sensor TOYOTA 86 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: 86, Model: TOYOTA 86 2022Pages: 582, PDF Size: 92.58 MB
Page 236 of 582

2344-6. Gebruik van overige rijsystemen
*: Indien aanwezig
Als de remmen automatisch worden geacti-
veerd, worden door het Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB) de volgende gege-
vens geregistreerd en opgeslagen. Er wor-
den geen gesprekken, persoonsgegevens of
andere audiogegevens opgeslagen.
●Afstand tot het object
●Rijsnelheid
●Bedieningsstatus van het gaspedaal
●Bedieningsstatus van het rempedaal
●Stand selectiehendel
●Buitentemperatuur
●De instelling van de gevoeligheid van de
sonarsensoren
Toyota en derden waarmee Toyota een con-
tract heeft, kunnen de opgeslagen gegevens
opvragen en gebruiken voor R&D op automo-
tivegebied. Toyota en derden waarmee
Toyota een contract heeft, zullen de opge-
vraagde gegevens uitsluitend onder de vol-
gende voorwaarden publiceren of verstrek-
ken aan andere partijen.
●De eigenaar van de auto heeft zijn of haar
toestemming gegeven.
●De publicatie/verstrekking is opgedragen
door een gerechtelijk bevel of een wettelijk
voorschrift.
OPMERKING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht voor een juiste werking van de
BSD/RCTA.
●Houd het oppervlak van de bumper
rondom de radarsensoren altijd schoon.
●Bevestig geen stickers of andere zaken
op het oppervlak van de bumper in de
buurt van de radarsensoren. Neem voor
meer informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
●Wijzig het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Spuit het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet.
●Stel het gedeelte van de bumper in de
buurt van de radarsensoren niet bloot
aan sterke schokken. Als een sensor
niet meer goed uitgelijnd is, kan zich
een systeemstoring voordoen waarbij
het risico bestaat dat bijvoorbeeld voer-
tuigen die het detectiegebied binnenko-
men niet meer worden gesignaleerd.
Wanneer de bumper is blootgesteld aan
een sterke schok, neem dan voor een
controle contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
●Haal de radarsensoren niet uit elkaar.
Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)*
Reverse Automatic Braking (RAB)
is een hulpsysteem om aanrijdin-
gen tijdens het achteruitrijden te
voorkomen of de schade ervan te
beperken. Als tijdens het achter-
uitrijden een muur of obstakel ach-
ter de auto wordt gesignaleerd,
waarschuwt het systeem de
bestuurder met een waarschu-
wingsgeluid en kan het de rem-
men van de auto automatisch acti-
veren.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 234 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 237 of 582

235
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
●Gegevens die zodanig zijn aangepast dat
de gebruiker en de auto niet identificeer-
baar zijn, worden verstrekt aan een onder-
zoeksinstituut voor statistische verwerking
of gelijksoortige doeleinden.
Het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) voert de volgende 2 func-
ties uit met behulp van 4 sonarsenso-
ren.
Sonaralarm
Het Reverse Automatic Braking-systeem
(RAB) signaleert objecten achter de auto en
waarschuwt de bestuurder met een waar-
schuwingsmelding op het scherm van het
multimediasysteem en piepsignalen.
Automatisch remmen
Het systeem signaleert objecten achter de
auto en als het risico van een aanrijding
groot is, remt het systeem de auto af en
bedient het de remmen om zo de schade te
beperken.
Bij het achteruitrijden
Wanneer krachtig automatisch wordt
geremd of de koppelregeling wordt
toegepast om een aanrijding te voor-
komen (in dit geval klinken er korte
piepsignalen of klinkt er een perma-
nent waarschuwingsgeluid)
“Object Close Behind” (object dicht
bij achterkant auto)
WAARSCHUWING
●Ondanks de aanwezigheid van Reverse
Automatic Braking (RAB) moet de
bestuurder de omgeving blijven contro-
leren op de aanwezigheid van voertui-
gen of objecten om een aanrijding te
voorkomen.
●Veilig rijden blijft altijd de verantwoorde-
lijkheid van de bestuurder. Trap het rem-
pedaal in en controleer visueel de
omgeving voordat u achteruitrijdt.
●Door de werkingslimieten van het sys-
teem kan de auto in sommige gevallen
een aanrijding niet voorkomen. Het
waarschuwingsgeluid of het automa-
tisch remmen kan vertraagd of helemaal
niet worden geactiveerd, zelfs als er een
obstakel aanwezig is.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt getest op
een rollenbank of vermogensbank.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Controleer of het automatisch remmen
UIT is gezet als de auto wordt gesleept.
Gebeurt dit niet, dan kan de auto zich in
beweging zetten, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
●Het systeem is niet ontworpen om men-
sen (of kinderen), dieren of andere
bewegende objecten te signaleren.
●Afhankelijk van de voertuigconditie of
de omgeving kan het vermogen van de
sonarsensor om objecten te signaleren
aan veranderingen onderhevig zijn.
Overzicht Reverse Automatic
Braking-systeem (RAB)
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 235 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 239 of 582

237
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
• Er is een sticker, verf of een chemisch mid-
del aangebracht op de sonarsensoren of
op de achterbumper bij de sonarsensoren.
• De achterbumper is gewijzigd.
• De achterbumper is verwijderd en weer
geplaatst.
• De bodemvrijheid is veranderd door een
zware belading van de auto of een wijzi-
ging aan de wielophanging.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren zijn
beschadigd.
• De achterbumper is blootgesteld aan een
krachtige schok of is vervormd.
●Op een steile helling werkt de functie auto-
matisch remmen van het systeem minder
doeltreffend.
●Het systeem is ontwikkeld om aanrijdingen
te voorkomen door automatisch hard te
remmen als de auto achteruitrijdt met een
snelheid van maximaal ongeveer 5 km/h.
Het systeem garandeert echter niet dat de
auto in elke situatie in staat is om een aan-
rijding te voorkomen.
●Als de auto extreem langzaam achteruit-
rijdt, kan het zijn dat de handelingen van
de bestuurder voorrang hebben boven de
werking van het systeem. In dit geval werkt
de functie automatisch remmen niet.
●De volgende objecten kunnen mogelijk niet
door het systeem worden gesignaleerd
met als gevolg dat de remmen niet auto-
matisch worden geactiveerd.
• Scherp gevormde of smalle objecten zoals
palen, hekken en kabels die de door de
sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatsen.
• Objecten die zich te dicht bij de achter-
bumper bevinden als de selectiehendel in
stand R wordt gezet.
• Objecten met een oppervlak dat de door
de sonarsensor uitgezonden geluidsgolven
mogelijk niet weerkaatst, zoals een hek
van draadgaas.
●Het systeem is zo ontworpen dat het de
volgende objecten niet kan signaleren. De
auto zal er dus ook niet voor afremmen.
• Voetgangers.
• Bewegende objecten, waaronder rijdende
voertuigen.
• Objecten die geluidsgolven absorberen,
zoals kledingstukken of sneeuw.
• Objecten waarvan het oppervlak een dia-
gonale hoek maakt.
• Objecten die zich dicht bij de grond bevin-
den, zoals parkeerblokken.• Objecten die zich ver boven de grond
bevinden, zoals hangende objecten.
• Objecten die in horizontale richting buiten
het bereik liggen gezien vanuit het midden
van de auto.
• Platte, op de grond liggende objecten.
• Objecten die niet loodrecht op de grond
staan.
• Objecten die zich niet rechtstreeks in de rij-
richting van de auto bevinden.
• Ongelijkmatige of golvende objecten.
●Bij het achteruitrijden werken de functies
mogelijk niet correct of kan er een sys-
teemstoring optreden als de volgende situ-
atie zich voordoet.
Hoogfrequent geluid van andere geluidsbron-
nen in de omgeving:
• Geluid van een claxon van een ander voer-
tuig.
• Motorgeluid van andere voertuigen.
• Geluid van luchtremmen.
• Voertuigdetectiesysteem of sonar van een
ander voertuig.
• In de buurt wordt een geluidsgolf met een
frequentie die vergelijkbaar is met die van
het systeem van de auto uitgezonden.
• Een voertuig met hetzelfde systeem rijdt
achteruit naar uw achteruitrijdende auto
toe.
●Weersomstandigheden:
• Extreem hoge of lage temperaturen waar-
bij het gedeelte rondom de sonarsensor te
warm of te koud wordt en de sensor niet
meer kan werken.
• De sonarsensoren of het gedeelte van de
achterbumper bij de sonarsensoren wordt
blootgesteld aan zware regenval of een
grote hoeveelheid water.
• Mist, sneeuw, zandstormen, enz.
• De lucht stroomt met hoge snelheid langs
de auto, zoals bij harde wind.
●Onderdelen die zijn aangebracht op het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensor:
• Er zijn op de markt beschikbare elektroni-
sche onderdelen (mistachterlicht, spatbor-
dantenne, radio-antenne) of bevestigings-
accessoires (trekhaak, fietsendrager, bum-
perbeschermplaat) aangebracht.
• Er zijn onderdelen die een hoogfrequent
geluid uitzenden, zoals een claxon of een
luidspreker, aangebracht.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 237 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 240 of 582

2384-6. Gebruik van overige rijsystemen
●Voertuigcondities:
• Er heeft zich ijs, sneeuw of modder
gehecht aan de sonarsensoren of het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensoren.
• De auto helt sterk naar één kant.
• De bodemvrijheid is sterk veranderd door
een zware belading van de auto, enz.
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd door
een aanrijding of een ongeval.
●Omgeving:
• Achter de achteruitrijdende auto bevindt
zich een doek, vlag, overhangende tak of
spoorboom.
• Tijdens het achteruitrijden op een onder-
grond met gravel of gras.
• Tijdens het achteruitrijden in een gebied
met objecten of muren dicht bij de zijkan-
ten van de auto, zoals nauwe tunnels,
nauwe bruggen, nauwe wegen of nauwe
garages.
• Er bevinden zich karrensporen of kuilen
achter de auto tijdens het achteruitrijden.
• Tijdens het achteruit over een putdeksel
(afvoerrooster) of wildrooster rijden.
• Tijdens het achteruitrijden bevindt zich
achter de auto een steile helling.
• Bij het hellingaf achteruitrijden.
• Bij het achteruitrijden in een garage met
een laag plafond of in een tunnel.
• Tijdens het achteruitrijden rijdt de auto een
stoeprand op of af.• Er bevindt zich een hoop sneeuw achter
de auto tijdens het achteruitrijden.
• Er is een waterplas.
• Er bevindt zich een obstakel naast een
object.
• Tijdens het achteruitrijden langs een muur.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg
waarbij het wegdek overgaat van een
schoon wegdek naar een wegdek met
daarop modder of sneeuw.
• Tijdens het achteruitrijden op een weg met
slecht wegdek.
●In de volgende situaties kan een aanrijding
mogelijk niet worden vermeden ondanks
dat het systeem normaal werkt.
• Op glad wegdek.
• De bandenspanning is niet correct.
• De banden zijn versleten.
• Er zijn sneeuwkettingen aangebracht.
• Er zijn banden gemonteerd waarvan de
maat afwijkt van de oorspronkelijke maat.
• Er is een band gemonteerd die met een
bandenreparatieset is gerepareerd.
• De wielophanging is gewijzigd.
• Het rijgedrag van de auto is instabiel
geworden door een ongeval of een storing.
• Het waarschuwingslampje van het remsys-
teem brandt.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 238 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 243 of 582

241
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Waarschuwing “trap rempedaal in”
“Apply Brake To Hold Position” (trap
rempedaal in om auto op zijn plaats
te houden)
De werkingsvoorwaarden voor het sonar-
alarm en het automatisch remmen verschil-
len. Daarom kunnen er situaties zijn waarin
alleen een van de twee functies geactiveerd
wordt.
■Nadat de auto tot stilstand is
gebracht door het systeem
Nadat het rempedaal is ingetrapt, gaat
het controlelampje RAB OFF branden
en werkt het systeem tijdelijk niet meer.
Het controlelampje RAB OFF gaat uit
als de selectiehendel in een andere
stand dan R wordt gezet.
Het systeem werkt weer als de selectie-
hendel de volgende keer in stand R
wordt gezet.
●Het Reverse Automatic Braking-systeem
(RAB) wordt in de volgende situaties uitge-
schakeld.
• Drie seconden nadat de auto is gestopt
• Als een portier wordt geopend
• Als het waarschuwingslampje RAB brandt
• Als het controlelampje RAB OFF brandt
●In de volgende situaties kan de werking
van het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) tijdelijk worden onderbroken
en gaat het controlelampje RAB OFF bran-
den.
• Er heeft zich ijs, sneeuw of modder
gehecht aan de sonarsensoren of het
gedeelte van de achterbumper bij de
sonarsensoren
• Er bevinden zich objecten te dicht bij de
achterbumper wanneer de selectiehendel
in stand R wordt gezet
• Het systeem signaleert geluiden waarvan
de frequentie vergelijkbaar is met die van
de RAB-sonar
• Als de TRC en VSC zijn uitgeschakeld
• Als in de TRACK-modus het Pre-Crash
Brake-systeem is uitgeschakeld
Het Reverse Automatic Braking-sys-
teem (RAB) kan tijdelijk worden uitge-
schakeld door een van de volgende
handelingen uit te voeren.
Het rempedaal wordt ingetrapt nadat
de auto tot stilstand is gebracht door
de functie automatisch remmen.
WAARSCHUWING
Trap het rempedaal direct in nadat de auto
door het automatisch remmen tot stilstand
is gebracht. Afhankelijk van de wegcondi-
ties en de staat van de banden blijft de
auto mogelijk niet op zijn plaats, wat tot
een ongeval kan leiden.
A
Uitschakelen van het Reverse
Automatic Braking-systeem
(RAB)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 241 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 245 of 582

243
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Bij een storing in het Reverse Automa-
tic Braking-systeem (RAB) brandt het
volgende lampje in het instrumentenpa-
neel. Neem voor meer informatie con-
tact op met de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De 4 sonarsensoren bevinden zich in
de achterbumper. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht voor een
juiste werking van het Reverse Auto-
matic Braking-systeem (RAB).
Bevestig geen stickers of andere
zaken op de sonarsensoren of het
oppervlak van de bumper in de buurt
van de sonarsensoren.
Houd de sonarsensoren en het
oppervlak van de achterbumper
rondom de sonarsensoren altijd
schoon.
Wijzig de achterbumper niet.
Spuit het gedeelte van de bumper in
de buurt van de sonarsensoren niet.
Richt niet de straal van een hoge-
drukreiniger op de sonarsensoren.Stel het gedeelte van de achterbum-
per in de buurt van de sonarsenso-
ren niet bloot aan krachtige schok-
ken. Als een sensor niet meer goed
uitgelijnd is, kan zich een systeem-
storing voordoen waarbij het risico
bestaat dat tijdens het achteruitrijden
objecten niet meer worden gesigna-
leerd. Neem als de achterbumper is
blootgesteld aan een krachtige
schok direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige om het systeem te
laten controleren.
Neem de sonarsensoren niet uit
elkaar.
Als de sonarsensoren gerepareerd of vervan-
gen moeten worden of als het gedeelte van
de achterbumper rondom de sonarsensoren
gerepareerd, gespoten of vervangen moet
worden, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje RAB
Omgaan met de sonarsensoren
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 243 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 263 of 582

261
4 4-7. Rijtips
Rijden
Voer, afhankelijk van de omstandighe-
den, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de rui-
tenwissers niet aan als deze vastge-
vroren zijn. Giet warm water over het
bevroren gedeelte om het ijs te laten
smelten. Veeg het water direct weg
om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, aan
de onderzijde van de auto, rond de
banden of op de remmen, en verwij-
der deze indien dat het geval is.Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat
u in de auto stapt.
Wanneer een portier wordt geopend
en gesloten terwijl een zijruit bevro-
ren is, treedt de veiligheidsvoorzie-
ning voor de ruiten in werking en
werkt de aan de portieren gekop-
pelde functie openen/sluiten van de
ruiten mogelijk niet goed. Voer in dit
geval onderstaande procedure uit
nadat het ijs is gesmolten.
Voer nadat de ruit ongeveer half open
is gezet de initialisatie uit. (→Blz. 126)
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd
een veilige afstand tussen u en uw
voorligger en pas de snelheid aan de
conditie van de weg aan.
Parkeer de auto en zet de selectie-
hendel in stand P (automatische
transmissie) of in de eerste versnel-
ling of achteruit (handgeschakelde
transmissie), maar activeer de par-
keerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren
niet vrij komen. Blokkeer bij het par-
keren van de auto de wielen zonder
de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto onver-
wacht in beweging kan komen, het-
geen kan leiden tot een ongeval.
WAARSCHUWING
Ga altijd uiterst voorzichtig te werk bij het
rijden met sneeuwkettingen; overmoedig
rijden omdat u met sneeuwkettingen rijdt
kan een ernstig ongeval tot gevolg heb-
ben.
OPMERKING
■Repareren of vervangen van winter-
banden
Laat winterbanden repareren of vervangen
door een Toyota-dealer of door een ban-
denspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winter-
banden heeft namelijk invloed op de wer-
king van de bandenspanningssensoren en
-zenders.
Voordat u met de auto
gaat rijdenTijdens het rijden
Bij het parkeren
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 261 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 264 of 582

2624-7. Rijtips
Auto's met automatische transmis-
sie: Controleer als de auto gepar-
keerd is zonder de parkeerrem te
activeren of de selectiehendel niet
uit stand P kan worden gezet
*.
*: De selectiehendel wordt geblokkeerd als
wordt geprobeerd deze vanuit stand P in
een andere stand te zetten zonder het
rempedaal in te trappen. Als de selectie-
hendel niet uit stand P kan worden gezet,
kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Wij raden u aan contact op te nemen
met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
de te gebruiken sneeuwkettingen.De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvo-
rens sneeuwkettingen te monteren.
■Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
●Monteer en verwijder de sneeuwkettingen
op een veilige locatie.
●Monteer de sneeuwkettingen op de achter-
wielen. Gebruik geen sneeuwkettingen om
de voorwielen.
●Plaats de sneeuwkettingen zo strak moge-
lijk om de achterwielen. Zet de sneeuwket-
tingen na ongeveer 100 m te hebben gere-
den opnieuw vast.
●Monteer de sneeuwkettingen volgens de
meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Kiezen van sneeuwkettingen
Wetgeving met betrekking
tot het gebruik van
sneeuwkettingen
OPMERKING
■Gebruik van sneeuwkettingen
Gebruik alleen sneeuwkettingen met het
juiste formaat voor uw banden om de car-
rosserie of wielophanging niet te beschadi-
gen.
■Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
werken de bandenspanningssensoren en
-zenders mogelijk niet goed.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 262 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 305 of 582

303
6 6-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Wissel de banden zoals aangegeven in
de afbeelding.
Vo o r
Voor een gelijkmatige bandenslijtage en een
langere levensduur van de banden adviseert
Toyota de wielen te wisselen met hetzelfde
interval als de controle van de banden.
Uw auto is uitgerust met een banden-
spanningswaarschuwingssysteem dat
gebruikmaakt van bandenspannings-
sensoren en -zenders om een lage
bandenspanning te signaleren voordat
deze tot problemen leidt.
De door het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem gesignaleerde
bandenspanning kan op het
multi-informatiedisplay worden weer-
gegeven.
Als de bandenspanning onder een
bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door mid-
del van een melding op het scherm
en een waarschuwingslampje.
(→Blz. 342)
OPMERKING
■Als tijdens het rijden in elke band een
te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te
laag is, anders kunnen de banden en/of
velgen ernstig beschadigd raken.
■Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over
onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben moge-
lijk een verlaging van de bandenspanning
tot gevolg, waardoor de verende werking
van de banden vermindert. Bovendien
kunnen de banden zelf en de velgen en
carrosserie beschadigd raken bij het rijden
over onverharde wegen.
Wisselen van banden
A
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 303 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM
Page 306 of 582

3046-3. Zelf uit te voeren onderhoud
■Periodieke controle van de banden-
spanning
Het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom ook
zelf regelmatig de bandenspanning.
■Bandenspanning
●Nadat met de startknop stand AAN gese-
lecteerd is, kan het enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt weerge-
geven. Het kan ook enkele minuten duren
voordat de bandenspanning wordt weerge-
geven nadat de banden op spanning zijn
gebracht.
●De bandenspanning verandert met de tem-
peratuur. De weergegeven waarden kun-
nen verschillen van de waarden die met
andere bandenspanningmeters worden
gemeten.
■Situaties waarin het bandenspannings-
waarschuwingssysteem mogelijk niet
goed werkt
●Onder de volgende omstandigheden werkt
het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
• Als er niet-originele Toyota-velgen zijn
gemonteerd.
• Er is een band vervangen door een exem-
plaar dat niet overeenkomt met de
OE-specificaties (Original Equipment).
• Er is een band vervangen door een exem-
plaar dat niet de voorgeschreven maat
heeft.
• Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
• Er is een run-flat band met ondersteu-
nende ring gemonteerd.
• Als de ruiten zijn voorzien van een coating
die de ontvangst van de radiografische sig-
nalen nadelig beïnvloedt.
• Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs,
vooral bij de wielen of de wielkasten.
• Als de bandenspanning aanzienlijk hoger
is dan de voorgeschreven waarde.
• Als er banden zonder bandenspannings-
sensoren en -zenders worden gebruikt.
• Als de identificatiecode op de banden-
spanningssensoren en -zenders niet is
geregistreerd in de bandenspanningswaar-
schuwingssysteem-ECU.
●In de volgende situaties kunnen de presta-
ties worden beïnvloed.
• Wanneer u in de buurt van een televisie-
zendmast, elektriciteitscentrale, tanksta-
tion, radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie rijdt waar sterke radiogolven
of elektromagnetische velden aanwezig
zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele tele-
foon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Als de bandenpositiegegevens niet juist wor-
den weergegeven als gevolg van slechte ont-
vangst van de radiogolven, kan de weergave
worden hersteld door verder te rijden en zo
de ontvangst van de radiogolven te verande-
ren.
●Wanneer de auto geparkeerd is, kan het
langer duren voordat de waarschuwing
verschijnt of verdwijnt.
●Wanneer de bandenspanning snel daalt,
zoals bij een klapband, dan verschijnt de
waarschuwing mogelijk niet.
■Waarschuwingen bandenspannings-
waarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem is geba-
seerd op de rijomstandigheden. Daarom laat
het systeem mogelijk zelfs een waarschu-
wing zien wanneer de bandenspanning niet
laag genoeg is of wanneer de druk hoger is
dan de druk die was ingesteld tijdens het ini-
tialiseren van het systeem.
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren
en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssenso-
ren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze
componenten worden geregistreerd in
de bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU en moet het banden-
spanningswaarschuwingssysteem wor-
den geïnitialiseerd.
Plaatsen van
bandenspanningssensoren
en -zenders
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 304 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM