stop start Seat Arona 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2017Pages: 320, PDF Size: 6.73 MB
Page 179 of 320

Rijden
Startknop* Afb. 174
Onder in de middenconsole: start-
knop . Afb. 175
Rechts van de stuurkolom: nood-
s tar
t. De motor van de auto kan in werking gesteld
w
or
den met
een startknop (Press & Drive).
Daarvoor moet er een passende autosleutel
in het interieur zijn aan de stoelen vooraan of
achteraan. Door het bestuurdersportier te openen
wan-
neer u de auto
verlaat, wordt de stuurkolom
elektronisch vergrendeld als het contact is
uitgeschakeld.
Het contact handmatig in- of uitschakelen
Druk de startknop één keer kort in zonder
daarbij het koppelings- of rempedaal in te
trappen ››› .
Z o
w
el in wagens met schakelbak als met au-
tomatische versnellingsbak knippert de tekst
van de startknop START ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h
art wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Contact automatisch uitschakelen
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact niet
automatisch uitgeschakeld. Het contact
wordt automatisch uitgeschakeld door te
drukken op de vergrendelingstoets van de af-
standsbediening of handmatig door te
drukken op het sensoroppervlak van de por-
tiergreep ››› afb. 141
Noodstopfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu- wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de b
atterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken v
an de startknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 175, zo dicht mogelijk bij het logo van
Kessy.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en
zo nodig slaat de motor aan.
Nooduitschakeling
Als de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk
de startknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot
or weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden. »
177
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 180 of 320

Bedienen
Automatisch uitschakelen van het contact in
w ag
en
s met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is
vastgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt.
Indien na het aut
omatisch uitschakelen van
het contact het dimlicht brandt, blijft het
stadslicht gedurende ca. 30 minuten bran-
den (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het
rem- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen. ●
Laat w anneer u het
voertuig verlaat nooit
de autosleutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voor d
at u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel.
● Als de wagen lange tijd blijft stilstaan met
inge
schakeld contact, kan de accu leeg raken
en kan de motor mogelijk niet meer gestart
worden.
● Voor wagens met dieselmotor kan het even
duren v
oordat de motor aanslaat als hij moet
voorverwarmen.
● Als u tijdens de STOP-fase op de drukknop
STAR
T ENGINE STOP drukt, wordt het contact uit-
ge s
chakeld en knippert de knop.
● Als de aanwijzing verschijnt op het scherm
van het in
strumentenpaneel "Start-stopsys-
teem uitgeschakeld: motor handmatig star-
ten", zal de drukknop START ENGINE STOP knip-
peren. De motor starten
3 Geldt voor wagens: met startknop
StapMotor in werking stellen met de start-
knop
››› pag. 177.
1.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 5 uitgevoerd is.
1a.
Bij wagens met handgeschakelde versnel-
lingsbak: trap het koppelingspedaal volledig
in en houd dit ingetrapt totdat de motor aan-
slaat.
2.Zet de versnellingshendel in de vrijstand of zet
de keuzehendel in stand P of N.
3.
Druk de startknop ››› afb. 174 kort in zonder
het gaspedaal in te trappen. Om de motor te
kunnen starten moet er een passende sleutel
in de wagen aanwezig zijn.
Na het starten van de motor blijft het licht van
de drukknop START ENGINE STOP
permanent
branden om aan te geven dat de motor gestart
is.
4.
Indien de motor niet aanslaat, onderbreekt u
de poging en herhaalt u deze na ongeveer 1
minuut. Voer indien nodig een noodstart uit
››› pag. 177.
5.Los de handrem wanneer u met de wagen wilt
gaan rijden ››› pag. 180. ATTENTIE
Verlaat de wagen nooit terwijl de motor
draait, v
ooral wanneer een versnelling of
rijstand is ingeschakeld. De wagen kan plots 178
Page 181 of 320

Rijden
in beweging komen of er kan iets onver-
wac
ht
s gebeuren, met schade, brand of ern-
stige letsels tot gevolg. ATTENTIE
Sprays voor koud starten kunnen ontploffen
of een p lot
selinge toerentalverhoging van de
motor veroorzaken.
● Gebruik nooit sprays voor koud starten. VOORZICHTIG
● De s t
artmotor of motor kan beschadigd ra-
ken indien u tijdens het rijden probeert de
motor te starten of de motor meteen na het
uitzetten opnieuw in werking stelt.
● Als de motor koud is, vermijdt u hoge toe-
renta
llen, hoge belasting en plotse versnel-
lingen.
● Start de motor niet terwijl de wagen wordt
geduwd of
gesleept. Onverbrande benzine
zou in de katalysator kunnen komen en deze
beschadigen. Let op
● Wac ht
niet tot de motor warm is bij stil-
staande wagen; als u een goed zicht hebt
door de ruiten, begin dan onmiddellijk te rij-
den. Hierdoor bereikt de motor sneller zijn
bedrijfstemperatuur en is de uitstoot van
schadelijke gassen lager. ●
Bij het s t
arten van de motor worden de be-
langrijkste stroomverbruikers tijdelijk uitge-
schakeld.
● Bij het koud starten van de motor kan het
geluid kor
t toenemen. Dit is normaal en geen
reden om u zorgen te maken.
● Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+5°C (+41°F), kan er
zich bij een dieselmotor
rook vormen onder de wagen als de standka-
chel, die op brandstof werkt, is ingeschakeld. Motor afzetten
3 Geldt
voor wagens: met startknop
StapMotor uitzetten met de startknop
››› pag. 177.
1.Zet de wagen volledig stil ››› .
2.Trap het rempedaal in en houd het ingedrukt
tot stap 4 uitgevoerd is.
3.Indien uw wagen beschikt over automatische
versnellingsbak, plaatst u de keuzehendel in
stand P.
4.Trek de handrem aan ››› pag. 180.
5.
Druk de startknop kort in ››› afb. 174. De knop
START ENGINE STOP knippert opnieuw. Als de
motor niet stopt, voer dan een nooduitschake-
ling uit ››› pag. 177.
6.Schakel in geval van een handgeschakelde
versnellingsbak de 1e versnelling of de achter-
uitversnelling in. ATTENTIE
Zet de motor nooit uit terwijl de wagen in be-
we gin
g is. Dit kan leiden tot verlies van con-
trole over de wagen, ongeval en ernstige let-
sels.
● De airbags en gordelspanners zijn buiten
werkin
g als het contact is uitgeschakeld.
● De rembekrachtiger werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Daarom moet u bij uitge-
schakelde motor het rempedaal krachtiger in-
trappen om de wagen tot stilstand te bren-
gen.
● De stuurbekrachtiging werkt niet bij uitge-
sch
akelde motor. Wanneer de motor is afge-
zet, heeft u meer kracht nodig om te sturen.
● Als het contact wordt uitgeschakeld, kan de
stuurk
olomvergrendeling geactiveerd worden
waardoor u geen controle meer hebt over de
wagen. VOORZICHTIG
Als de motor veel belast wordt gedurende
lan g
ere tijd, kan hij na het uitschakelen over-
verhit raken. Om motorschade te voorkomen,
laat u de motor na het uitzetten gedurende
ca. 2 minuten in neutrale stand stationair
draaien. Let op
Na het uitzetten van de motor kan de koel-
lucht v
entilator nog enkele minuten blijven » 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 182 of 320

Bedienen
werken in de motorruimte, zelfs met uitge-
sc
h
akeld contact. De koelluchtventilator gaat
automatisch uit. Functie "My Beat"
Voor wagens met comfortsleutel is er de func-
tie "My
B
eat". Deze functie biedt een bijko-
mende indicatie van het startsysteem van de
wagen.
Bij toegang tot de wagen, bijv. door het ope-
nen van de portieren met de afstandsbedie-
ning, knippert de knop START ENGINE STOP om
t e w
ijz
en op de overeenkomstige toets van
het startsysteem.
Bij het in-/uitschakelen van het contact gaat
het licht van de knop START ENGINE STOP knip-
per en. Bij uit
g
eschakeld contact stopt de
knop START ENGINE STOP na enkele seconden
met knip
per
en en gaat hij uit.
Wanneer de motor is gestart, blijft het licht
van de knop START ENGINE STOP vast branden
om aan t e g
ev
en dat de motor draait. De tijd
tussen het starten van de motor met de druk-
knop START ENGINE STOP en de overgang van
knip per
en n
aar vast branden van de lichten
hangt af van de kenmerken van de motorise- ring. Wordt de motor uitgezet met de knop START ENGINE STOP , dan gaat het licht van knop
opnieu w knip
per
en. Bij wagens
met st
art-stopsysteem biedt de
functie "My Beat" ook bijkomende informa-
tie:
● Wanneer de motor wordt afgezet tijdens de
Stop-fa
se, blijft het licht van de toets
START ENGINE STOP vast branden, want hoewel
de mot or uit
s
taat, is het start-stopsysteem
actief.
● Kan de motor niet opnieuw worden gestart
met het s
tart-stopsysteem, ››› pag. 203, en
moet hij handmatig worden gestart, dan zal
de knop START ENGINE STOP knipperen om deze
s it
uatie aan t
e geven.
Remmen en parkeren Remw
erking en remweg Voor een goede remwerking is het belangrijk
d
at
de r
emblokken niet zijn versleten. Deze
slijtage is sterk afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden en de rijstijl. Wanneer u
vaak in de stad rijdt en korte ritten maakt of
een heel sportieve rijstijl heeft, adviseren wij
u om de toestand van de remblokken vaker
bij een technische service te laten controle-
ren dan in het onderhoudsprogramma staat.
Bij het rijden met natte remmen, zoals bijv.
na het rijden door water, bij hevige regenval
of na het wassen van de wagen, is de werk-
ing van de remmen vanwege vochtige of in de winter bevroren remschijven slechter: in
dit gev
al moeten de remmen eerst worden
"drooggeremd". ATTENTIE
Een langere remweg of schade aan het rem-
sys t
eem verhogen het gevaar voor ongeval-
len.
● Nieuwe remblokken moeten eerst inrem-
men en hebben tijdens
de eerste 200 km nog
niet de optimale wrijvingskracht. Deze licht
verminderde remcapaciteit kunt u compense-
ren door met meer kracht op het rempedaal te
duwen. Dit is ook van toepassing wanneer la-
ter de remblokken moeten worden vervangen.
● Bij natte resp. bevroren remmen en bij het
rijden op weg
en die met zout zijn bestrooid,
kunnen de remmen vertraagd werken.
● Op hellingen worden de remmen veel ge-
bruikt en wor
den deze snel heet. Voordat u
een langer traject met steile hellingen om-
laag rijdt, vermindert u de snelheid, schakelt
u naar een lagere versnelling terug of kiest u
een lagere rijstand. Op deze wijze maakt u
gebruikt van de remmende werking van de
motor en belast u de remmen minder.
● Nooit de remmen "laten aanlopen" door
het pedaa
l langdurig licht ingerukt te hou-
den. Continu remmen leidt tot oververhitting
van de remmen en daarmee tot een langere
remweg. In plaats daarvan in intervallen rem-
men.
● De wagen nooit met afgezette motor laten
rol
len. De remweg wordt aanzienlijk langer 180
Page 202 of 320

Bedienen
niet meer nodig heeft. Apparaten met een
hoog v
erbruik
zijn bijvoorbeeld de aanjager
op hoge snelheid, de achterruitverwarming
of de stoelverwarming*. Let op
● Wanneer u w w
agen is voorzien van een
start-stopsysteem, is het raadzaam dit sys-
teem niet uit te schakelen.
● Wanneer u harder rijdt dan 60 km/u
(37 mph), is het
raadzaam de ruiten te slui-
ten.
● Laat tijdens het rijden uw voet niet op het
koppelin
gspedaal rusten. Zelfs door een lich-
te druk op het koppelingspedaal kan de kop-
pelingsplaat al gaan slippen. Daardoor stijgt
niet alleen het brandstofverbruik, maar kan
ook de voering van de koppelingsplaat ver-
branden wat kan leiden tot ernstige schade.
● Houd op een helling uw wagen niet stil
door de koppelin
g te laten slippen, maar ge-
bruik in plaats daarvan het rempedaal of
eventueel de handrem met de knop op het
uiteinde ingedrukt. Wanneer u de koppeling
laat slippen, stijgt het brandstofverbruik en
kan de koppelingsplaat beschadigd raken.
● Schakel in een afdaling tijdig terug om af te
remmen op de motor
. Het brandstofverbruik
wordt gereduceerd tot "nul" en de remmen
worden gespaard. Motorregeling en uitlaatgasrei-
nigin
g
s
systeem
Inleiding tot thema ATTENTIE
● Van w
ege de hoge temperaturen die in het
uitlaatgasreinigingssysteem (katalysator of
roetfilter voor dieselmotoren) kunnen voorko-
men, mag u de wagen niet boven licht ont-
vlambaar materiaal parkeren (bijv. wei of bos-
rand). - brandgevaar!
● Geen conserveringsmiddelen gebruiken
voor de bodem v
an de wagen in de zone bij
de uitlaat - brandgevaar! Let op
Zolang de controlelampjes , , of
b lij
ven branden, kunnen er storingen in de
motor zijn; daardoor kan het brandstofver-
bruik toenemen en de motor vermogen verlie-
zen. Katalysator
Voor een lange levensduur van de katalysa-
t
or
– Ge bruik
voor een benzinemotor uitsluitend
loodvrije benz
ine. Gelode benzine tast de
katalysator aan.
– De brandstoftank niet leeg rijden. –
Bij het v
ervangen of toevoegen van motor-
olie, de benodigde hoeveelheid niet over-
schrijden ››› pag. 283, Motorolie bijvullen.
– De wagen niet aanslepen, maar startkabels
gebruik
en ›››
pag. 69.
Indien u tijdens het lopen van de motor sto-
ringen in de verbranding, vermogensverlies
of onregelmatig draaien van de motor con-
stateert, de snelheid onmiddellijk verlagen
en de wagen door een gespecialiseerde
werkplaats laten controleren. In het alge-
meen gaat het uitlaatgascontrolelampje
branden wanneer zich een van de genoemde
symptomen voordoet ››› pag. 119. Onver-
brande brandstof zou zo in het uitlaatsys-
teem en dus in de atmosfeer kunnen komen.
Bovendien kan de katalysator door overver-
hitting worden beschadigd. VOORZICHTIG
De brandstoftank nooit helemaal leeg rijden,
omdat een onr
egelmatige brandstoftoevoer
storingen in de ontsteking kan veroorzaken.
Hierbij komt onverbrande benzine in het uit-
laatsysteem - dat kan tot oververhitting en
beschadiging van de katalysator leiden. Milieu-aanwijzing
Ook bij een goed werkend uitlaatgasreini-
ging s
systeem kan bij bepaalde bedrijfsfunc-
ties van de motor een zwavelachtige uitlaat-
gaslucht ontstaan. Dit hangt van het 200
Page 204 of 320

Bedienen
● Bij w ag
en
s met een benzinemotor die met
een katalysator uitgerust zijn, dient men erop
te letten dat er loodvrije benzine getankt
moet worden. Zie hoofdstuk "Tanken". De au-
tomobielverenigingen kunnen u informeren
over het netwerk van benzinestations waar
loodvrije benzine getankt kan worden.
● Het is mogelijk dat in een aantal landen het
model v
an uw wagen niet verkocht wordt,
waardoor men daar niet over diverse reser-
veonderdelen van uw auto beschikt, of dat in
de werkplaats slechts beperkte reparaties
uitgevoerd kunnen worden.
De SEAT-dealers en betreffende importeurs
zijn graag bereid om u informatie te verschaf-
fen over de technische voorbereidingen die
aan uw auto uitgevoerd dienen te worden,
alsook over het benodigde onderhoud en de
reparatiemogelijkheden.
Koplampen afplakken
Bij ritten in landen waarin aan de andere
kant van de weg wordt gereden, verblindt het
asymmetrische dimlicht het tegemoetko-
mend verkeer.
Om deze verblinding te voorkomen moeten
bepaalde gedeelten van de koplampen met
folie worden afgeplakt. Meer informatie is
verkrijgbaar bij een Erkende Seat Werkplaats. Waden door ondergelopen wegdelen Om schade aan de wagen te vermijden bij
het rijden door w
at
er, bijv. een ondergelopen
weg, dient rekening gehouden te worden met
het volgende:
● Het water mag in geen geval hoger reiken
dan de onders
te carrosserierand.
● Rijd stapvoets. ATTENTIE
Na ritten door water, modder, pek enz. kan de
werk in
g van de remmen vanwege natte rem-
schijven en -blokken trager zijn. Om ervoor te
zorgen dat de remmen weer goed werken,
moeten de remmen eerst voorzichtig worden
drooggeremd. VOORZICHTIG
● Het rijden door onder g
elopen zones kan
ernstige schade veroorzaken aan bepaalde
onderdelen van de wagen zoals de motor,
transmissie, het onderstel of het elektrische
systeem.
● Deactiveer voor het waden altijd het start-
stop
systeem* ››› pag. 203. Let op
● Contr o
leer de diepte van het water alvorens
over dat stuk weg te rijden. ●
Stop nooit in het
water, rijd niet achteruit
daarin en stop nooit de motor.
● Houd er rekening mee dat wagens die uit
teg
engestelde richting komen golven kunnen
veroorzaken, waardoor het waterpeil hoger
komt dan het max. peil toegestaan voor uw
wagen.
● Voorkom rijden door zout water (corrosie). 202
Page 205 of 320

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Systemen ter ondersteuning
v an de be
s
tuurder
Start/stop-systeem* Gerelateerde video Afb. 181
Comfort Beschrijving en werking
Het start-stopsysteem kan u helpen brand-
s
t
of
te besparen en de CO 2-emissie te beper-
ken.
In de start/stop-stand wordt de motor auto-
matisch afgezet zodra de wagen stil komt te
staan of uitrolt, bijv. voor een verkeerslicht.
Het contact blijft ingeschakeld tijdens de pe-
riode van stilstand. Zodra verder gereden kan
worden, wordt de motor weer automatisch
gestart. In deze situatie blijft het licht van de
knop START ENGINE STOP vast branden
1)
. Zodra het contact wordt ingeschakeld, wordt
aut
om
ati
sch het start/stop-systeem geacti-
veerd.
In het Easy Connect-systeem kunt u nadere
informatie raadplegen over het start-stopsys-
teem: door te drukken op de toets in het
menu Wagenstatus .
B a
s
isvoorwaarden voor start-stopstand
● Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
● De bestuurder draagt de veiligheidsgordel.
● De motorkap is gesloten.
● De motor heeft een minimale bedrijfstem-
peratuur ber
eikt.
● De achteruitversnelling is niet ingescha-
keld.
● D
e auto staat niet op een steile helling. ATTENTIE
● Nooit de mot or afz
etten voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden. ●
Trek
nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wagen in beweging is. Het stuurslot
zou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bent
dan niet meer in staat de wagen te besturen.
● Om verwondingen te voorkomen, moet u al-
tijd ervoor
zorgen dat het start/stop-systeem
is uitgeschakeld zodra u in het motorcompar-
timent werkt ››› pag. 205. VOORZICHTIG
Het start-stopsysteem moet altijd uitgescha-
k el d
zijn als u met de wagen door water
waadt ››› pag. 205. Motor afzetten/starten
Wagens met versnellingsbak
– Voordat u de wagen tot stilstand brengt of
wanneer de w
ag
en stilstaat, zet u de ver-
snelling in de vrijstand en laat u het koppe-
lingspedaal los. De motor gaat uit. Op het
display in het instrumentenpaneel ver-
schijnt het controlelampje . De motor kan
uitschakelen voordat de wagen tot stil-
stand komt tijdens de vertragingsfase (bij 7
km/u).
– Zodra u het koppelingspedaal weer intrapt,
star
t de motor weer. Het controlelampje
gaat uit. »1)
Alleen wagens met Keyless Access.
203
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 206 of 320

Bedienen
Wagens met automatische versnellingsbak
– Rem de wagen af totdat deze stilstaat en
houd de v
oet
op het rempedaal. De motor
gaat uit. In het display verschijnt het con-
trolelampje . De motor kan uitschakelen
voordat de wagen tot stilstand komt tijdens
de vertragingsfase (bij 7 km/u of 2 km/u
afhankelijk van het type versnellingsbak
van de wagen).
– Zodra u het rempedaal weer intrapt, start
de motor weer
. Het controlelampje gaat uit.
Aanvullende informatie over de automati-
sche transmissie
De motor stopt als de keuzehendel in de
standen P, D, N en S staat, alsmede in de
handbediende stand. Als de keuzehendel in
de stand P staat, blijft de motor ook uit als u
uw voet van het rempedaal neemt. Om de
motor opnieuw te starten, moet u het gaspe-
daal intrappen of naar een andere rijstand
schakelen en de rem loslaten.
Als u de keuzehendel in de stand R zet tij-
dens stilstand, start de motor weer.
Wissel van D naar P om te voorkomen dat de
motor per ongeluk start als u bij schakelen R
passeert.
Bijkomende informatie over wagens met
Adaptive Cruise Control (ACC)
Als bij wagens met automatische versnel-
lingsbak en ACC-functie het voorliggende voertuig wegrijdt, wordt de motor onder be-
paalde bedrijf
somstandigheden opnieuw ge-
start. Let op
● Bij wag en
s met automatische versnellings-
bak kunt u zelf bepalen of de motor moet
worden afgezet of niet door de kracht op het
rempedaal te verlagen of verhogen. Als u het
rempedaal slechts voorzichtig intrapt, bijv. in
een file waarin regelmatig wordt opgetrokken
en afgeremd, dan wordt de motor niet afgezet
bij stilstand van de wagen. Zodra u het rem-
pedaal flink intrapt, stopt de motor.
● Bij wagens met schakelbak moet u tijdens
stil
stand het rempedaal ingetrapt houden om
te voorkomen dat de wagen wegrolt.
● Als bij wagens met schakelbak de motor
"afsl
aat", kan die direct opnieuw worden ge-
start door het koppelingspedaal in te trap-
pen. Het volgende is van toepassing:
Het systeem kan de start/stop-stand om di-
v
er
se r
edenen onderbreken.
De motor stopt niet
Na stilstand controleert het systeem of aan
bepaalde voorwaarden is voldaan. De motor
stopt niet in onder andere de volgende geval-
len: ●
De motor heef
t de minimale temperatuur
voor de start-stopstand nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur ingesteld in de kli-
maatre
geling is nog niet bereikt.
● De interieurtemperatuur is erg hoog/laag.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 49.
● De parkeerhulp* is ingeschakeld.
● De accu is erg leeg.
● Het stuurwiel is flink verdraaid of wordt mo-
menteel g
edraaid.
● Er bestaat gevaar voor condensvorming.
● Na het selecteren van de achteruit.
● Bij een zeer steile helling.
In het dis
play van het instrumentenpaneel
verschijnt dan ; bovendien wordt in het be-
stuurdersinformatiesysteem* weer-
gegeven.
De motor start vanzelf
Tijdens stilstand kan de normale start/stop-
stand worden onderbroken in de volgende
gevallen: De motor start zonder toedoen van
de bestuurder.
● De interieurtemperatuur wijkt af van de
waarde in
gesteld in de klimaatregeling.
● Ontwasemingstoets geactiveerd
›››
pag. 49.
204
Page 207 of 320

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Het r
emped
aal is diverse keren achter elk-
aar ingetrapt.
● De accu is erg leeg.
● Hoog stroomverbruik. Let op
Als bij wagens met automatische transmissie
de keuz ehendel
in de stand D, N of S wordt
gezet nadat de achteruit is gekozen, moet
eerst weer harder dan 10 km/u (6 mph) met
de auto zijn gereden voordat het systeem de
motor weer stopt indien nodig. Handmatig in-/uitschakelen met het
s
t
ar
t-stopsysteem Afb. 182
Middenconsole: toets van het start-
s top
systeem. Als u het systeem niet wilt gebruikt, kunt u
dit
h
andm
atig uitschakelen. –
Om het st
art-stopsysteem handmatig uit of
in te schakelen, drukt u op de toets . Als
het sy
s
teem is uitgeschakeld, blijft het
toetssymbool geel branden. Let op
Het systeem schakelt automatisch weer in
telk en
s nadat u de motor zelf heeft uitge-
schakeld tijdens stilstand. De motor start au-
tomatisch. Aanwijzingen voor de bestuurder op
het
di
s
play van het instrumentenpa-
neel Start-stopsysteem uitgeschakeld.
Motor handmatig starten
Dez e aan
wijzing voor de bestuurder ver-
schijnt wanneer niet aan bepaalde voorwaar-
den is voldaan tijdens stilstand en het start-
stopsysteem de motor niet opnieuw kan star-
ten. U moet de motor dan handmatig starten.
Start-stopsysteem: Storing! Func-
tie niet beschikbaar
Er is een storing opgetreden in het
start/stop-systeem. Rijd naar een gespeciali-
seerde werkplaats om de storing te laten re-
pareren. Snelheidsregelsysteem (SRS)*
Werk in
g Afb. 183
Display van het instrumentenpaneel:
s t
at
usaanduidingen van SRS. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 43
Het snelheidsregelsysteem (SRS) zorgt er-
voor dat tijdens het vooruit rijden met snel-
heden vanaf ongeveer 20 km/u (15 mph) de
geprogrammeerde snelheid constant wordt
aangehouden.
De SRS vermindert de snelheid van de wagen
enkel door niet meer te accelereren, niet door
actieve tussenkomst van de remmen ››› .
»
205
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 225 of 320

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● Men rijdt
h
arder dan 210 km/u (150 mph). ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terk ant, w
anneer de minimumafstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties c
orrect kan herkennen.
● "De voet" op het gaspedaal plaatsen kan
tot g
evolg hebben dat de ACC niet ingrijpt om
te remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht
betreffende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger.
● Het is gevaarlijk de regeling in te schakelen
en de geprogr
ammeerde snelheid opnieuw te
activeren, als de omstandigheden van de rij-
baan, het verkeer of het weer dit niet toela-
ten. Gevaar voor ongevallen! Let op
● Bij het uit s
chakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist. ●
Bij het uit s
chakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of het inschakelen van de ESC in
Sport*-modus ( ››› pag. 120) wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitg
eschakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Aanwijzingen voor de bestuurder
AC
C niet beschikbaar
Het
systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren.
ACC en Front Assist: momenteel niet be-
schikbaar. Sensor zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Helling
te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S of M
St
and
van keuzehendel D/S of M selecteren.
ACC: parkeerrem vastgezet
De ACC wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Ingreep
stabiliteitscontrole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld.
ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen.
ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mph) bedragen. Bij »
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid