display Peugeot Rifter 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Rifter, Model: Peugeot Rifter 2019Pages: 316, PDF Size: 9.71 MB
Page 46 of 316

44
Vervangen van de batterij
Als de batterij van de
afstandsbediening leeg is, wordt
u gewaarschuwd door dit lampje op
het dashboard, een geluidssignaal,
en een melding op het display.
De batterij is via het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats verkrijgbaar.
Met sleutel met afstandsbediening
Batterijtype: CR 1620/3 V.
Met Keyless entry and start
Batterijtype: CR 2032/3 V.
N a het ver vangen van de batterij moet de
afstandsbediening worden gesynchroniseerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het synchroniseren van
de afstandsbediening. F
W
ip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F
V
erwijder het deksel.
F
V
er wijder de lege batterij uit de houder.
F
P
laats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F
D
ruk het deksel vast.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het ver vangen van de batterij of in het geval
van een storing moet de afstandsbediening
gesynchroniseerd worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als de storing niet is verholpen.
Met sleutel met afstandsbediening
F Zet het contact af.
F Z et de sleutel in de stand 2 (Contact) .
F
D
ruk direct gedurende enkele seconden op
het gesloten hangslot.
F
Z
et het contact uit en ver wijder de sleutel uit
het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer correct.
Toegang tot de auto
Page 66 of 316

64
Dakkast
Toegang tot deze dakkast kan verkregen worden vanaf
de achterste zitplaatsen en vanuit de bagageruimte.
De inhoud is 60 liter en het maximale toegestane
gewicht is 10
kg.
Open het opbergvak achter voorzichtig om
te voorkomen dat opgeborgen voorwerpen
naar buiten vallen.
Sfeerverlichting
De sfeer verlichting kan
geconfigureerd worden via het
configuratiemenu van de auto.
Zonnescherm
Openen/sluiten
F
H
oud de knop ingedrukt; het zonnescherm
wordt geopend/gesloten en stopt zodra u
de
knop loslaat.
Als er iets of iemand bekneld raakt tijdens de
beweging van het zonnescherm, moet u de
bewegingsrichting omdraaien. Druk daarvoor op
de desbetreffende schakelaar.
Als u
de knop indrukt om het zonnescherm te
openen/sluiten, zorg er dan voor dat niets het
correcte sluiten van het zonnescherm verhindert.
De bestuurder moet er van verzekerd zijn dat de
passagiers op de juiste manier gebruik maken
van het zonnescherm.
Zorg er met name voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van het scherm niet kunnen
bezeren.
F Vanaf de achterste zitplaatsen: verschuif de afdekkingen om de kast te openen.
F
V
anuit de bagageruimte: steek uw duim in
de uitsparing en trek ver volgens aan de
hendel om de kast te openen.
12V-aansluiting(en)
(afhankelijk van de uitvoering)
F
T
il, wanneer u een 12V-accessoire
(maximaal vermogen: 120
watt) wilt
aansluiten, het kapje op en sluit een
geschikte adapter aan.
Houd rekening met het maximale
vermogen van de aansluiting (anders kans
op beschadiging van uw apparaat).
Het aansluiten van elektrische apparatuur
die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen,
kan leiden tot storingen in de werking
van de elektrische componenten van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Ergonomie en comfort
Page 73 of 316

71
Luchtopbrengst
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (uitschakeling van het
systeem), wordt het thermische comfort
niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind
echter nog wel een kleine luchtstroom
gehandhaafd.
Temperatuur
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
F
D
raai de knop 1 van "
LO" (koel) naar " HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in
te stellen.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren. F
D
raai aan de knop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de
ruiten zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
-
i
n de zomer de temperatuur in het interieur
te verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of
uit te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende
enige tijd de recirculatiestand inschakelen door
op de toets 4
te drukken. Schakel daarna de
toevoer van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1. Temperatuur links/rechts.
2. Luchtopbrengst.
3. Luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Programma "Zicht".
8. Functie "Centrale regeling".
Automatisch comfortprogramma
F Druk meerdere keren op " AUTO" toets 6 .
Het geactiveerde programma wordt zoals
hieronder beschreven weergegeven op het
display:
Voor een aangenaam comfort en een zo
laag mogelijk geluidsniveau, aangezien
de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
3
Ergonomie en comfort
Page 74 of 316

72
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de voetenruimte van de passagiers
verdeeld.
Handbediening
Als u dat wenst, kunt u de automatische
b ediening van het systeem handmatig
aanpassen. De overige functies blijven
automatisch geregeld.
Zodra u
een instelling wijzigt, verdwijnt het
symbool " AUTO".
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 " -" tot het symbool van
de propeller is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning worden dan
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld. Tijdens het rijden blijft er een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit.
F
D
uw toets 1 omlaag om de waarde te
verlagen of omhoog om de waarde te
verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
o ptimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere
waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is
gebruikelijk.
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen
links en rechts niet meer dan 3
te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.
F
D
ruk op de toets 2 " +" om het systeem weer
in te schakelen. Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14
of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "
LO" wordt
weergegeven of omhoog tot " HI" wordt
weergegeven.
F
D
ruk op de overeenkomstige toets 8 om de
functie in/uit te schakelen.
Het lampje van de toets brandt als de functie is
ingeschakeld.
De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een passagier de temperatuurregeling aan
passagierszijde bedient.
Programma "Zicht"
F Druk op " Zicht" toets 7 om de voorruit
en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Func tie "Mono "
Het comfortniveau aan passagierszijde kan
worden aangepast aan het comfortniveau aan
bestuurderszijde (monozone).
Het systeem werkt volledig automatisch
en regelt de luchttemperatuur, de
aanjagersnelheid en de luchttoevoer; het stelt
de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en
de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
Ergonomie en comfort
Page 104 of 316

102
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s) vóór
Bij het aanzetten van het contact gaat
lampje 1 op het instrumentenpaneel en
het desbetreffende lampje ( 1
of 2) op het
display van de veiligheidsgordels en airbag
vóór rood branden als de bestuurder en/of
de passagier(s) zijn (hun) gordel niet heeft
(hebben) vastgemaakt of weer heeft (hebben)
losgemaakt.
Waarschuwingslampje(s) veiligheidsgordels achter
Als een achterpassagier (zitrij 2) zijn
veiligheidsgordel losmaakt, verschijnen deze
pictogrammen ( 3
tot 5) in het rood op het
display van de veiligheidsgordels en airbag
vó ó r. Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de
bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de
gordels zijn dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die er voor zorgt dat de
lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de
gebruiker. De gordel wordt automatisch
opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder worden
geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.
Deze waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordel gelden alleen voor zitrij 2.
Instructies
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om te garanderen dat de
werkzaamheden volgens de voorschriften
worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen
vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid
Page 109 of 316

107
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
"Gezicht in de rijrichting "
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn ingeschakeld.
Uitschakelen van de airbag
vóór aan passagierszijde
Plaats nooit een kind in een kinderzitje "met de rug
in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel als de
airbag vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.
Het kind kan in dat geval bij een aanrijding
levensgevaarlijk gewond raken.
Dit voorschrift wordt tevens vermeld op de
waarschuwingssticker aan beide zijden van de
zonneklep aan passagierszijde.
Conform de wettelijke voorschriften wordt deze
waarschuwing in alle benodigde talen vermeld.
Uitschakelen airbag vóór
aan passagierszijde
F Zet het contact af en steek de sleutel in de schakelaar
voor het uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde. Deze schakelaar bevindt zich aan de
zijkant van het dashboardkastje en is toegankelijk als
het portier aan voorpassagierszijde open staat.
F
D
raai deze in de stand OFF .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar
te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje in
het pictogrammendisplay voor de
veiligheidsgordels. Het blijft branden
zolang de airbag is uitgeschakeld.
" Rug in de rijrichting "
5
Veiligheid
Page 110 of 316

108
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de voorstoel plaatst.
Anders kan het kind (levensgevaarlijk)
gewond raken bij het afgaan van de
airbag.
Opnieuw inschakelen van de
airbag vóór aan passagierszijde
Als u het kinderzitje hebt ver wijderd, zet dan
m et afgezet contact de schakelaar weer op
ON om de airbag opnieuw in te schakelen en
zo de veiligheid van de voorpassagier(s) te
garanderen.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit lampje in het display met
de waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels gedurende ongeveer één
minuut branden om aan te geven dat de airbag
vóór aan passagierszijde is ingeschakeld.
Storing
Als dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden, neem dan altijd contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Veiligheid
Page 128 of 316

126
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact deze
code worden herkend door de startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem de
motorregelmodule om te voorkomen dat de motor
na een eventuele inbraak in de auto gestart kan
worden.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan niet gestart worden. Raadpleeg zo
snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
Vrijzetten (op vlakke
ondergrond)
F Trap het rempedaal in, trek de hefboom van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje brandt in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Stuur bij het parkeren van de auto, zeker
wanneer deze zwaar is beladen, op een
helling de voor wielen in de richting van het
trottoir en trek ver volgens de parkeerrem
aan. Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Schakel bij een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling in en zet het contact uit.
Selecteer bij een automatische
transmissie de stand P en zet ver volgens
het contact uit.
Elektrische parkeerrem
Wanneer de automatische werking is
geactiveerd, zorgt dit systeem er voor dat de
parkeerrem automatisch wordt aangetrokken
bij het afzetten van de motor en automatisch
wordt vrijgezet bij het wegrijden.
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel:
F
d
oor kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken,
Afstandsbediening niet
herkend met Keyless entry
and start
Als de afstandsbediening zich niet meer in het
detectiegebied bevindt als u een portier sluit of wanneer
u (op een later moment) de motor wilt afzetten, wordt
een melding weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
F
H
oud de knop " START/STOP " ongeveer 3
seconden
ingedrukt als u
de motor geforceerd wilt afzetten en
neem ver volgens contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 134 of 316

132
P.Parkeerstand.
F H oud het rempedaal ingetrapt en draai
de keuzeschakelaar in deze stand om
de auto te parkeren of om de motor te
kunnen starten.
R.Achteruitversnelling.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand.
N.Neutraalstand.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand
om de motor te kunnen starten.
D.Automatische bediening.
F D raai de keuzeschakelaar in deze stand.
M.Zelf sequentieel schakelen tussen de
versnellingen.
F
D
ruk met de keuzeschakelaar in de
stand D op deze toets en schakel
vervolgens met de stuurwielflippers.
De stand N kunt u gebruiken in een file
o f bij het wassen van de auto in een
wasstraat.
Stuurwielflippers
F Trek de rechter flipper " +" of linker flipper " -"
naar u toe om op of terug te schakelen.
Met de flippers kunt u
de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Weergave op het instrumentenpaneel
Wanneer u de stand van de keuzeschakelaar
v erandert of op de toets M drukt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.
N. Neutraalstand
D. Rijden (automatisch schakelen)
M. Handmatig (handmatig schakelen)
1
tot 8. Versnelling ingeschakeld
- Ongeldige waarde
F
A
ls op het instrumentenpaneel
de melding " Trap het
rempedaal in " wordt
weergegeven, moet u
het
rempedaal volledig intrappen.
Starten van de auto
F Trap het rempedaal in en selecteer de stand P .
F Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor waarden wordt
voldaan, klinkt een geluidssignaal en verschijnt een
melding op het display van het instrumentenpaneel.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , N of D.
Wanneer u met een zwaar beladen auto
m oet wegrijden op een steile helling, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand D , zet de parkeerrem vrij en laat
vervolgens het rempedaal los.
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
P. Parkeerstand
R. Achteruitversnelling
Rijden
Page 136 of 316

134
Handmatig schakelen
F Druk, ter wijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op de toets M
om sequentieel te schakelen
tussen de zes versnellingen.
Het lampje van de toets gaat branden.
F
B
edien de flipper " +" of " -" aan de
stuurkolom.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding M en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
F U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch schakelen door
nogmaals op de toets M te drukken.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de keuzeschakelaar bevindt zich
tussen twee standen in).
F
Z
et de keuzeschakelaar "goed" in de
gewenste stand.
Stilzetten van de auto
Selecteer voordat u de motor afzet de stand P
e n trek ver volgens de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren.
U kunt bij het selecteren van de stand P
een zwaar punt voelen.
Als de keuzeschakelaar niet in de
stand P staat, klinkt bij het openen van
het bestuurdersportier of na ongeveer
45
seconden een geluidssignaal en
verschijnt een melding op het display.
F
Z
et de keuzeschakelaar in de stand P ;
het geluidssignaal stopt en de melding
verdwijnt.
Wanneer de auto zwaar beladen is en
u deze op een steile helling parkeert, houd
dan het rempedaal ingetrapt , selecteer
de stand P , trek de parkeerrem aan en laat
vervolgens het rempedaal weer los.
Het lampje van de toets gaat uit.
Bij handmatig schakelen is het niet
noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Het schakelen naar een andere
versnelling kan alleen als de snelheid van
de auto en het toerental van de motor dit
toestaan. Bij een te laag of te hoog toerental
knippert de geselecteerde versnelling
enkele seconden waarna de werkelijk
ingeschakelde versnelling wordt
weergegeven.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de transmissie automatisch de stand M1
.
In een steile en/of lange afdaling is het om
de remmen te ontzien raadzaam om af te
remmen op de motor (schakel terug of blijf
in een lage versnelling rijden).
Voortdurend remmen kan leiden tot
over verhitting van de remmen waardoor
het remsysteem beschadigd of buiten
werking kan raken.
Rem alleen als dit noodzakelijk is om
snelheid te minderen of te stoppen.
Op wegen met steile hellingen (bijvoorbeeld
een bergweg) is het raadzaam handmatig te
schakelen.
Het automatische schakelprogramma werkt onder
zulke omstandigheden niet optimaal en biedt
geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.
Rijden