ABS Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 43 of 348

De essentie
Remblokken voor versleten.
›››
pag.
183 brandt: storing in de ESC of uit-
schakeling door systeem.
knippert: ESC of ASR geactiveerd.
ASR handmatig buiten werking ge-
steld.
›››
pag.
183ESC in Sport-modus.
Storing in ABS, of werkt niet.
Mistachterlicht aan.›››
pag.
137
brandt of knippert:
storing in uit-
laatgascontrolesysteem.››› pag.
197
brandt: voorverwarmen van de die-
selmotor.
›››
pag.
198
knippert: storing in het dieselmo-
tormanagement.
Storing in het benzinemotormana-
gement.›››
pag.
198
brandt of knippert:
storing in de
stuurinrichting.››› pag.
291
Bandenspanning erg laag of sto-
ring in controlelampje banden-
spanning.›››
pag.
314
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag.
107
Storing in het systeem van airbags
en gordelspanners.›››
pag.
76
De rijstrookassistent (Lane Assist)
is ingeschakeld, maar niet actief.›››
pag.
226 Andere controlelampjes
Linker of rechter knipperlicht.›››
pag.
137
Alarmlichten aan.››› pag.
142
Aanhangwagenknipperlichten.›››
pag.
271
gaat groen branden:
Auto Hold in-
geschakeld.››› pag.
202
gaat groen branden:
trap het rem-
pedaal in!
knippert groen: de vergrendelings-
knop op de keuzehendel is niet
vastgeklikt.
››› pag.
187
gaat groen branden:
snelheidsre-
gelsysteem in werking of snel-
heidsbegrenzer aangesloten en ac-
tief.
››› pag.
204
knippert groen: de snelheid inge-
steld in de snelheidsbegrenzer
werd overschreden.
gaat groen branden:
de rijstroo-
kassistent (Lane Assist) is inge-
schakeld en actief.››› pag.
226
Grootlicht aan of grootlichtsignaal
in werking gesteld.›››
pag.
137 Op het display van het instrumenten-
p
aneel Afb. 50
Op het display van het instrumenten-
p aneel: w
eerg
ave portieren open.
niet verder rijden!
Met de volgende melding: por-
tier(en), achterklep of motorkap
geopend of niet correct gesloten››› pag.
117
››› pag.
129
››› pag.
300
Ingeschakeld: Rijd niet ver-
der! Motorkoelvloeistofpeil te
laag, koelvloeistoftemperatuur
te hoog
››› pag.
305
Knippert: storing in het motor-
koelvloeistofsysteem.» 41
Page 73 of 348

Veiligheidsgordels
model) indien de bestuurder of bijrijder de
v ei
ligheid sg
ordel niet heeft vastgegespt.
Als men begint te rijden met een snelheid
boven 25 km/u (15 mph) zonder de veilig-
heidsgordels vast te gespen of indien men
de gordels losmaakt tijdens het rijden, klinkt
gedurende enkele seconden een akoestisch
signaal. Daarnaast gaat ook het waarschu-
wingslampje knipperen.
Het controlelampje gaat uit als de bestuur-
der en de bijrijder hun gordel bij ingescha-
keld contact vastgespen.
Indicatie gordels omgegespt voor de zit-
plaatsen achterin*
Bij het inschakelen van het contact, infor-
meert de gordelstatusindicator ››› afb. 86 de
bestuurder op het instrumentenpaneel of de
inzittenden op de zitplaatsen achterin de
overeenstemmende veiligheidsgordel heb-
ben omgegespt. Het symbool geeft aan dat
de inzittende van die plaats "zijn" veilig-
heidsgordel draagt.
Indien op de zitplaatsen achterin een veilig-
heidsgordel wordt omgegespt of losgemaakt,
dan wordt de gordelstatus aangeduid gedu-
rende ca. 30 seconden. De indicatie kan wor-
den verborgen door te drukken op de toets 0.0/SET op het instrumentenpaneel.
