ESP Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 169 of 364

Stoelen en hoofdsteunen
– Plaats
de s
tangen van de hoofdsteunen in
de geleiders totdat deze merkbaar vastklik-
ken. De hoofdsteun mag nu niet verder in
de rugleuning zakken.
– Klap de rugleuning terug totdat deze goed
vas
tklikt ››› .
ATTENTIE
● Let op de a
lgemene aanwijzingen ››› pag.
80.
● Demonteer de hoofdsteunen achter uitslui-
tend indien u een kinder
zitje moet plaatsen
››› pag. 93. Zodra u het kinderzitje weer ver-
wijderd, plaats dan direct de hoofdsteun te-
rug. Rijden met uitgebouwde of niet in de
juist stand staande hoofdsteunen verhoogt
het risico op zwaar lichamelijk letsel. Functies van de stoelen
In l
eidin
g ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van de stoelfuncties
kan ern s
tig letsel veroorzaken.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijden
s het rijden zo zitten. Dit
geldt ook voor de andere inzittenden.
● Houd handen, vingers, voeten en andere li-
chaamsdel
en steeds verwijderd van de wer-
kings- en afstelradius van de stoelen. Stoelverwarming
Afb. 151
In de middenconsole: schakelaars
v oor s
t
oelverwarming voor de voorstoelen. De zittingen kunnen elektrisch verwarmd
w
or
den indien het
contact is ingeschakeld. In
een aantal uitvoeringen wordt ook de rugleu-
ning verwarmd.
In de volgende gevallen kan de stoelverwar-
ming niet worden ingeschakeld:
● de ventilator is uitgeschakeld;
● de stoel is voorzien van een stoelhoes;
● er is een kinderzitje op de stoel geplaatst;
● het zitvlak is nat of vochtig;
● de binnen- of buitentemperatuur is hoger
dan 25°C (77°F).
A
ctiveren
Toets of indrukken. De stoelverwarming
staat aan op de maximale stand. Verwarmingscapaciteit instellen
Druk v
erschillende malen op de toets of ,
tot de gewenste intensiteit is ingesteld.
Uitschakelen
Druk op de toets o totdat alle indicatie-
lampjes in de toets uitgaan. ATTENTIE
Personen waarvan de gewaarwording van pijn
en warmt e beïn
vloed is door inname van be-
paalde medicijnen, verlamming of chronische
ziekte (bijv. diabetes), lopen het risico op
brandwonden aan de rug, het zitvlak en de
benen door het gebruik van de stoelverwar-
ming, wat een lang herstelproces of onvolle-
dige genezing kan inhouden. Raadpleeg een
arts indien u twijfels hebt over uw eigen ge-
zondheidstoestand.
● Personen met een beperkte gewaarwording
van pijn en warmt
e mogen de stoelverwar-
ming nooit gebruiken.
● Indien een storing wordt waargenomen bij
de temperat
uurregeling van de inrichting,
brengt u ze naar een gespecialiseerde werk-
plaats. ATTENTIE
Als de bekleding van de zitting vochtig is,
kan d at
de werking van de stoelverwarming
negatief beïnvloeden en het risico op brand-
wonden verhogen. » 167
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 170 of 364

Bedienen
●
Contr o
leer of het zitvlak droog is voordat u
de stoelverwarming gebruikt.
● Ga niet met natte of vochtige kleding op de
stoel
zitten.
● Leg geen natte of vochtige voorwerpen op
de stoel
en hang deze ook niet daaraan.
● Mors geen vloeistoffen over de stoel. VOORZICHTIG
● Om de ver
warmingselementen van de
stoelverwarming niet te beschadigen, mag u
nooit op de stoelen knielen noch geconcen-
treerde druk uitoefenen op een enkel punt
van de zitting of rugleuning.
● Vloeistoffen, scherpe voorwerpen en isole-
rende mat
erialen (bijv. een stoelhoes of een
kinderzitje) op de stoel kunnen de stoelver-
warming beschadigen.
● Indien u een geur waarneemt, dient u de
stoelv
erwarming onmiddellijk uit te schake-
len en te laten herstellen in een gespeciali-
seerde werkplaats. Milieu-aanwijzing
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan
strikt nodig. Ander
s wordt onnodig veel
brandstof verbruikt. Middenarmsteun voorin
De middenarmleuning kan in verschillende
richtin
g
en worden ingesteld.
Verstellen van de middenarmleuning
– Om de kantelhoek te verstellen, tilt u de
armleu
ning op vanuit de beginstand totdat
deze vastklikt.
– Om de armleuning weer terug te zetten in
de begins
tand, laat u deze zakken vanuit
de hoogste stand.
De armleuning kan naar voren of naar achter-
en worden verschoven.
Rugleuning achterstoel neer- en te-
rugkl ap
pen Afb. 152
In de rugleuning van de achterbank:
ont gr
endelin
gsknop 1 ; rode markering
2 . Afb. 153
In de bagageruimte: hendels voor de
ontgr endelin
g op afstand van de linkerzijde
1 en rechterzijde
2 van de achterste rug-
l eu
nin
g. De rugleuning van de achterbank is verdeeld
en elk
deel
k
an afzonderlijk worden neerge-
klapt om de bagageruimte te vergroten.
Wanneer de rugleuning van de achterbank
neergeklapt is, mag niemand reizen op de
overeenstemmende plaatsen (ook geen
kind).
De rugleuning van de achterbank met de ont-
grendelingsknop neerklappen
● Hoofdsteun helemaal omlaagschuiven.
● De ontgrendelingsknop ›››
afb. 152 1 naar
v or
en tr
ekken en tegelijkertijd de rugleuning
neerklappen.
● De achterste rugleuning is ontgrendeld
wanneer een rood merkt
eken op knop 2 te
z ien i
s.
168
Page 178 of 364

Bedienen
Tashaak Afb. 166
In de bagageruimte: haken voor tas-
sen. Op de achterzijde van de bagageruimte, links
en r
ec
hts, bev
inden zich vaste haken om tas-
sen op te hangen ››› afb. 166.
De haken voor tassen zijn ontworpen om lich-
te boodschappentassen te bevestigen. ATTENTIE
Nooit de haken voor tassen gebruiken als be-
ve s
tigingsogen. Bij plots remmen of bij een
ongeval kunnen de haken breken. VOORZICHTIG
Elke haak mag met maximaal 2,5 kg worden
bela s
t. Netzak*
Afb. 167
In de bagageruimte: nettas vastge-
h aakt
t
er hoogte van de bodem. Afb. 168
In de bagageruimte: ringen 1 en
h ak en 2 voor het vasthaken van de nettas.
De nettas van de bagageruimte verhindert
d
at
lic
hte bagage zich zou verplaatsen. In de
nettas, voorzien van een ritssluiting, kunnen
kleine voorwerpen bewaard worden. De nettas kan in de bagageruimte op ver-
schi
llende manieren vastgehaakt worden.
Nettas in vloer van bagageruimte vastmaken
● In voorkomend geval de voorste bevesti-
gingsog
en ››› afb. 167 2 optillen.
● Haken van het net in de bevestigingsogen
2
› ›› hangen. De ritssluiting van de tas
moet n
aar bo
ven gericht zijn.
● Haken van het net in de bevestigingsogen
1 hangen.
Nett a
s
bij de laaddrempel vasthaken.
● Korte haken van het net in de bevestigings-
ogen ››
› afb. 168 1
› ›
› hangen. De ritsslui-
tin g
v
an de tas moet naar boven gericht zijn.
● De banden in de haken voor het hangen
van ta
ssen 2 bevestigen.
D e nett
a
s uitbouwen
De vastgehaakte nettas is gespannen ››› .
● De haken en de banden van de nettas van
de bev e
s
tigingsogen en van de haken voor
het hangen van tassen loshaken.
● De nettas in de bagageruimte bewaren. ATTENTIE
De elastische nettas rekken om hem in de be-
ve s
tigingsogen te haken. Na het vasthaken is
hij gespannen. Als de nettas op ongeschikte 176
Page 183 of 364

Airconditioning
Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Inleiding Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 52
De informatie van de Climatronic weergeven
Op het scherm van de regeleenheid van de
Climatronic en het scherm van het af fabriek
geïntegreerde Easy Connect-systeem worden
de theoretische waarden voor de tempera-
tuurbereiken getoond.
In het Easy Connect-systeem kan de meet-
eenheid voor de temperatuur worden omge-
zet.
Stof- en pollenfilter
Het stof- en pollenfilter met actief koolpa-
troon verlaagt de verontreiniging van de
lucht die het interieur binnenstroomt.
Het stof- en pollenfilter moet regelmatig wor-
den vervangen om te voorkomen dat de
werking van de airconditioning negatief
wordt beïnvloed.
Indien het rendement van het filter reeds eer-
der vermindert omdat de wagen in een sterk
verontreinigde omgeving gebruikt wordt, moet het filter vervangen worden zonder het
ver
s
trijken van het voorziene interval af te
wachten. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed
te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maal gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur- der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Sc h
akel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Het interieurluc
htfilter moet altijd in een
SEAT-garage worden vervangen.
● Als u vermoedt dat de airconditioning de-
fect i
s, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Geadviseerd wordt om
naar de werkplaats van een officiële SEAT
dealer te gaan. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan, adviseert SEAT aan de koe-
ling (compressor) ingeschakeld te laten. Voor
het inschakelen toets indrukken. Het con-
tro l
elampje in de toets moet gaan branden.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. » 181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 185 of 364

Airconditioning
Menu Klimaatregeling openen
● Druk op de toets van het bedienings-
p aneel
van de Climatronic.
Bovenaan op het scherm worden de actuele
instellingen weergegeven, zoals de ingestel-
de temperatuur voor de bestuurderszijde en
de temperatuur voor de bijrijderszijde. De
temperaturen tot +22°C (+72°F) worden weer-
gegeven als blauwe pijlen en temperaturen
hoger dan +22°C (+72°F) als rode pijlen.
Voor het in- of uitschakelen van een functie
of om een submenu te kiezen, moet u op de
betreffende functietoets drukken.
Functietoets: Functie
OFFDe Climatronic wordt uitgeschakeld.
ONDe Climatronic wordt ingeschakeld.
SYNCDe temperaturen van de bestuurder en bij-
rijder synchroniseren.
Functietoets: Functie
SETUP
Het submenu met de instellingen voor de
airconditioning verschijnt. De volgende in-
stellingen kunnen worden uitgevoerd:
Automatische hulpverwarming : om
het automatisch inschakelen van de extra
verwarming voor koude landen te active-
ren/deactiveren (enkel motoren met extra
verwarming). Met gedeactiveerde optie
kan de verwarming, afhankelijk van de
buitentemperatuur, er langer over doen
dan normaal om de comforttemperatuur
te bereiken.
Automatische voorruitverwar-
ming *: om de automatische voorruitver-
warming in en uit te schakelen ››› pag.
186.
Automatische luchtcirculatie : om
de automatische luchtcirculatie in en uit
te schakelen ››› pag. 185.
TERUG : om het submenu te sluiten.
*Het submenu van extra verwarming wordt
geopend.
*Hiermee kan de voorruitverwarming hand-
matig worden in- of uitgeschakeld.
Hiermee wordt PureAir in- of uitgescha-
keld en wordt het submenu geopend. Instructies voor het gebruik van de
air
c
onditionin
g Het koelsysteem van het interieur werkt al-
leen w
anneer de mot
or draait en de ventilator
aan staat.
Voor een optimale werking van de aircondi-
tioning moeten de ruiten en het panorama-
schuifdak gesloten blijven. Wanneer echter
het interieur bij een stilstaande wagen door
binnenvallende zonnestralen sterk is ver-
warmd, kan het afkoelen worden versneld
door de ruiten en het panoramaschuifdak
even te openen.
Climatronic: meeteenheid van de tempera-
tuur op het display van de radio of het navi-
gatiesysteem, al naar gelang af fabriek is ge-
monteerd, omschakelen
Het omzetten van de temperatuurindicatie
van Celsius naar Fahrenheit op het display
van de radio resp. het navigatiesysteem is
mogelijk via het menu op het instrumenten-
paneel ›››
pag. 37.
Het koelsysteem kan niet worden ingescha-
keld
Als het koelsysteem niet kan worden inge-
schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben:
● De motor staat uit.
● De ventilator is uitgeschakeld. »
183
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 186 of 364

Bedienen
● De
z
ekering van de airconditioning is door-
geslagen.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+38°F).
