lane assist TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 262 of 522

Lane Centering-functie
Deze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik en levert de
benodigde assistentie door het stuurwiel
te bedienen om de auto op zijn huidige
rijstrook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik niet werkt, werkt de Lane
Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele)
rijstrookmarkeringen niet (goed) zichtbaar
zijn, bijvoorbeeld wanneer u in een file staat,
treedt deze functie in werking om te helpen
een voorligger te volgen door de positie van
die voorligger in de gaten te houden.
Instellingen LTA-systeem
De Lane Centering-functie aan-/uitzetten
Druk op de toets LTA.
De Lane Centering-functie wordt telkens
wanneer de toets wordt ingedrukt
aan/uit gezet.
De actuele instelling wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay.Lane Centering-functie aan
Lane Centering-functie uit
LTA-systeem uitschakelen
Houd de toets LTA ingedrukt.
Het controlelampje LTA dooft wanneer de
LTA wordt uitgeschakeld.
Druk nogmaals op de toets om het
systeem weer in te schakelen.
De LTA wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
De Lane Centering-functie blijft echter
de status (aan/uit) houden die de functie
had voordat het contact UIT werd gezet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
260
Page 263 of 522

Meldingen op het multi-informatiedisplay
1Controlelampje LTA
Aan de hand van de
verlichtingsstatus van de indicator
wordt de bestuurder geïnformeerd
over de bedrijfsstatus van het
systeem.
Brandt wit: LTA-systeem is in
werking.
Brandt groen: De stuurassistentie van
de stuurassistentiefunctie of de Lane
Centering-functie is in werking.
Knippert oranje: Lane Departure
Alert-functie is in werking.
2Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van
de stuurassistentiefunctie of de Lane
Centering-functie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook
worden weergegeven: Geeft aan dat
de stuurwielassistentie van de Lane
Centering-functie in werking is.
Eén buitenkant van de rijstrook wordt
weergegeven: Geeft aan dat de
stuurwielassistentie van de
stuurassistentiefunctie in werking is.
Beide buitenkanten van de rijstrook
knipperen: Waarschuwt de
bestuurder dat hij in actie moetkomen om in het midden van de
rijstrook te blijven (Lane
Centering-functie).
3Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*herkent.
Als de auto de rijstrook verlaat,
knippert de witte lijn die wordt
weergegeven aan de zijde waar de
auto de strook verlaat oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*niet kan
herkennen of tijdelijk is
uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant
van de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
4
Rijden
Page 264 of 522

4Display rijden met de volgregeling
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiedisplay voor
ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van
de Lane Centering-functie in werking
is door de positie van de voorligger in
de gaten te houden.
Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
en de voorligger in een bepaalde
richting beweegt, doet uw auto
mogelijk hetzelfde. Houd uw
omgeving altijd goed in de gaten te
houden en bedien indien nodig het
stuurwiel om de rijrichting van de
auto te corrigeren en de veiligheid te
garanderen.
Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger
*1.
– Het systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of een
rijbaan
*2. (Wanneer slechts aan één
zijde een witte [gele] markering of
een rijbaan
*2wordt herkend, werkt
het systeem uitsluitend voor de
herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend. (Auto's met
BSM: Behalve wanneer een ander
voertuig zich op de rijstrook bevindt
aan de zijde van de bediende
richtingaanwijzer)
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 265)
*1: De functie werkt zelfs als de
rijsnelheid lager is dan ongeveer
50 km/h terwijl de Lane Centering-
functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
• Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden voor de
Lane Departure Alert-functie wordt
voldaan, maar ook aan alle onderstaande
voorwaarden.
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 264)
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor “Sway Warning”
(waarschuwing voor slingeren) in
van het multi-informatiedisplay
is ON (aan). (→Blz. 507)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 265)
• Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor “Lane Centering”
in
van het multi-
informatiedisplay is ON (aan).
(→Blz. 507)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262
Page 265 of 522