Indien tijden s
het rijden ac
hterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert het
overeenstemmende symbool maximaal 30 seconden. Indien gereden wordt met een
snelheid hoger dan 25 km/u (15 mp
u) dan
klinkt bovendien een akoestisch signaal.
Veiligheidsgordels bieden bescher-
ming Afb. 87
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect dr
agen zullen niet weggeslingerd wor-
den bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt enden
van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garander
en de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische
energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde »
71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 75 of 348

Veiligheidsgordels
Frontale botsingen en natuurkundige
w ett
en Afb. 88
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t n
aar voren. Afb. 89
De niet-vastgegespte passagier op
een z
itp l
aats achterin vliegt naar voren op de
vastgegespte bestuurder. Het natuurkundige principe van een frontale
bots
in
g i s
gemakkelijk te verklaren: zodra de
wagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-
wel bij de wagen als bij de inzittenden van de wagen bewegingsenergie, de zogenaamde
"kinetisc
he energie".
De kracht van de "kinetische energie" is sterk
afhankelijk van de snelheid van de wagen,
het gewicht van de wagen en van de inzitten-
den. Hoe hoger, hoe meer energie "geabsor-
beerd" moet worden bij een ongeval.
De snelheid van de wagen is echter de be-
langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordt
verdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50
km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-
de kinetische energie verviervoudigd!
Omdat de inzittenden van de wagen in ons
voorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,
wordt bij een botsing de totale bewegings-
energie van de inzittenden van de wagen al-
leen door de botsing afgebouwd.
Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19
mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij een
botsing krachten vrij op het lichaam die al
snel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-
den. De op uw lichaam werkende krachten
worden bij hogere snelheden zelfs nog ster-
ker.
Inzittenden van de wagen die hun veilig-
heidsgordels niet hebben omgegespt, zijn
dus niet met de wagen "verbonden". Bij een
frontale botsing zullen deze personen dus
met dezelfde snelheid verder bewegen als
waarmee de wagen zich voor de botsing
heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al- leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-
le andere soort
en botsingen en aanrijdingen.
Al bij lage botssnelheden komen op het li-
chaam krachten vrij die niet meer met de
handen kunnen worden afgeweerd. Bij een
frontale botsing worden niet-vastgegespte in-
zittenden naar voren geslingerd en stoten zij
ongecontroleerd tegen delen in het interieur,
zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en de
voorruit ››› afb. 88.
Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-
terin is het belangrijk de gordel juist om te
gespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-
troleerd door de wagen worden geslingerd.
Een niet-vastgegespte passagier op een zit-
plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,
maar ook de bestuurder en/of voorpassagier
die voorin zitten in gevaar ››› afb. 89.
73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 78 of 348

Vastzetten
●
De bes c
herming van de gordelspanners
geldt slechts voor één aanrijding. De span-
ners moeten vervangen worden als ze in
werking zijn getreden. Airbagsysteem
K or
te in
leiding
Waarom is het dragen van veiligheids-
gordels en een juiste houding belang-
rijk? Om de optimale werking te garanderen van
de airbags
die w
orden geactiveerd, moet de
veiligheidsgordel altijd juist worden gedra-
gen en de juiste zithouding worden ingeno-
men.
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
veiligheidsgordel maar een deel van het tota-
le passieve veiligheidsconcept van de wa-
gen. Houd er rekening mee dat de beste be-
scherming door de airbag alleen wordt be-
reikt in combinatie met goed omgegespte
veiligheidsgordels en goed ingestelde hoofd-
steunen. Daarom moeten de veiligheidsgor-
dels niet alleen vanwege wettelijke bepalin-
gen, maar ook vanwege de veiligheid worden
gebruikt ›››
pag. 70, Waarom veiligheidsgor-
dels?.
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zendsten van een seconde, als u op dat mo-
ment een verkeerde zithouding heeft ingeno-
men kan de airbag u levensgevaarlijk ver-
wonden. Om die reden is het absoluut nood-
zakelijk dat alle inzittenden de juiste zithou-
ding blijven aannemen tijdens het rijden. Bruusk remmen kort voor een aanrijding kan
ervoor
z
orgen dat een niet-vastgegespte in-
zittende naar voren vliegt tot in het bereik
van de geactiveerde airbag. In dit geval kan
de inzittende door de airbag die wordt geac-
tiveerd levensgevaarlijk lichamelijk letsel op-
lopen. Dit geldt natuurlijk en in het bijzonder
ook voor kinderen.
Houd altijd de grootst mogelijke afstand tus-
sen uzelf en de frontairbag. Zo kunnen de
voorairbags in geval van een activering volle-
dig worden ontplooid en zo een maximale
beschermende werking bieden.
De belangrijkste factoren die een rol spelen
bij het ontsteken van de airbags zijn: het ty-
pe aanrijding, de botsingshoek en de snel-
heid van de wagen.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is de bij de botsing optredende en
door het regelapparaat bepaalde vertraging.
Blijft de tijdens de botsing optredende en ge-
meten vertraging van de wagen onder de in
het regelapparaat aangegeven referentie-
waarden, dan worden de voor-, zij- en hoofd-
airbags niet geactiveerd. Houd er rekening
mee dat de zichtbare schade aan de veronge-
lukte wagen, hoe duidelijk zichtbaar ook,
niet van doorslaggevende betekenis is ge-
weest voor het activeren van de airbags.
76
Page 185 of 348

Rijden
van de remmen en daarmee tot een langere
remw
e
g en grotere slijtage.
● Voordat u een langer traject met sterke af-
daling
en gaat rijden, de snelheid verlagen en
in een lagere versnelling schakelen. Op deze
wijze maakt u gebruikt van de remmende
werking van de motor en belast u de remmen
minder. Moet u toch bijremmen, dit dan niet
voortdurend doen maar met intervallen. Let op
● Werkt de r embek
rachtiger niet, omdat bijv.
de wagen moet worden gesleept of omdat er
schade aan de rembekrachtiger is ontstaan,
dan moet het rempedaal met meer kracht
worden ingetrapt dan normaal.
● Als u naderhand een frontspoiler of grote
wieldoppen of
iets dergelijks wilt laten inbou-
wen, moet u nagaan of de luchttoevoer bij de
voorwielen niet wordt verminderd, anders zou
het remsysteem te heet kunnen worden. Remhulpsystemen
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
D
e E
SC dr
aagt in hoge mate bij aan de veilig-
heid. Dit systeem reduceert het slipgevaar en
verbetert de rijstabiliteit van de wagen. Rijdy-
namische grensgevallen, zoals oversturen en
ondersturen van de wagen of doordraaien
van de aangedreven wielen, worden door de
ESC herkend. Door gerichte remingrepen en een reductie van het motorkoppel wordt de
wagen ge
stabiliseerd. Zodra de ESC regelend
ingrijpt, knippert het controlelampje in het
instrumentenpaneel.
In de ESC zijn het antiblokkeersysteem (ABS),
de remassistent (HBA), de antislipregeling
(ASR), de elektronische differentieelvergren-
deling (EDS), het elektronisch beheer van het
aandrijfkoppel (XDS) en de rijstabilisatie van
de wagen met aanhangwagen* verenigd. De
ESC draagt bovendien bij aan de stabiliteit
van de wagen door het draaikoppel te wijzi-
gen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
Het ABS voorkomt dat de wielen blokkeren,
wanneer wordt geremd tot kort voor stilstand
van de wagen. Daardoor blijft de wagen ook
bij een noodstop bestuurbaar. Het rempe-
daal zonder onderbreking intrappen - niet
pompen! Dat er wordt geregeld merkt men
aan het pulseren van het rempedaal.
Remkrachtassistent (HBA)
De remkrachtassistent kan de remweg verkor-
ten. De remkracht wordt verhoogd, als de be-
stuurder in noodsituaties het rempedaal snel
intrapt. Daarbij moet het rempedaal zo lang
ingetrapt worden, tot het gevaar geweken is. Aandrijfslipregeling (ASR)
De aandrijfslipr
egeling vermindert de aan-
drijfkracht van de motor bij doordraaiende
wielen en past de kracht aan de rijbaanom-
standigheden aan. Daardoor wordt het weg-
rijden, accelereren en bergopwaarts rijden
vergemakkelijkt.
Elektronisch sperdifferentieel (EDS)
Het EDS remt een doorslippend wiel af en
brengt de aandrijfkracht over op het andere
aangedreven wiel. Deze functie is beschik-
baar tot een snelheid van ongeveer 100
km/u (62 mpu).
Opdat de schijfrem van het afgeremde wiel
niet te warm wordt, wordt het EDS bij buiten-
gewoon sterke belasting automatisch uitge-
schakeld. De wagen blijft functioneren. Zodra
de rem is afgekoeld, wordt het EDS automa-
tisch weer ingeschakeld.
Rijstabilisatie van de wagen met aanhang-
wagen*
Als u een wagen bestuurt met aanhanger,
geldt het volgende: het samenstel wa-
gen/aanhanger heeft de neiging om te slin-
geren. Zodra de aanhanger de slingering
overdraagt naar de wagen en deze wordt ge-
detecteerd door de ESC, reageert deze auto-
matisch en remt het trekkend voertuig af tot
de slingering weer binnen de systeemlimiet »
183
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 186 of 348

Bedienen
valt en stabiliseert zo het geheel. De stabili-
s atie
van het
samenstel wagen/aanhanger is
niet beschikbaar in alle landen.
Elektronisch beheer van het aandrijfkoppel
(XDS)
Bij het nemen van een bocht maakt het diffe-
rentieelmechanisme van de aandrijfas het
mogelijk dat het buitenwiel sneller draait dan
het binnenwiel. Op deze wijze ontvangt het
wiel dat sneller draait (buitenwiel) minder
aandrijfkoppel dan het binnenwiel. Dit kan
veroorzaken dat in bepaalde omstandighe-
den het koppel afgeleverd aan het binnen-
wiel te hoog is en dit zou slippen veroorza-
ken. Het buitenwiel ontvangt daarentegen
minder aandrijfkoppel dan wat deze zou kun-
nen overbrengen. Dit effect veroorzaakt een
algemeen verlies van het wegvastheid aan
de zijkant in de vooras, die zich uit in onder-
stuur of "verlenging" van de baan.
Het XDS-systeem kan, via de sensoren en sig-
nalen van de ESC, dit effect waarnemen en
corrigeren.
De XDS remt via de ESC het binnenwiel, zodat
het effect van het teveel aan aandrijfkoppel
van dit wiel wordt opgeheven. Dit zal ertoe
leiden dat de door de bestuurder gekozen
lijn preciezer zal worden uitgevoerd.
Het XDS-systeem werkt in combinatie met de
ESC en blijft altijd actief, hoewel de aandrijfs- lipregeling ASR uitgeschakeld zou zijn of de
ESC in S
port-modus staat of uitgeschakeld is.
Rem voor meervoudige aanrijdingen
De rem voor meervoudige aanrijdingen helpt
de bestuurder in geval van een ongeluk door
in te grijpen op de remming en zo het risico
op doorslippen tijdens het ongeluk en daar-
mee verdere aanrijdingen te voorkomen.
De rem voor meervoudige aanrijdingen (mul-
ti-collision) grijpt in bij een frontale botsing,
zijdelingse botsing en botsing van achteren,
zodra de airbagregeleenheid constateert dat
activering noodzakelijk is, mits de aanrijding
bij een snelheid hoger dan 10 km/u (6 mpu)
gebeurt. De ESC remt de wagen automatisch
wanneer de ESC, de hydraulische reminstal-
latie en de elektrische installatie niet bescha-
digd zijn.
Tijdens het ongeluk zijn de volgende acties
bepalend voor automatische remming:
● Wanneer de bestuurder het gaspedaal in-
trapt, vindt
geen automatische remming
plaats.
● Zodra de remdruk veroorzaakt door het
rempedaal hog
er is dan de remdruk in het
systeem, zal de wagen handmatig remmen.
● Als zich een storing voordoet in de ESC is
de rem voor meer
voudige aanrijdingen niet
beschikbaar. ATTENTIE
● De sys t
emen ESC, ABS, ASR, EDS of elek-
tronisch beheer van het aandrijfkoppel kun-
nen de grenzen van de natuurkundige wetten
niet overschrijden. Dit geldt in het bijzonder
bij glad of nat wegdek. Als de systemen in
het regelbereik komen, dient de snelheid di-
rect aan de weg- en verkeersomstandigheden
te worden aangepast. De toename van veilig-
heidssystemen mag er niet toe leiden dat de
bestuurder meer risico's gaat nemen. Anders
bestaat er gevaar voor ongelukken.
● Let op dat het gevaar voor ongelukken gro-
ter wordt
als u snel rijdt, in het bijzonder in
bochten en bij een gladde of natte rijbaan, en
wanneer u te weinig afstand houdt. De syste-
men ESC, ABS, remkrachtassistent, EDS of
elektronisch beheer van het aandrijfkoppel
kunnen niet voorkomen dat ongelukken ge-
beuren: gevaar voor ongevallen!
● Trek voorzichtig op in geval van gladde
wegdekken (b
ijv. bij ijs en sneeuw). Ondanks
de regelsystemen kunnen de aangedreven
wielen doorslippen en zo de rijstabiliteit ne-
gatief beïnvloeden - gevaar voor ongevallen! Let op
● Het ABS en de ASR grijpen norm a
liter uit-
sluitend in als de banden op de vier wielen
identiek zijn. Een verschillende afrolomtrek
van de banden kan tot een niet-gewenste ver-
mindering van het motorvermogen leiden.
● Als de beschreven systemen ingrijpen kun-
nen bedrijfsgeluiden optreden. 184
Page 187 of 348

Rijden
●
Als het
controlelampje of oplicht, is er
sprake van een afwijkende situatie ››› pag.
111. De ESC en ASR inschakelen/uitscha-
kelen
ESC wordt automatisch ingeschakeld wan-
neer de motor wor
dt
aangezet en werkt enkel
met draaiende motor; het bevat de systemen
ABS, EDS en ASR.
De ASR-functie moet enkel uitgeschakeld
worden in situaties waarin niet voldoende
tractie wordt gehaald, zoals:
● Bij het rijden door diepe sneeuw of loslig-
gend terr ein.
● Om de
vastgereden wagen "vrij te maken".
Sluit daarna de ASR
-functie opnieuw aan.
Naargelang de afwerking en versie bestaat
de mogelijkheid om enkel ASR uit te schake-
len of ESC in stand Sport te activeren.
ASR uitschakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
wordt de ASR uitgeschakeld ››› pag. 113. De
antislipregeling blijft gedeactiveerd. Het controlelampje
gaat branden. Bij w
a-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder ASR gedeactiveerd .
ASR inschakelen
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113 wordt de ASR ingeschakeld. De
antislipregeling blijft geactiveerd.
Het controlelampje dooft. Bij wagens met
informatiesysteem voor de bestuurder* wordt
de melding voor de bestuurder ASR geac-
tiveerd .
ESC in "Sportstand"
Via het menu van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113 kan de Sport-stand worden geko-
zen. Zowel het ingrijpen van ESC als van ASR
is beperkt ››› .
Het c
ontr o
lelampje gaat branden. Bij wa-
gens met informatiesysteem voor de bestuur-
der* wordt de melding voor de bestuurder
getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): sport. Opgelet! Be‐
perkte stabiliteit "Sportstand" van ESC uitschakelen
Met het menu
van het Easy Connect-systeem
››› pag. 113. Het controlelampje gaat uit.