● De compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
Wanneer de lucht
vochtigheid en de buiten-
temperatuur hoog zijn, kan condenswater
door de verdamper van het koelsysteem
druppelen en een plas vormen onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel
mog
elijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 174
in het dashboard: luchtroosters. Luchtroosters
V
oor een c
orr
ecte verwarming, koeling en
ventilatie in het interieur van de wagen moe- ten de luchtroosters
››› afb. 174 1 continu
g eopend
z
ijn. ●
Om de luchtroo sters te openen en sluiten,
draait u het betreffende kartelwieltje (inzet)
184
Page 193 of 364

Rijden
en toe een aantal kilometer met de auto. Ter
oriëntatie: rijd on
g
eveer even lang als de tijd
dat de verwarming ingeschakeld was.
● Bij temperaturen onder +5°C (+41°F) kan
de interieurv
oorverwaming automatisch inge-
schakeld worden bij het aanzetten van de mo-
tor. De interieurvoorverwarming wordt dan na
een tijdje weer uitgeschakeld. Rijden
Mot
or s
t
arten en afzetten
Het contact inschakelen en de motor
starten met de sleutel Afb. 177
Standen van de contactsleutel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
pag. 30
Bij dieselwagens kan het voorkomen dat de
motor bij lagere temperaturen iets vertraagd
start. Daarom moet u het koppelingspedaal
(schakelbak) resp. rempedaal (automatische
transmissie) ingetrapt houden totdat de mo-
tor aanslaat. Tijdens het voorgloeien brandt
het controlelampje .
De voorgloeitijd hangt af van de koelvloei-
stoftemperatuur en de omgevingstempera-
tuur. Als de motor al op bedrijfstemperatuur
is of als de omgevingstemperatuur boven +8°C ligt, gaat het controlelampje
ca. één
seconde br
anden. Dat betekent dat de motor
onmiddellijk start.
Als de motor niet direct start, onderbreek dan
het startproces en probeer opnieuw om de
motor te starten na ca. 30 sec. Om de motor
opnieuw te starten moet u de contactsleutel
weer in stand 1 brengen.
St ar
t/s
top-systeem*
Zodra u stopt en het start/stop-systeem* de
motor afzet, blijft het contact ingeschakeld.
Automatische versnellingsbak: zorg ervoor
dat het contact is uitgeschakeld en de keuze-
hendel in de stand P staat voordat u de wa-
gen verlaat.
Aanwijzingen voor de bestuurder op het dis-
play van het instrumentenpaneel
Trap het koppelingspedaal in
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het koppelingspedaal niet in-
trapt. De motor kan alleen worden gestart als
het koppelingspedaal wordt ingetrapt.
Trap het rempedaal in.
Deze aanwijzing verschijnt, als de bestuurder
bij wagens met schakelbak bij het starten
van de motor het rempedaal niet intrapt. »
191
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 194 of 364

Bedienen
Kies N resp. P
D ez
e aan
wijzing verschijnt bij het starten of
stoppen van de motor als de keuzehendel
van de automatische versnellingsbak niet in
stand P of N staat. De motor kan enkel in die
standen gestart of gestopt worden.
In stand P schakelen; de wagen
kan zich verplaatsen; de portie-
ren kunnen uitsluitend worden
vergrendeld in stand P Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt om veiligheidsredenen samen met
een waarschuwingssignaal, als de keuzehen-
del van de automatische versnellingsbak na
het stoppen van de motor niet in stand P
staat. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Versnelling: keuzehendel in
rijstand!
Deze aanwijzing voor de bestuurder ver-
schijnt als bij het openen van het portier aan
bestuurderszijde de keuzehendel niet in de
stand P staat. Bovendien hoort u een zoe-
mer. Zet de keuzehendel in stand P om te
voorkomen dat de wagen wegrolt.
Contact aan De aanwijzing voor de bestuurder wordt ge-
geven, samen met een signaal van een zoe-
mer, als het portier aan bestuurderszijde wordt geopend terwijl het contact is inge-
sch
akeld. ATTENTIE
● Motor nooit in af
gesloten ruimtes laten
draaien - gevaar voor vergiftiging! VOORZICHTIG
Hoge toerentallen, volgas en zware motorbe-
la s
ting voorkomen, zolang de motor zijn be-
drijfstemperatuur nog niet heeft bereikt - ge-
vaar voor schade aan de motor! Milieu-aanwijzing
Laat de motor niet met stationair toerental
warmdr aaien. Dir
ect wegrijden. Hierdoor
voorkomt u onnodige uitstoot van schadelijke
stoffen. Let op
● Ter w
ijl u de contactsleutel in stand 2 draait, draait u tegelijk het stuurwiel naar
beide z
ijden om de s
tuurblokkering te ont-
grendelen.
● Na het starten van een koude motor kan er
kort
e tijd meer motorgeluid te horen zijn, om-
dat in de hydraulische klepspelingscompen-
satie eerst oliedruk moet worden opge-
bouwd. Dit is normaal en geen reden om u
zorgen te maken. ●
Als
de accu van de wagen is ontkoppeld en
weer is aangesloten, moet u de sleutel ca. 5
sec. in stand 1 houden voordat u start.
● Wagens met automatische versnellingsbak:
naar g
elang het land kunt u, als het contact is
uitgeschakeld, de sleutel alleen uit het con-
tact trekken als de keuzehendel in stand "P"
(parkeervergrendeling) staat. Vervolgens
blijft de keuzehendel geblokkeerd. Motor met de contactsleutel afzetten
Motor afzetten
– De wagen tot stilstand brengen.
– Contactsleutel in stand 1
› ›
› afb
. 177
draaien.
Stuurwiel blokkeren
Bij wagens met automatische versnellings-
bak kan de sleutel alleen uit het contactslot
getrokken worden als de keuzehendel in de
stand P staat.
– Draai de contactsleutel in stand 1
› ›
› afb
.
177 ››› .
– Draai het stuurwiel en luister of dit vergren-
delt .
E en g
eblokkeerd stuurwiel maakt diefstal
moeilijker.
192
Page 196 of 364

Bedienen
van de startknop S
T
AR T ENGINE STOP zoals een
k lop
pend h
art wanneer het systeem gereed
is voor het in- en uitschakelen van het con-
tact.
Contact automatisch uitschakelen
Als de bestuurder zich van de auto verwijdert
met de autosleutel bij zich terwijl het contact
nog is ingeschakeld, wordt het contact niet
automatisch uitgeschakeld. Het contact
wordt automatisch uitgeschakeld door op de
vergrendelingstoets van de afstandsbedie-
ning te drukken of handmatig door op het
sensoroppervlak van de portiergreep ››› afb.
132 te drukken
Noodstopfunctie
Als er in de wagen geen passende sleutel
herkend wordt, zult u een noodstop moeten
uitvoeren. Op het display van het instrumen-
tenpaneel verschijnt er dan een waarschu-
wingstekst. Dit kan bijvoorbeeld het geval
zijn wanneer de batterij van de autosleutel
bijna of helemaal leeg is:
● Houd de autosleutel direct na het indruk-
ken v
an de startknop altijd bij de stuurkolom
››› afb. 179, zo dicht mogelijk bij het logo van
Kessy.
● Het contact wordt automatisch ingescha-
keld en
zo nodig slaat de motor aan. Nooduitschakeling
Als
de motor niet stopt door de startknop
kort in te drukken, dan moet een nooduit-
schakeling worden uitgevoerd:
● Druk binnen 3 seconden de startknop twee
keer in of druk
de startknop eenmaal in ge-
durende meer dan 1 seconde ››› .
● De motor gaat automatisch uit.
F u
nctie om de mot
or weer te starten
Als er eenmaal de motor uitgezet is geen
passende sleutel in de wagen aangetroffen
wordt, kan de motor pas na 5 seconden weer
gestart worden. Op het display van het in-
strumentenpaneel wordt een waarschuwing
hieromtrent weergegeven.
Na die vijf seconden kan de motor niet meer
zonder een passende sleutel in de wagen ge-
start worden.
Automatisch uitschakelen van het contact in
wagens met Start-Stop
Het contact van de wagen wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer de wagen stilstaat en
het automatisch afzetten van de motor actief
is indien:
● de veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is
vastgegespt,
● de bestuurder geen enkel pedaal intrapt,
● het bestuurdersportier geopend wordt. Indien na het automatisch uitschakelen van
het cont
act het dimlicht brandt, blijft het
stadslicht branden gedurende ca. 30 minu-
ten (indien de accu voldoende lading heeft).
Als de bestuurder de wagen vergrendelt of
het licht handmatig uitschakelt, gaat het
stadslicht uit. ATTENTIE
Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ern s
tig letsel tot gevolg hebben.
● Trap na het inschakelen van het contact
niet op het
rem- of koppelingspedaal omdat
anders de motor meteen gestart kan worden. ATTENTIE
Nalatig of onachtzaam gebruik van de auto-
sl eut
els kan leiden tot ernstige verwondingen
en ongevallen.
● Laat wanneer u het voertuig verlaat nooit
de autos
leutel in de wagen achter. Anders
kunnen kinderen of onbevoegden de portie-
ren en de achterklep vergrendelen, de motor
starten of het contact inschakelen en op die
manier systemen zoals de elektrische ruitbe-
diening gebruiken. Let op
● Voor d
at u de wagen verlaat, moet u het
contact altijd handmatig uitschakelen en
eventueel rekening houden met de aanwijzin-
gen op het scherm van het instrumentenpa-
neel. 194
Page 199 of 364

Rijden
de knop S
T
AR T ENGINE STOP knipperen om deze
s it
uatie aan t
e geven.
Remmen en parkeren Elektroni
sche parkeerremAfb. 180
Onder in de middenconsole: toets
v an de el
ektr
onische parkeerrem. De elektronische parkeerrem vervangt de
h
andr
em.
El
ektronische parkeerrem inschakelen
De elektronische parkeerrem kan wanneer de
wagen stilstaat altijd worden ingeschakeld,
ook wanneer het contact is uitgeschakeld.
Schakel ze altijd in wanneer u de wagen ver-
laat of parkeert.
● Trek aan de toets ›››
afb. 180 en houd
hem in deze stand. ●
De park
eerrem is ingeschakeld wanneer
het controlelampje van de toets ››› afb. 180
(pijl) en het rode controlelampje op het
scherm van het instrumentenpaneel gaan
branden.
● Toets weer loslaten.
Elektroni
sche parkeerrem uitschakelen
● Contact inschakelen.
● Druk op toets ›››
afb. 180. Trap tegelijk
het rempedaal krachtig in of, wanneer de mo-
tor draait, trap het gaspedaal licht in.
● Het controlelampje van de toets ›››
afb. 180
(pijl) en het rode controlelampje van het
scherm van het instrumentenpaneel gaan uit.
Automatische uitschakeling van de elektroni-
sche parkeerrem bij het wegrijden
De elektronische parkeerrem wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer u begint te rij-
den indien bij gesloten bestuurdersportier en
vastgegespte veiligheidsgordel van de be-
stuurder eender welke van de volgende situ-
aties zich voordoet:
● Bij wagens met automatische versnellings-
bak: een rijs
tand wordt ingeschakeld of er
wordt veranderd naar een andere rijstand, en
het gaspedaal wordt licht ingetrapt.
● Bij wagens met handgeschakelde versnel-
ling s
bak: het koppelingspedaal wordt hele- maal ingetrapt voordat men begint te rijden
en het g
a
spedaal wordt licht ingetrapt.
● Om bepaalde manoeuvres makkelijker te
kunnen uit
voeren, zijn er uitzonderingen die
het automatisch uitschakelen van de parkeer-
rem toelaten zonder dat de veiligheidsgordel
van de bestuurder is vastgegespt.
U kunt vermijden dat de parkeerrem automa-
tisch wordt uitgeschakeld door de toets
››› afb. 180 ononderbroken naar boven te
trekken wanneer u begint te rijden.
De elektronische parkeerrem wordt niet uit-
geschakeld zolang u de toets niet loslaat.
Op die manier kunt u makkelijker wegrijden
wanneer u een aanzienlijk gewicht sleept
››› pag. 288.
Elektronische parkeerrem automatisch in-
schakelen wanneer u de wagen op verkeerde
wijze verlaat
In wagens met automatische versnellingsbak
wordt de elektronische parkeerrem automa-
tisch ingeschakeld wanneer u de wagen op
verkeerde wijze verlaat indien: ● de keuzehendel zich in stand D/S of R be-
v
indt of in de tiptronic-schakelweg.
● EN: de wagen stilstaat.
● EN: het
bestuurdersportier geopend is. »
197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid