brake sensor TOYOTA BZ4X 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: BZ4X, Model: TOYOTA BZ4X 2023Pages: 586, PDF Size: 90.62 MB
Page 5 of 586

5.2.5 Brake Hold-systeem........211
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................213
5.3.1 Lichtschakelaar...........213
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. 215
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*...219
5.3.4 Schakelaar mistlampen......222
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers....222
5.4 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................225
5.4.1 Software-update..........225
5.4.2 Toyota Safety Sense........227
5.4.3 Bestuurderscamera
*........234
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 235
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist).....244
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert)....248
5.4.7 RSA (Road Sign Assist).......252
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . 256
5.4.9 Cruise control............263
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......265
5.4.11 Noodstopsysteem.........268
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*....270
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......275
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. . 279
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*................288
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. 293
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. 296
5.4.18 Stilstaande objecten voor en
achter de auto
*...........300
5.4.19 Bewegend voertuig achter de
auto
*.................302
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . 303
5.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park) . . . 306
5.4.22 Toyota Teammate Advanced
Park
*.................307
5.4.23 SNOW-modus*...........341
5.4.24 X-MODE*..............342
5.4.25 Ondersteunende systemen . . . 346
5.5 Rijtips.....................351
5.5.1 Rijden in de winter.........351
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............353
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........358
6.1.1 Regeling ALL AUTO (ECO).....358
6.1.2 Automatische airconditioning . . 359
6.1.3 Op afstand bedienbare
airconditioning...........365
6.1.4 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........367
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 369
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 369
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 371
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......371
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............374
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen
in het interieur................378
6.4.1 Elektrisch bedienbaar
zonnescherm
*............378
6.4.2 Overige voorzieningen in het
interieur...............379
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........390
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........390
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur van uw auto........393
7.2 Onderhoud..................395
7.2.1 Onderhoud en reparatie......395
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......397
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........397
7.3.2 Motorkap...............398
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....399
7.3.4 Elektromotorcompartiment....400
7.3.5 Banden................406
7.3.6 Vervangen van een band......418
7.3.7 Bandenspanning..........424
7.3.8 Velgen.................425
7.3.9 Interieurfilter............426
7.3.10 Batterij elektronische sleutel . . 429
7.3.11 Controleren en vervangen van
zekeringen.............430
7.3.12 Lampen...............432
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 129 of 586

Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 444)
Controle-
lampjes ach-
terpassa-
giersgordels
(→blz. 444)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1
(→blz. 445)
(Oranje)Controlelampje LDA
(→blz. 445)
(Oranje)Controlelampje LTA
(→blz. 445)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1
(→blz. 445)
(Knippert)Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 446)
(Oranje)Controlelampje snelheids-
begrenzer (indien aanwe-
zig) (→blz. 446)
(Knippert of
brandt)Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 446)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 447)
(Knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 447)
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
(→blz. 447)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat het
EV-systeem is gestart of nadat er enkele
seconden verstreken zijn. Er kan een
storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of niet
uitgaat. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het EV-systeem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
helpen beschermen bij een ongeval,
wat tot dodelijk of ernstig letsel kan
leiden. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
3.1 Instrumentenpaneel
127
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 130 of 586

Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (→blz. 207)
Controlelampje achterlicht
(→blz. 213)
Controlelampje grootlicht
(→blz. 215)
Controlelampje AHS (indien
aanwezig) (→blz. 215) con-
trolelampje AHB (indien
aanwezig) (→blz. 219)
Controlelampje mistachter-
licht (→blz. 222)
Waarschuwingslampje
PCS*1, 2(→blz. 235)
(*4)
Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 263)
(*4)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control
(→blz. 256)
(*4)
Controlelampje LDA
(→blz. 252)
(*4)
Controlelampje snelheids-
begrenzer (indien aanwe-
zig) (→blz. 265)
BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegels*1, 5(indien aan-
wezig) (→blz. 270, blz. 275,
blz. 288)
Controlelampje LDA OFF*2
(→blz. 252)
(*4)
Controlelampje LTA
(→blz. 244)
Controlelampje Driving
Assist-informatie*1, 2
(→blz. 270, blz. 288,
blz. 293, blz. 296)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*1, 2
(indien aanwezig)
(→blz. 279)
(Knippert)Controlelampje Traction
Control
*1(→blz. 347)
Controlelampje VSC OFF*1,
2
(→blz. 347)
Controlelampje laadkabel
(→blz. 83)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*3(→blz. 198)
Controlelampje READY
(→blz. 198)
Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 208)
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem
*1(→blz. 211)
Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking*1
(→blz. 211)
Controlelampje lage bui-
tentemperatuur*7
(→blz. 131)
Controlelampje antidief-
stalsysteem (→blz. 58,
blz. 59)
3.1 Instrumentenpaneel
128
Page 187 of 586

5.1 Voordat u gaat rijden..........186
5.1.1 Rijden met de auto.........186
5.1.2 Lading en bagage.........191
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .193
5.2 Rijprocedures..............198
5.2.1 Startknop.............198
5.2.2 Transmissie............202
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar. . . .207
5.2.4 Parkeerrem............208
5.2.5 Brake Hold-systeem........211
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............213
5.3.1 Lichtschakelaar..........213
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem)
*. .215
5.3.3 AHB (Automatic High Beam)*. . .219
5.3.4 Schakelaar mistlampen......222
5.3.5 Ruitenwissers en -sproeiers. . . .222
5.4 Gebruik van de ondersteunende
systemen................225
5.4.1 Software-update.........225
5.4.2 Toyota Safety Sense........227
5.4.3 Bestuurderscamera
*........234
5.4.4 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .235
5.4.5 LTA (Lane Tracing Assist).....244
5.4.6 LDA (Lane Departure Alert). . . .248
5.4.7 RSA (Road Sign Assist).......252
5.4.8 Dynamic Radar Cruise Control . . .256
5.4.9 Cruise control...........263
5.4.10 Snelheidsbegrenzer
*.......265
5.4.11 Noodstopsysteem........268
5.4.12 BSM (Blind Spot Monitor)
*. . . .270
5.4.13 SEA (Safe Exit Assist)*......275
5.4.14 Toyota Parking Assist-sensor*. .279
5.4.15 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*..............288
5.4.16 RCD (Rear Camera Detection)*. .293
5.4.17 PKSB (Parking Support Brake)*. .296
5.4.18 Stilstaande objecten voor en achter
de auto
*.............300
5.4.19 Bewegend voertuig achter de
auto
*...............302
5.4.20 Voetgangers achter de auto*. . .3035.4.21 Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park). . . .306
5.4.22 Toyota Teammate Advanced
Park
*...............307
5.4.23 SNOW-modus*..........341
5.4.24 X-MODE*.............342
5.4.25 Ondersteunende systemen. . . .346
5.5 Rijtips..................351
5.5.1 Rijden in de winter.........351
5.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's............353
Rijden5
185
Page 215 of 586

WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
auto in een dergelijke situatie mogelijk
niet stilhouden.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
selecteer stand P en activeer de
parkeerrem wanneer u de startknop
bedient.
5.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
5.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Inschakelen van de koplampen
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 213) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
Werking dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het EV-systeem wordt
gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
de stand
. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
5.2 Rijprocedures
213
5
Rijden
Page 299 of 586

Bewegende voertuigen achter de auto
(indien aanwezig)
→Blz. 302
Voetgangers achter de auto (indien
aanwezig)
→Blz. 302
Stilstaande objecten rond de auto (auto's
met Advanced Park)
→Blz. 306
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem
is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
297
5
Rijden
Page 302 of 586

ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje Driving
Assist-informatie branden. Als de Parking
Support Brake onnodig in werking treedt,
kan de remregeling worden geannuleerd
door het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 298) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem
automatisch weer ingeschakeld en gaat
het controlelampje Driving
Assist-informatie uit, als aan een van
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet, de PKSB (Parking
Support Brake-systeem) is ingeschakeld
en de sensoren voor en achter een
stilstaand object signaleren en de
remregeling wordt uitgevoerd, klinkt dezoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor om de geschatte afstand
tot het obstakel aan te geven.
Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
5.4.18 Stilstaande objecten voor
en achter de auto*
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object,
zoals een muur, signaleren in de
rijrichting van de auto en het systeem
oordeelt dat zich een aanrijding voor kan
doen doordat de auto plotseling naar
voren beweegt doordat het gaspedaal per
ongeluk wordt ingetrapt, wanneer de
auto de verkeerde kant op rijdt doordat
de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of
het rijden met een lage snelheid, werkt
het systeem om de gevolgen van een
aanrijding met het gesignaleerde
stilstaande object zo veel mogelijk te
beperken.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
300
Page 303 of 586

Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt
Wanneer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde schakelstand
is geselecteerd
Soorten sensoren
→Blz. 279
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 280
Als het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) onnodig wordt
geactiveerd, bijvoorbeeld op een
spoorwegovergang
→Blz. 300
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 280
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 128, blz. 445) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
301
5
Rijden
Page 304 of 586

• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
EV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 284)
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en wordt er een waarschuwing
gegeven.Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 282
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is→Blz. 283
5.4.19 Bewegend voertuig achter
de auto*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een voertuig
signaleert dat van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat de
kans op een aanrijding groot is, activeert
deze functie de remmen om de kans op
een aanrijding met het naderende
voertuig te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en
het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 271
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 271
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
302
Page 305 of 586

Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 128, blz. 445) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De transmissie staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
EV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik voor bewegende
voertuigen achter de auto verschilt van
het detectiebereik van de RCTA
(→blz. 289). Daardoor wordt de functie
voor bewegende voertuigen achter de
auto mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en geeft de
RCTA een waarschuwing.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) niet is
uitgeschakeld en de remregeling in
werking is, klinkt de zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 290
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 292
5.4.20 Voetgangers achter de
auto*
*Indien aanwezig
Wanneer de camerasensor achter tijdens
het achteruitrijden een voetganger
signaleert achter de auto en het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met de gesignaleerde voetganger groot
is, klinkt er een zoemer. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
303
5
Rijden