sensor TOYOTA 86 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: 86, Model: TOYOTA 86 2022Pages: 582, PDF Size: 92.58 MB
Page 82 of 582

801-4. Antidiefstalsysteem
*: Indien aanwezig
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden
de auto verlaten en controleer of beide
portieren zijn gesloten.
Bij gebruik van de instapfunctie: Raak
het sensorgebied van de buitenportier-
greep aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk op .
Super vergrendeling*
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen
van de portieren zowel van bui-
tenaf als van binnenuit onmogelijk
te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uit-
gerust, zijn voorzien van labels op
de zijruiten.
Inschakelen van de
supervergrendeling
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen voor de
supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als
er zich nog personen in de auto bevinden,
omdat de portieren dan niet van binnenuit
kunnen worden geopend.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 80 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 105 of 582

103
3 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
3-2.Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Smart entry-systeem met start-
knop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1Pak de portiergreep vast om de por-
tieren te ontgrendelen.
Auto's met supervergrendeling: Pak de por-
tiergreep van het bestuurdersportier vast om
het portier te ontgrendelen. Pak de portier-
greep van het passagiersportier vast om
beide portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de achter-
zijde van de portiergreep aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen gedu-
rende 3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
*: De instellingen voor het ontgrendelen van
de portieren kunnen worden gewijzigd.
2Raak de vergrendelsensor (uithol-
ling aan de zijkant van de portier-
greep) aan om de portieren te ver-
grendelen.
Controleer of het portier goed vergrendeld
is.
■Afstandsbediening
1Vergrendelen van het bestuurders-
portier
*1
Vergrendelen van beide portieren*2
Controleer of het portier goed vergrendeld
is.
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te
sluiten.
*3
2Ontgrendelen van beide portieren*1
Ontgrendelen van beide portieren*2
Druk de toets in om het bestuurdersportier te
ontgrendelen. Druk de toets binnen 3 secon-
den nogmaals in om beide portieren te ont-
grendelen.
*2
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te
openen.*3
*1
: Auto's zonder supervergrendeling
*2: Auto's met supervergrendeling
*3: Deze instellingen moeten aan de per-
soonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Por tieren
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 103 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 106 of 582

1043-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Functie openen/sluiten van zijruiten
gekoppeld aan portieren
Om het openen en sluiten van de portieren te
vergemakkelijken is het volledig sluiten van
de ruiten gekoppeld aan de portieren.
Daarom wordt, als een portier wordt
geopend, ook de ruit van het portier iets
geopend. Als een portier wordt gesloten,
wordt de ruit van het portier volledig gesloten.
Als de accu echter ontladen is of is losgeno-
men, werkt deze functie niet. (→Blz. 362)
■Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
■Beveiligingsfunctie (auto's zonder
supervergrendeling)
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na
het ontgrendelen van de auto met de instap-
functie of de afstandsbediening een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch wordt
vergrendeld.
■Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld als u de vergrendelsensor op het
oppervlak van de portiergreep met uw vinger
aanraakt, raak dan de vergrendelsensor aan
met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan
uit.
■Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te ver-
grendelen met de instapfunctie of de
afstandsbediening wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5
seconden een zoemer. Sluit het portier volle-
dig om de zoemer uit te schakelen en ver-
grendel de portieren opnieuw.
■Alarm (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld,
wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(→Blz. 81)
■Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening beïnvloeden
→Blz. 111
■Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet
goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel en/of de ver-
grendelknoppen aan de binnenzijde om de
portieren te vergrendelen en ontgrendelen.
(→Blz. 357)
Vervang de sleutelbatterij door een nieuw
exemplaar als deze ontladen raakt.
(→Blz. 316)
■Als de accu ontladen is
De portieren kunnen niet worden vergrendeld
en ontgrendeld met het Smart entry-systeem
met startknop of de afstandsbediening. Ver-
grendel of ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 357)
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
WAARSCHUWING
■Voorkomen van ongevallen
Controleer of beide portieren volledig
gesloten zijn tijdens het rijden.
Het niet in acht nemen van deze voor-
schriften kan ertoe leiden dat er per onge-
luk een portier wordt geopend en dat er
iemand uit de auto valt, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
■Als een portier wordt geopend of
gesloten
Controleer de omgeving van de auto; let er
bijvoorbeeld op of de auto op een helling
staat, of er voldoende ruimte is om het
portier te openen en of het hard waait.
Houd bij het openen of sluiten van het por-
tier de portiergreep goed vast, zodat u
bent voorbereid op eventuele onverwachte
bewegingen.
■Functie openen/sluiten van zijruiten
gekoppeld aan portieren
Houd de bovenrand van de zijruit niet vast
wanneer u het portier sluit. Anders kunnen
uw vingers of kan uw hand bekneld raken
tussen de ruit.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 104 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 114 of 582

