ECU Peugeot Traveller 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: Traveller, Model: Peugeot Traveller 2016Pages: 528, PDF Size: 12.72 MB
Page 160 of 528
158
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F u kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
urgence-oproep of
A ssistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of
hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de
desbetreffende P
e
ugeo
T
-helpdesk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de Audio en
telematica en in het bijzonder over het
gebruik van deze voorziening.
F
D
ruk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 161 of 528
159
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
elektronisch stabiliteitsprogramma (eSP: el
ectronic Stability Program) dat de volgende
systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (R
eF
),
-
d
e noodremassistentie (NRA),
-
d
e antispinregeling (ASR),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole.
elektronische stabiliteitscontrole (eS P)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (NRA)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
5
Veiligheid
Page 162 of 528
160
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking van uw auto
blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden
in combinatie met de
verklikkerlampjes STOP en
ABS, een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats stil.
Laat in beide gevallen zo snel
mogelijk uw auto controleren door
het P
e
ugeo
T
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: intelligente
tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
ond
er gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Veiligheid
Page 163 of 528
161
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen
ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.
Storing
Opnieuw inschakelen
F Druk op deze knop. F
Z
et de draaiknop in deze stand.
of
A
ls het lampje op de (draai)knop gaat branden,
grijpt het CDS-systeem niet meer in op de
werking van de motor.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.
Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het
systeem handmatig opnieuw inschakelen. F
D
ruk op deze knop.
of
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit. Het CDS-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's
of te hard rijden.
De goede werking van het systeem
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
P
e
ugeo
T
-netwerk.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het P
e
ugeo
T
-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats. Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in het systeem.
Raadpleeg het P
e
ugeo
T
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
5
Veiligheid
Page 164 of 528
162
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
grip control
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale
wijze en zorgt ervoor dat u ook onder
omstandigheden met weinig grip, die u tijdens
toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg
kunt vervolgen.Dit is de stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest
voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden op autowegen en snelwegen.
F
Z
et de draaiknop in deze stand.In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 50 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden om uw keuze te bevestigen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om
het systeem optimaal gebruik te laten maken van het
motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste
instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
u kunt uit verschillende standen kiezen:
Sneeuw
Normaal (ESP)
Als u het contact opnieuw aanzet,
neemt het systeem automatisch deze
stand weer aan.
In combinatie met de Peak Mountain
Snow Flake vierseizoenenbanden biedt
dit systeem een optimaal compromis
tussen veiligheid, grip en tractie. Deze
banden leveren zowel 's zomers als 's
winters uitstekende prestaties.
Veiligheid
Page 165 of 528
163
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel vervolgens weer grip
krijgt. e
r w
ordt zo veel mogelijk koppel naat het
wiel met de meeste grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 80 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand. In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt
te zitten in het terrein.
u
kunt een aantal functies van het
eS
P (antispinregeling en dynamische
stabiliteitscontrole) uitschakelen door de
draaiknop in de stand " OFF" te draaien.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact
opnieuw wordt aangezet.
Off road (modder, nat gras enz.) Zand
Tips voor het rijden
uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar u kunt er ook mee uit de voeten
op minder goed begaanbare wegen.
uw a
uto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
-
h
et rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarin
onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler, ...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
-
h
et rijden in terrein met steile
hellingen en weinig grip,
-
h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
5
Veiligheid
Page 166 of 528
164
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóórOmdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van
de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse
aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen
de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee
de gordel tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Hoogteverstelling
Het schoudergedeelte van de gordel
moet in het holle gedeelte van de
schouder vallen.
F
B
eweeg de knop A omlaag en schuif het
bevestigingspunt omlaag om het lager te
plaatsen.
F
S
chuif het bevestigingspunt omhoog om
het hoger te plaatsen.
F
T
rek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Veiligheid
Page 167 of 528
165
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Tweezitsbank vóór
Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of
bestaande uit een stoel en een tweezitsbank)
zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
De oprolautomaten van de buitenste
zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van
een spankrachtbegrenzer.
De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien
van een driepuntsveiligheidsgordel met
oprolautomaat.
Zorg er bij auto's met een voorbank voor
dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste
gordelsluiting wordt gestoken.
Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder
niet in de gordelsluiting van de middelste
veiligheidsgordel en andersom, en gebruik
de gordel van de bestuurder niet voor de
middelste zitplaats.
Zorg ervoor dat de gordels op de 2e en
3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden
vastgemaakt.
Bevestig de gordels van de buitenste
zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de
middelste zitplaats en gebruik de gordels van
de buitenste zitplaatsen niet op de middelste
zitplaats.
Zorg er bij het neerklappen van de buitenste
zitplaatsen of het in tafelstand zetten van de
rugleuningen voor dat de veiligheidsgordel
van de middelste zitplaats niet klem komt te
zitten.
Controleer na het neerklappen of verplaatsen
van een stoel of achterbank of de gordel
correct is opgerold en de gordelsluiting
gebruikt kan worden.
Let er bij het verplaatsen van de buitenste
stoelen (verwijderen/terugplaatsen) of bij het
instappen naar de derde zitrij op dat er niets
blijft haken aan de middelste veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels achter
5
Veiligheid
Page 168 of 528
166
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Als uw auto is uitgerust met individuele
voorstoelen:
1.
P
ictogram veiligheidsgordel bestuurder
losgemaakt/niet vastgemaakt.
2.
P
ictogram veiligheidsgordel voorpassagier
losgemaakt/niet vastgemaakt.
Vanaf ongeveer 20 km/h en
gedurende 2 minuten knippert het
pictogram van de desbetreffende
veiligheidsgordel(s) in combinatie
met een geluidssignaal. Na deze
2
minuten blijft het pictogram van de
desbetreffende veiligheidsgordel(s)
branden zolang de bestuurder en/of
de passagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt.
Als bij het aanzetten van het contact één of meer
veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn
losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram
van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank
vóór:
A.
P
ictogram veiligheidsgordel linker zitplaats
(bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.
B.
P
ictogram veiligheidsgordel middelste en/
of buitenste zitplaats losgemaakt.
Als het contact aan staat, gaat het
pictogram A branden als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft
vastgemaakt.
Het pictogram B gaat branden als (een van)
de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn
losgemaakt.
Bij auto's met individuele stoelen zijn de stoelen
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel en
een aan de rugleuning bevestigde geleider en
oprolautomaat.
Veiligheid
Page 169 of 528
167
Traveller-VP_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Adviezen
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
P
e
ugeo
T
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te worden
gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de
gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het
P
e
ugeo
T
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, die tevens voor de garantie
zorgt en de werkzaamheden volgens de
voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het P
e
ugeo
T
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar
bij het P
e
ugeo
T
-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
u
kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
5
Veiligheid