– Deze functie herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de positie
van een voorligger (behalve bij
kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
– De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik werkt
in de afstandsregelmodus.
– De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 264)
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 263)
– De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
– Stuurassistentiefunctie is niet in
werking.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 262)
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden (→blz. 262)
wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, klinkt
er mogelijk een zoemer om aan te
geven dat de functie tijdelijk is
uitgeschakeld.Stuurassistentiefunctie/Lane
Centering-functie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
situatie rondom het verlaten van de
rijstrook, de wegomstandigheden,
enz. merkt de bestuurder mogelijk
niet dat de functie in werking is of
werkt de functie mogelijk helemaal
niet.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de
stuurregeling van de functie.
• Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
Werking Lane Departure Alert
• De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van
buiten, afspelen van muziek, enz.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie mogelijk niet.
• Auto's met BSM: Het systeem kan
mogelijk niet vaststellen of er een
gevaar bestaat voor een aanrijding
met een voertuig op een
aangrenzende rijstrook.
•
Probeer niet zelf de werking van de Lane
Departure Alert-functie te testen.
*:De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
Waarschuwing handen van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding weergegeven om
de bestuurder aan te sporen het stuurwiel
vast te houden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
4
Rijden
Page 266 of 522

Tevens wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven. De
waarschuwing stopt zodra het systeem
signaleert dat de bestuurder het stuurwiel
vasthoudt. Houd uw handen altijd aan het
stuurwiel wanneer u dit systeem gebruikt,
ongeacht eventuele waarschuwingen.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl het
systeem in werking is
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden, klinkt de
zoemer, wordt de bestuurder
gewaarschuwd en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze
waarschuwing werkt op dezelfde wijze
als de bestuurder het stuurwiel licht
blijft vasthouden.
• Wanneer bij het nemen van een bocht
het systeem vaststelt dat de auto de
rijstrook dreigt te verlaten terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
Afhankelijk van de voertuigconditie en
de conditie van de weg, wordt er
mogelijk geen waarschuwing
gegeven. Bovendien wordt, als het
systeem signaleert dat de auto in een
bocht rijdt, de bestuurder eerder
gewaarschuwd dan bij het rijden op
een rechte weg.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
stuurassistentie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden en de
stuurassistentie in werking is, klinkt
de zoemer en wordt de bestuurder
gewaarschuwd. Elke keer dat de
zoemer klinkt, houdt het geluid
hiervan langer aan.Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto
slingert terwijl de waarschuwingsfunctie
voor het slingeren van de auto in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen. Tegelijkertijd
wordt het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
controlelampje LTA oranje brandt, volg
dan de desbetreffende
storingzoekprocedure. Volg de
instructies die op het scherm worden
weergegeven als er een andere
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• “LTA Malfunction. Visit Your Dealer”
(Storing in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Page 444 of 522

Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen*1
(Oranje)Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing
Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 264)
(Knippert of brandt)Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)
Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar,
corrigerende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 243, blz. 446)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability
Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwings-
lampje PCS branden.
→Blz. 255
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-systeem in werking
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Brake Hold-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*2
(Knippert)Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) parkeerrem
Mogelijk is de parkeerrem niet volledig geactiveerd of gedeacti-
veerd
Bedien nogmaals de parkeerremschakelaar.
Dit lampje gaat branden als de parkeerrem niet gedeactiveerd is.
Als het lampje uitgaat nadat de parkeerrem gedeactiveerd is, werkt
het systeem normaal.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof ongeveer 6,4 l
of minder is
Vul de brandstoftank.
*3
Controlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en voor-
passagiersgordel
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veiligheids-
gordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook de veilig-
heidsgordel voor de voorpassagier worden vastgemaakt, waarna
het waarschuwingslampje (de waarschuwingszoemer) uitgaat.
*3
(In het centrale paneel)Controlelampje (waarschuwingszoemer) achterpassagiersgor-
del
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel om te
doen
Doe de veiligheidsgordel om.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
442
Page 452 of 522

Als “Traction battery needs to be
protected. Refrain from the use of
position.” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Shift is in
Release Accelerator
Before Shifting” (Selectiehendel staat
in stand N. Laat vóór het schakelen het
gaspedaal los) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt en de
selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D of R.
Als “Shift to
Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat
u de auto verlaat) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Zet de selectiehendel
in stand P.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de Auto
power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.Als “A New Key has been Registered.
Contact Your Dealer for Details.” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem voor meer informatie contact op
met uw dealer) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer een week nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de melding
wordt weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 243, blz. 439)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• RSA (Road Sign Assist)*
• Automatic High Beam*
*
: Indien aanwezig
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 243, blz. 439)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
450
Page 478 of 522

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
compacte reservewiel speciaal
ontworpen is voor gebruik onder uw
auto. Gebruik uw reservewiel
daarom niet onder een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• Automatic High Beam
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*
• Rear View Monitor-systeem*
• Navigatiesysteem*
*
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
476
Page 505 of 522

LTA (Lane Tracing Assist)*(→blz. 255)
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling123
Lane Centering-functie Aan, uit O – –
Gevoeligheid waarschuwing Hoog, standaard O – –
Waarschuwingsfunctie slin-
geren autoAan, uit O – –
Gevoeligheid waarschuwing
voor slingerenLaag, standaard, hoog O – –
*: Indien aanwezig
BSM (Blind Spot Monitor)
*(→blz. 285)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Blind Spot Monitor Aan Uit O – –
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd O – –
Timing waarschuwing voor
aanwezigheid van naderende
auto (gevoeligheid)GemiddeldVroeg
O– – Laat
Alleen wanneer
een auto wordt
gesignaleerd in
de dode hoek
*: Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 315)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
PKSB-functie (Parking Sup-
port Brake)Aan Uit O – –
*: Indien aanwezig
RSA (Road Sign Assist)
*1(→blz. 265)
Functie
Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
RSA (Road Sign Assist)*2Aan Uit O – –
Meldingsmethode snelheids-
overschrijding
*3Alleen weergaveGeen melding O – –
Weergave en
zoemerO– –
Meldingsniveau snelheids-
overschrijding
2km/h(1mph)5 km/h (3 mph)
O– –
10 km/h
(5 mph)
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
503
8
SPECIFICATIES
Page 514 of 522

Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........273
Instellingen LTA-systeem......260
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........274
In-/uitschakelen van de
BSM-functie..............286
Koppeling met PKSB (Parking
Support Brake-systeem) (indien
aanwezig)...............324
LTA (Lane Tracing Assist)*.....255
Meldingen multi-
informatiedisplay...........340
Meldingen op het multi-
informatiedisplay...........261
Naast andere auto's parkeren
(modus automatisch haaks
inparkeren)..............336
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........275
Ondersteunde soorten
verkeersborden............266
Ondersteunende systemen.....348
Ondersteunend systeem......232
Overzicht systeem..........316
Overzicht van de Blind Spot
Monitor.................285
Overzicht van de functie......265
Overzicht van de Rear Crossing
Traffic Alert..............310
Overzicht van functies .255 , 269, 279,
283, 324
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)*. . . .320
Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)*.................323
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)* .244
PKSB (Parking Support Brake)* . .315
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................315
RCTA ..................311
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)*.................310
Rijden in de afstandsregelmodus .272
Rijmodus selecteren.........282
RSA (Road Sign Assist)*.......265
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........275
Selecteren van de rijmodus.....282
Sensoren................232Signaleerbare objecten en
beschikbaarheid functie.......244
S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*...........324
Snelheidsbegrenzer*........283
Soorten sensoren. . . .301 , 321, 323
Systeemfuncties...........245
Systeemonderdelen.........269
Tabel met ondersteuningsmodi en
functies van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem.......325
Toyota Parking Assist-sensor* . . .301
Toyota Safety Sense*........232
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling. . . .281
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........284
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........275
Uitschakelen van het TRC-
systeem................348
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....320 , 323
Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik.................343
Waarschuwingsfunctie.......267
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybride
systeem en remregeling.......316
Weergave op het multi-
informatiedisplay...........265
Wegrijden van een parkeerplaats na
het fileparkeren (modus
parkeerplaats fileparkeren
verlaten)................332
Wijzigen van de ingestelde
snelheid..........273 , 280, 283
Wijzigen van de
ondersteuningsmodus........326
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........274
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....247
Gebruik van de opbergmogelijkheden
Bagageafdekking...........371
Bagagehaken (indien aanwezig) . .368
Bekerhouders.............368
Consolevak..............367
Dashboardkastje...........366
Extra opbergvakken.........369
Trefwoordenlijst
512