1123-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Zolang de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon
worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
(Als de portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer 30
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendel- of ontgrendel-
sensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, worden de portieren mogelijk niet
vergrendeld of ontgrendeld.
●Auto's zonder supervergrendeling: Wan-
neer de vergrendelactie is uitgevoerd met
de vergrendelsensor, worden maximaal
driemaal achter elkaar identificatiesignalen
getoond. Vervolgens worden geen identifi-
catiesignalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een
afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. (→Blz. 111)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel beide
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Het plotseling bedienen van de handgreep
of het bedienen van de handgreep direct
nadat u het effectieve bereik bent binnen-
gestapt, kan ontgrendeling van de portie-
ren belemmeren. Raak de ontgrendelsen-
sor van het portier aan en controleer of de
portieren worden ontgrendeld voordat u
opnieuw aan de portiergreep trekt.
●Het ontgrendelen van de auto duurt moge-
lijk langer als zich een andere elektroni-
sche sleutel in het effectieve bereik
bevindt.
■Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
(→Blz. 113)
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. (→Blz. 111)
■Voor een juiste bediening van het sys-
teem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf
bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 112 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 155 of 582

153
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
4-3.Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Bedien de schakelaar om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1 De koplampen, parkeerlich-
ten/dagrijverlichting (→Blz. 153) en
alle verlichting die hierboven
genoemd is, worden automatisch
in- en uitgeschakeld. (Als het con-
tact AAN staat.)
2 De parkeerlichten voor, achter-
lichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
3 De koplampen en alle hierbo-
ven genoemde verlichting (behalve
de dagrijverlichting) gaan branden.
4 De dagrijverlichting wordt inge-
schakeld. (→Blz. 153)
■De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
■Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart en de parkeerrem
wordt gedeactiveerd met de lichtschakelaar
uit of in de stand . (Brandt helderder dan
de parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het donker.
●Als de richtingaanwijzers knipperen, wordt
de dagrijverlichting aan de desbetreffende
zijde uitgeschakeld.
●Als de alarmknipperlichten knipperen,
wordt de dagrijverlichting aan beide zijden
uitgeschakeld.
■Sensor koplampregeling
In de volgende situaties werkt de automati-
sche verlichting mogelijk niet goed.
●Wanneer een object op de sensor is
geplaatst of als er iets op de ruit is aange-
bracht waardoor de sensor wordt afge-
schermd
●Wanneer de omgeving is verlicht door
ander licht dan natuurlijk daglicht
■Automatisch uitschakelsysteem ver-
lichting
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
of staat: De koplampen worden auto-
matisch uitgeschakeld als het contact UIT
wordt gezet.
●Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle verlichting
worden automatisch uitgeschakeld als het
contact UIT wordt gezet.
Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig
of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 153 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 228 of 582

2264-6. Gebruik van overige rijsystemen
4-6.Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezigDe BSD/RCTA bestaat uit de volgende
functies.
Het tijdens het rijden signaleren van
een voertuig op een aangrenzende
rijstrook dat zich in de dode hoek
bevindt of dat met hoge snelheid
nadert (Blind Spot Detection)
Het signaleren van een van rechts of
links naderend voertuig tijdens het
achteruitrijden (Rear Cross Traffic
Alert)
Het systeem gebruikt radarsensoren
voor de volgende functies.
De BSD/RCTA-radarsensor voldoet aan de
regelgeving met betrekking tot radiogolven
die in elk land van kracht is. Zie Blz. 398 voor
meer informatie.
■Blind Spot Detection (BSD)
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor de aanwezigheid van voertuigen in
de dode hoek.
Als het systeem een voertuig in de
dode hoek signaleert, waarschuwt
het de bestuurder door het (de)
naderingslampje(s) BSD/RCTA in de
buitenspiegel(s) te laten branden.
Als de bestuurder de richtingaanwij-
zer inschakelt aan de zijde waar het
naderingslampje BSD/RCTA brandt,
waarschuwt het systeem de bestuur-
der voor het gevaar door het nade-
ringslampje BSD/RCTA te laten
knipperen.
BSD/RCTA*
De BSD/RCTA gebruikt hoekradars
achter om de functies Blind Spot
Detection, Lane Change Assist en
Rear Cross Traffic Alert uit te voe-
ren.
Deze functies van de BSD/RCTA
signaleren objecten en voertuigen
achter de auto en wijzen de
bestuurder op de aanwezigheid
ervan tijdens het wisselen van rij-
strook of het achteruitrijden.
WAARSCHUWING
Veilig rijden blijft altijd de verantwoordelijk-
heid van de bestuurder. Kijk altijd goed om
u heen tijdens het wisselen van rijstrook of
achteruitrijden.
Het systeem is ontworpen om de bestuur-
der te ondersteunen bij het wisselen van
rijstrook en het achteruitrijden door het
gebied achter en naast de auto te bewa-
ken. U kunt echter niet uitsluitend op dit
systeem vertrouwen om uw veiligheid tij-
dens het wisselen van rijstrook en het ach-
teruitrijden te garanderen. Wanneer u te
veel op dit systeem vertrouwt, kan dat lei-
den tot een ongeval met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg. Het systeem heeft ver-
schillende beperkingen. Het naderings-
lampje BSD/RCTA kan vertraagd of hele-
maal niet gaan knipperen of branden ter-
wijl er wel een voertuig op de
aangrenzende rijstrook rijdt of van links of
rechts nadert.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om het gebied achter en naast
de auto in de gaten te houden.
Kenmerken systeem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 226 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 230 of 582

2284-6. Gebruik van overige rijsystemen
Voorbeeld 1
1Detectiebereik van de radarsenso-
ren
2Gebied buiten het detectiebereik
van de radarsensoren
Geparkeerde auto
Voertuig dat mogelijk niet wordt
gesignaleerd
Voorbeeld 2
1Detectiebereik van de radarsenso-
ren
Voertuig dat mogelijk wordt gesig-
naleerd
Het systeem kan signaleren dat het voertuig
voor uw auto langs rijdt. Kijk altijd goed
om u heen tijdens het achteruitrijden.
■Voorwaarden voor werking
De BSD/RCTA werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt vol-
daan.
Het contact staat AAN.
Het waarschuwingslampje
BSD/RCTA en het controlelampje
BSD/RCTA OFF zijn uit.
De auto rijdt met een snelheid van
ten minste 12 km/h (behalve bij het
achteruitrijden).
De selectiehendel staat in stand R
(alleen RCTA).
De BSD/RCTA werkt in de volgende
situaties niet.
Het controlelampje BSD/RCTA OFF
brandt.
De rijsnelheid is lager dan 10 km/h,
zonder dat het controlelampje
BSD/RCTA OFF per se hoeft te
branden (behalve bij het achteruitrij-
den).
●In de volgende gevallen wordt de
BSD/RCTA uitgeschakeld en gaat het
waarschuwingslampje BSD/RCTA bran-
den.
• Er is een storing opgetreden in het sys-
teem, inclusief het naderingslampje
BSD/RCTA.
●Als het waarschuwingslampje BSD/RCTA
brandt, wees dan extra voorzichtig.
(→Blz. 232)
WAARSCHUWING
Een naderend voertuig wordt mogelijk
niet gesignaleerd als het detectiebereik
wordt beperkt door de geparkeerde auto
. Kijk altijd goed om u heen tijdens het
achteruitrijden.
A
C
Werking systeem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 228 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 231 of 582

229
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
●In de volgende gevallen wordt de werking
van de BSD/RCTA tijdelijk onderbroken (of
wordt de functie uitgeschakeld) en gaat het
controlelampje BSD/RCTA OFF branden.
• Als een radarsensor niet meer voldoende
goed is uitgelijnd (als de stand van de
radarsensor om welke reden dan ook is
gewijzigd, moet de sensor worden afge-
steld. Laat de sensor afstellen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.)
• Als zich een grote hoeveelheid sneeuw of
ijs heeft gehecht tegen het oppervlak van
de achterbumper rondom de radarsenso-
ren
• Als de auto langere tijd rijdt op een
besneeuwde weg of in een omgeving
(zoals een woestijn) zonder objecten in de
omgeving
• Als de temperatuur rondom de radarsen-
soren te sterk stijgt door langdurig hel-
lingop rijden in de zomer, enz.
• Als de temperatuur rondom de radarsen-
soren extreem laag wordt
• Als de spanning van de accu van de auto
afneemt
• Als de spanning van de auto hoger is dan
de door de accu van de auto geleverde
spanning
●Als er niet meer sprake is van de boven-
staande situaties, wordt de BSD/RCTA
weer ingeschakeld en gaat het controle-
lampje BSD/RCTA OFF uit. Maar als het
controlelampje BSD/RCTA OFF langere
tijd brandt, laat het systeem dan zo snel
mogelijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
●De detectieprestaties van de radarsenso-
ren zijn beperkt. Mogelijk werkt de
BSD/RCTA-detectie of het systeem onder
de volgende omstandigheden niet correct.
• Als het gedeelte van de achterbumper
rondom de radarsensoren is vervormd
• Als zich ijs, sneeuw of modder hecht aan
het oppervlak van de achterbumper
rondom de radarsensoren
• Als er stickers of iets dergelijks zijn aange-
bracht op het oppervlak van de achterbum-
per rondom de radarsensoren of op de
radarsensoren zelf
• Bij ongunstige weersomstandigheden,
zoals regen, sneeuw en mist
• Bij het rijden op natte of besneeuwde
wegen, of bij het rijden door waterplassen
●De radarsensoren signaleren mogelijk niet
of kunnen moeite hebben met het signale-
ren van de volgende voertuigen en voor-
werpen.
• Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers,
stilstaande objecten op de weg of in de
berm, enz.
• Voertuigen met een carrosserievorm die
mogelijk geen radargolven weerkaatst
(lage voertuigen zoals een aanhangwa-
gen zonder lading of een sportauto)
• Voertuigen die uw auto niet naderen maar
zich wel in het detectiegebied bevinden (op
een aangrenzende rijstrook achter de auto
of naast de auto tijdens het achteruitrijden)
(Het systeem bepaalt de aanwezigheid van
naderende voertuigen op basis van de
door de radarsensoren gesignaleerde
gegevens.)
• Voertuigen waarvan de rijsnelheid sterk
verschilt met die van uw auto
• Voertuigen die langere tijd met dezelfde
snelheid als uw auto rijden op een aan-
grenzende rijstrook
• Tegenliggers
• Voertuigen op de rijstrook naast de aan-
grenzende rijstrook
• Voertuigen die u inhaalt en die met een
veel lagere snelheid rijden
●Op een weg met bijzonder smalle rijstro-
ken kan het systeem voertuigen signaleren
op een rijstrook naast de aangrenzende rij-
strook.
Als de BSD/RCTA actief is, wordt de
bestuurder indien nodig gewaar-
schuwd door:
Het naderingslampje BSD/RCTA (als
er voertuigen aanwezig zijn op aan-
grenzende rijstroken).
Het naderingslampje BSD/RCTA en
de waarschuwingszoemer (als een
voertuig van links of rechts nadert tij-
dens het achteruitrijden)
Naderingslampje/
waarschuwingszoemer
BSD/RCTA
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 229 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 234 of 582

2324-6. Gebruik van overige rijsystemen
“BSD/RCTA Disabled” (BSD/RCTA
uitgeschakeld)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeem stopt tijdelijk vanwege
een verminderde gevoeligheid
van de radar
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als de detectie-
prestaties van de radarsensoren
beperkt zijn. Zodra deze situatie zich
niet meer voordoet, gaat het systeem
weer normaal werken, gaat het lampje
uit en verdwijnt de melding.
Als het lampje langere tijd blijft branden
en de melding langere tijd weergege-
ven wordt, laat het systeem dan nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.“BSD/RCTA Disabled Sensor Bloc-
ked” (BSD/RCTA uitgeschakeld,
sensor geblokkeerd)
Controlelampje BSD/RCTA OFF
■Systeemstoring
Dit lampje brandt en deze melding
wordt weergegeven als er een storing
optreedt in het systeem. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige om het systeem te
laten controleren.
“BSD/RCTA Disabled Check
Owner's Manual” (BSD/RCTA uitge-
schakeld, zie handleiding)
Waarschuwingslampje BSD/RCTA
A
Waarschuwingslampje
BSD/RCTA
A
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 232 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 235 of 582

233
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Bedien het multi-informatiedisplay
(→Blz. 377) of het scherm van het mul-
timediasysteem om de BSD/RCTA in
en uit te schakelen (zie de handleiding
voor het multimediasysteem).
Wanneer het BSD/RCTA-systeem is
uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje BSD/RCTA OFF op het
multi-informatiedisplay.
●Schakel in de volgende gevallen de
BSD/RCTA uit. Het systeem werkt mogelijk
niet goed door geblokkeerde radargolven.
• Bij het slepen van de auto
• Wanneer een fietsendrager of een ander
voorwerp op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
• Wanneer de auto op een vermogensbank,
een rollenbank of iets dergelijks wordt
getest
• Wanneer u de wielen van de auto laat
draaien door gas te geven terwijl de auto
met de wielen van de grond is
●Als het contact UIT wordt gezet, wordt de
laatst bekende status van het systeem in
het geheugen opgeslagen. Als bijvoor-
beeld het contact UIT wordt gezet terwijl de
BSD/RCTA is uitgeschakeld, blijft de
BSD/RCTA uitgeschakeld als het contact
de volgende keer AAN wordt gezet.
De radarsensoren, één aan elke zijde
van de auto, zijn in de achterbumper
gemonteerd.
Radarsensoren
Als de radarsensoren gerepareerd of vervan-
gen moeten worden of als het gedeelte van
de bumper rondom de radarsensoren gere-
pareerd, gespoten of vervangen moet wor-
den, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
In-/uitschakelen van de
BSD/RCTAOmgaan met de radarsensoren
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 233 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM