "Gevaar" op het display.
De functie kan worden uitgeschakeld door deze knop in te drukken.
Het verklikkerlampje in de knop gaat branden.
Door de knop opnieuw in te drukken wordt de functie weer geactiveerd.
Het verklikkerlampje dooft.
Page 143 of 276

6/
RIJDEN
Uitschakelen/activeren parkeerhulp achter
De parkeerhulp kan worden geactiveerd of uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
De status van de functie wordt opgeslagen bij het afzetten
van het contact.
Raadpleeg voor meer informatie over de toegang tot het menu
van de parkeerhulp het hoofdstuk over het instellen van de
uitrustingen van uw auto.
STORING
Als er een storing optreedt, gaat bij het inschakelen
van de achteruitversnelling dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel branden en/of wordt er een bericht op het
display weergegeven, in combinatie met een geluidssignaal
(korte pieptoon).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer bij slecht weer of in winterse omstandigheden of de
sensoren niet zijn bedekt met modder, ijs of sneeuw. Bij het
inschakelen van de achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren vuil kunnen zijn.
Als de snelheid van de auto lager is dan 10 km/h, kan de
parkeerhulp geluidssignalen geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren, vrachtwagens, drilboren, enz.).
De functie wordt automatisch uitgeschakeld zodra een aanhanger
wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt gemonteerd
(auto's voorzien van een door PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fietsendrager).
Page 152 of 276

F0
150
KOELVLOEISTOFNIVEAU
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MAXI" te bevinden, maar mag beslist niet hoger
zijn.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator. Deze kan ook bij afgezet contact
werken.
Bij uitvoeringen voorzien van een roetfilter kan de koelventilator
bij afgezet contact nog (gaan) werken, zelfs bij koude motor.
Wacht bovendien alvorens werkzaamheden aan het koelsysteem uit
te voeren ten minste 1 uur nadat de motor gedraaid heeft, omdat het
koelsysteem onder druk staat.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen. Verwijder, als de druk eenmaal gedaald
is, de dop en vul koelvloeistof bij.
Koelvloeistof verversen
De koelvloeistof behoeft niet te worden ververst.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
NIVEAU RUITEN- EN
KOPLAMPSPROEIERVLOEISTOF
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers,
wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en
koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en
een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers
te voorkomen is het (bij)vullen van het reservoir met water niet
toegestaan.
ADDITIEFNIVEAU (DIESELUITVOERING MET
ROETFILTER)
Het minimumniveau van het additief wordt aangegeven door
het permanent branden van dit verklikkerlampje in combinatie
met een geluidssignaal en een melding met betrekking tot een
te laag additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Het reservoir moet snel worden bijgevuld door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
AFGEWERKTE PRODUCTEN
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere
vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de
gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het
water of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.