Bij wagens met informatiesysteem voor de
bestuurder* wordt de melding voor de be-
stuurder getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): aan
ESC in stand "Offroad" 1)
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u de Offroad-functie om ze in te
schakelen ››› pag. 239. Alle tussenkomsten
van de ESC zoals die van ASR, EDS en het
ABS-systeem passen zich aan het terrein met
onregelmatige ondergrond aan.
Het controlelampje gaat branden. Op het
instrumentenpaneel wordt de indicatie voor
de bestuurder getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): Offroad. Opgelet!
Beperkte stabiliteit
In de volgende uitzonderlijke situaties kan
het nuttig zijn om de Offroad-functie te acti-
veren zodat de wielen kunnen slippen:
● Bij het "losschommelen" van de vastgere-
den wagen. »1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 188 of 348

Bedienen
● Rijden in diepe s neeu
w of b
ij losse onder-
grond.
● Bij het rijden op hobbelige rijbanen met
sterk onbel
aste wielen (diagonale verdraai-
ing van de assen).
● Steile hellingen afrijden met remmen op
onverhar
d terrein.
Voor uw veiligheid wordt het aanbevolen om
de Offroad-functie uit te schakelen zodra ze
niet absoluut noodzakelijk meer is.
Offroad-stand bij ESC uitschakelen
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u een andere rijfunctie ››› pag.
239. Het controlelampje gaat uit. De aan-
wijzing voor de bestuurder wordt getoond:
Elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC): aan
ESC in stand "Snow" 1)
Met de draaiknop (Driving Experience button)
selecteert u de functie "Snow" om ze in te
schakelen ››› pag. 239. De tussenkomsten
van de aandrijfslipregeling ASR passen zich
aan de grip van besneeuwde wegen aan. Stand "Snow" van ESC uitschakelen
Met de draaiknop (
Driving Experience button)
selecteert u een andere rijfunctie ››› pag.
239. ATTENTIE
U moet ESC Sport alleen inschakelen als de
rijvaar digheid en de
verkeerssituatie dit toe-
laten. Slipgevaar!
● Met de ESC in Sport-stand is de stabilise-
rende werkin
g beperkt om een meer sportief
rijgedrag mogelijk te maken. De aangedreven
wielen kunnen doorslippen, waardoor ook de
wagen kan slippen. ATTENTIE
De Offroad-functie mag enkel worden inge-
sch ak
eld of de ASR uitgeschakeld als de erva-
ring van de bestuurder en verkeerssituatie dit
toelaten. Slipgevaar!
● Met ingeschakelde Offroad-stand is de sta-
biliserin
gsfunctie beperkt. Vooral bij gladde
en glibberige rijbaan kunnen de aangedreven
wielen doorslippen en kan zo ook de wagen
slippen. Let op
Bij het uitschakelen van de ASR of het selec-
teren v
an de Sportstand van de ESC, wordt
het snelheidsregelsysteem* uitgeschakeld. Schakelbak
V an
ver
snelling veranderen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 42
In bepaalde landen moet het koppelingspe-
daal volledig zijn ingetrapt om de motor te
kunnen starten.
Achteruitversnelling inschakelen
● Kies de achteruit uitsluitend als de wagen
stil s
taat.
Terugschakelen
Tijdens het rijden dient terugschakelen altijd
stapsgewijs te gebeuren, d.w.z. naar de
eerstvolgende lagere versnelling zodra het
motortoerental niet meer zo hoog is ››› .
Eén of meer
dere
versnellingen terugschake-
len bij hoge snelheden of hoge motortoeren-
tallen kan leiden tot beschadiging van de
koppeling en de versnellingsbak, zelfs als
daarbij het koppelingspedaal wordt gebruikt
››› .
1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
186
Page 290 of 348

Aanwijzingen
schuim wordt met een zachte spons op het
op per
vlak
van textiel verdeeld en licht inge-
wreven. Het doornat maken van het textiel
moet echter worden voorkomen. Aansluitend
wordt het schuim met absorberende, droge
doeken (bijv. microvezeldoeken) afgedept en
nadat het schuim volledig is gedroogd, weg-
gezogen.
Vlekken verwijderen
Vlekken van dranken (koffie, vruchtensap
enz.) kunnen met een fijnwasmiddel-oplos-
sing worden behandeld. Deze oplossing
wordt aangebracht met een spons. Bij hard-
nekkige vlekken kan een waspasta direct op
de plaats van de vlek worden aangebracht en
ingewreven. Daarna is een nabehandeling
met schoon water noodzakelijk om de was-
middelresten te verwijderen. Daartoe wordt
water met een vochtige doek of een spons
aangebracht en met absorberende droge
doeken afgedept.
Vlekken van chocolade of make-up worden
met een waspasta (bijv. ossengalzeep) inge-
wreven. Daarna wordt de zeep met water
(vochtige spons) verwijderd.
Voor de behandeling van vet, olie, lippenstift
of balpeninkt kan spiritus worden gebruikt.
Opgeloste vet- of kleurstofdeeltjes moeten
met absorberend materiaal worden afgedept.
Eventueel kan een nabehandeling met een
waspasta en water noodzakelijk zijn. Bij sterke vervuiling van de bekleding advise-
ren wij u een ge
specialiseerd bedrijf in te
schakelen om de bekleding en delen van tex-
tiel te laten reinigen met shampoo en be-
sproeiing. Let op
Open klittenbandsluitingen aan uw kleding
kunnen de s t
oelbekleding beschadigen. Zorg
ervoor dat ze gesloten zijn. Echt leer
Algemeen
W
ij b
ieden v
eel verschillende leersoorten
aan. Hierbij gaat het in eerste instantie om
verschillende nappa-uitvoeringen (leer met
een glad oppervlak en met verschillende
kleurnuances).
Het uiterlijk en de hoedanigheid van het leer
worden bepaald door de intensiteit van het
verfgebruik. Als het oppervlak nog een ty-
pisch natuurlijke uitstraling heeft, hebben we
te maken met ongeprepareerd nappaleer, dat
een uitgesproken goed zitcomfort biedt. Fijne
adertjes, aaneengesloten poriën, putjes van
insectenbeten, plooien en een licht wolkach-
tige nuance in de kleuren blijven zichtbaar en
vormen het bewijs van echtheid van dit na-
tuurlijke materiaal. Ongeprepareerd nappaleer heeft geen dek-
kende ver
flaag. Daarom is het gevoeliger dan
andere soorten leer. en kunnen er door kin-
deren, dieren of andere invloeden eventueel
slijtageplekken ontstaan.
Leersoorten met een min of meer dekkende
verflaag zijn daarentegen sterker. Hierdoor
slijt het leer in het dagelijks gebruik minder
snel. De typisch natuurlijke eigenschappen
zijn dan nauwelijks of niet meer herkenbaar,
wat echter geen invloed op de leerkwaliteit
zelf heeft.
Onderhoud en verzorging
Vanwege de exclusiviteit van de gebruikte
leersoorten en de karakteristieke eigen-
schappen (zoals gevoeligheid voor olie, vet
en vervuiling) moet het leer voorzichtig wor-
den behandeld, zowel bij het dagelijks ge-
bruik als bij het uitvoeren van onderhouds-
werkzaamheden. Donkere kleding, in het bij-
zonder als deze vochtig is of met niet zo goe-
de verf is behandeld, kan bijvoorbeeld afge-
ven op de leren stoelen. Stof en vuildeeltjes
in poriën, plooien en naden kunnen schuren
en het oppervlak beschadigen. Het leer moet
daarom regelmatig en afhankelijk van het ge-
bruik worden verzorgd. Nadat u ze langer
hebt gebruikt, krijgen uw leren stoelen een
heel eigen, uniek uiterlijk. Dat is kenmerkend
voor het natuurproduct dat leer is en is te-
vens het bewijs van echte kwaliteit.
288
Page 291 of 348

Verzorging en onderhoud
Let op de volgende aanwijzingen voor het be-
houd v
an w aar
de van natuurlijk materiaal ge-
durende de gehele gebruiksperiode: VOORZICHTIG
● Voorkom d at
het leer te lang aan de volle
zon wordt blootgesteld om ervoor te zorgen
dat het leer niet verbleekt. Wanneer de wa-
gen langere tijd buiten staat, moet u het leer
afdekken om het zó tegen direct zonlicht te
beschermen.
● Scherpe voorwerpen aan kledingstukken,
zoal
s ritssluitingen, (druk)knopen en ceintu-
ren met scherpe randen kunnen blijvende
krassen of andere sporen in het oppervlak
achterlaten. Let op
● Reg elm
atig en na elke reiniging een onder-
houdscrème gebruiken, die bescherming te-
gen licht biedt en het leer impregneert. De
crème bevat voedende stoffen voor het leer,
zorgt ervoor dat het leer kan ademen, maakt
het leer soepel en voorkomt uitdroging. Tege-
lijkertijd vormt zich een dunne beschermlaag.
● Leer elke 2 à 3 maanden schoonmaken, ver-
ontreinigingen dir
ect verwijderen.
● Vlekken zoals inkt van een balpen, gewone
inkt, lippenstif
t, schoensmeer, enz., indien
mogelijk direct verwijderen.
● Ook de leerkleur onderhouden. Plekken die
in kleur afw
ijken, met een speciale crème
voor gekleurd leer opfrissen. Leren bekledingen schoonmaken en
onderhouden
Echt leer heeft bijzonder veel aandacht en
onderhoud nodig.
Normaal
s
choonmaken
– Vuil leer met een enigszins vochtige katoe-
nen of wol
len lap schoonmaken.
Sterkere vervuiling
– Sterker vervuilde delen met een lap, ge-
drenkt in een mi l
de zeepoplossing (2 eetle-
pels neutrale zeep op 1 liter water) schoon-
maken.
– Let erop dat het leer nergens te nat wordt
en dat er geen w
ater in de naden sijpelt.
– Vervolgens met een zachte, droge lap
droogwrijv
en.
Verwijderen van vlekken – Vlekken op waterba
sis (bijv. koffie, thee,
vruchtensap en bloed) direct met een ab-
sorberende doek of met keukenpapier ver-
wijderen en bij al ingedroogde vlekken het
reinigingsmiddel uit het onderhoudsset ge-
bruiken.
– Vlekken op vetba
sis (bijv. boter, mayonaise
en chocolade) direct met een absorberende
doek of met keukenpapier verwijderen of
met het onderhoudsmiddel uit de onder- houdsset verwijderen, als een wat oudere
vlek nog opper
vlakkig is.
– Bij ingedroogde vetvlekken een vet
oplos-
sende spray gebruiken.
– Speciale vlekken (bijv. inkt
van een balpen
of een viltstift, nagellak, latexverf of
schoensmeer) met een voor leer geschikte
speciale vlekkenverwijderaar behandelen.
Onderhoud van het leer – Behandel het leer elke zes maanden met
een gesc
hikt leeronderhoudsmiddel.
– Leeronderhoudsmiddel uiterst dun aan-
brengen.
– M
et een zachte lap droogwrijven.
Als u nog
vragen heeft over het schoonma-
ken en het onderhoud van het leer in uw wa-
gen, kunt u deze het beste aan een officiële
SEAT dealer stellen. Deze adviseert u graag
en kan u bovendien informeren over het pro-
gramma aan producten voor het onderhoud
van leer, zoals:
● Reinigings- en onderhoudsset.
● Onderhoudscrème van de juiste kleur.
● Vlekkenverwijderaar voor inkt van een bal-
pen, schoensmeer
, enz.
● Vetoplossende spray.
● Nieuwe producten en ontwikkelingen in de
toekomst »
289
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten