stop start TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 209 of 522

Als het controlelampje READY niet
gaat branden
Neem, als het controlelampje READY
niet gaat branden nadat de juiste
procedure voor het starten van de auto
is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Wanneer er een storing in het
hybridesysteem aanwezig is
→Blz. 449
Als de batterij van de elektronische
sleutel ontladen is
→Blz. 420
Bedienen van de startknop
• Als de knop niet kort en krachtig
wordt ingedrukt, wijzigt de stand van
het contact mogelijk niet of wordt het
hybridesysteem niet gestart.
• Als u probeert het hybridesysteem
opnieuw te starten direct nadat het
contact UIT is gezet, dan start het
hybridesysteem in sommige gevallen
mogelijk niet. Wacht nadat u het
contact UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het
hybridesysteem opnieuw start.
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
→Blz. 482
WAARSCHUWING!
Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten
alvorens het hybridesysteem te
starten. Trap onder geen enkele
voorwaarde het gaspedaal in bij het
starten van het hybridesysteem. Als u
dat wel doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als een storing aan het hybridesysteem
zich voordoet terwijl de auto rijdt,
vergrendel of open de portieren dan
niet totdat de auto veilig en volledig tot
stilstand gekomen is. Als onder deze
omstandigheden het stuurslot wordt
geactiveerd, kan dit leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Uitschakelen van het hybridesysteem
in noodgevallen
• Als u in een noodgeval het
hybridesysteem tijdens het rijden
wilt stoppen, houdt u de startknop
langer dan 2 seconden ingedrukt of
drukt u deze minstens 3 keer kort
achter elkaar in. (→Blz. 437) Raak de
startknop echter tijdens het rijden
niet aan, behalve in geval van nood.
Door het uitschakelen van het
hybridesysteem tijdens het rijden
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen. De
stuurbekrachtiging werkt echter niet
meer. Hierdoor zal het sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in
dat geval de auto aan de kant zodra
dit veilig kan.
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Druk op de startknop om het
hybridesysteem opnieuw te starten
nadat dit ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld. Wanneer u na het tot
stilstand brengen van de auto het
hybridesysteem opnieuw start, zet
dan de selectiehendel in stand P en
druk vervolgens de startknop in.
4.2 Rijprocedures
207
4
Rijden
Page 330 of 522

Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 103)
Dit controlelampje gaat branden
wanneer het stuurwiel automatisch
wordt bediend door het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem.
Nadat de regeling wordt beëindigd,
knippert het controlelampje korte tijd en
dooft het vervolgens.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de PKSB
(Parking Support Brake) een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het
begeleidingsscherm (→blz. 301),
ongeacht of de PKSB (Parking Support
Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 341)Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij
de auto parallel aan de stoeprand of de
weg. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
1 keer op de S-IPA-schakelaar om de
modus automatisch fileparkeren te
selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar de ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
Page 332 of 522

3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4. Als de selectiehendel in stand R wordt
gezet, klinkt er een hoog piepsignaal
en start de ondersteuningsregeling.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
5.
Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken op
het stuurwiel rusten, controleer of het
gebied achter en rondom de auto veilig
is, controleer of er zich geen obstakels
bevinden op de parkeerplaats en rijd
langzaam achteruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keren moet worden gestoken, ga dan
naar stap
6.
Wanneer er niet meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
12.6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
7. Zet de selectiehendel in stand D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor).
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
10. Zet de selectiehendel in stand R.
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
Afhankelijk van de situatie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12. Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog
piepsignaal en wordt de
stopweergave op het display
weergegeven. Breng de auto tot
stilstand.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
330
Page 335 of 522

rijden en achteruitrijden en de
automatische bediening van het
stuurwiel telkens wanneer meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, herhaald
vanaf het moment dat de
automatische bediening van het
stuurwiel begint in stap
2tot het
moment dat de auto een positie
bereikt van waaruit kan worden
weggereden.
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten om weg te rijden
1. Druk, terwijl de selectiehendel in
stand P staat, op de S-IPA-schakelaar
en controleer of het display op het
multi-informatiedisplay terugkeert
naar “Exit Parallel Parking”
(parkeerplaats fileparkeren verlaten).
2. Bedien de
richtingaanwijzerschakelaar
(→blz. 215) om te selecteren of u
linksaf of rechtsaf wilt wegrijden.
Als zich in de richting waarin u
wegrijdt obstakels bevinden, bepaalt
het systeem dat wegrijden niet
mogelijk is en wordt de
ondersteuningsregeling
uitgeschakeld.3. Als de selectiehendel in stand R (of D)
wordt gezet overeenkomstig het
advies op het scherm (→blz. 326),
klinkt er een hoog piepsignaal en start
de ondersteuningsregeling.
De procedure vanaf stap4is voor
het geval het advies “Back up” (rijd
achteruit) op het scherm wordt
weergegeven nadat de
richtingaanwijzerschakelaar is
bediend om een wegrijrichting te
selecteren.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
4. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
5. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
333
4
Rijden
Page 339 of 522

• Controleer het gebied in de richting
van de pijl die de richting van de
automatische bediening van het
stuurwiel en de beoogde
parkeerplaats op het display
aangeeft visueel.
• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 326)
• Als de selectiehendel niet in D, S
(M20A-FXS motor) of B (2ZR-FXE
motor) staat of als de rijsnelheid te
hoog is, zal door het indrukken van
de S-IPA-schakelaar het scherm niet
wijzigen naar het scherm “Back-in
Parking” (achteruit inparkeren).
• De richtingaanwijzerschakelaar (→
blz. 215) kan worden bediend om te
selecteren of u linksaf of rechtsaf
wilt parkeren.
• Het systeem kan niet worden
gebruikt wanneer de parkeerplaats
smal is of wanneer de
ondersteuningsregeling
onvoldoende ruimte heeft om te
werken. Raadpleeg de informatie op
het multi-informatiedisplay om naar
een andere parkeerplaats te gaan.
2. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
Vervolgens klinkt een hoog
piepsignaal en gaat tegelijkertijd eenindicator op het instrumentenpaneel
branden, waarna de
ondersteuningsregeling start.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 326) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
• Wanneer de rijsnelheid te hoog is,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 326)
• Als na het starten van de
ondersteuningsregeling de ruimte te
smal blijkt te zijn, klinkt er een schril
piepsignaal en stopt de
ondersteuningsregeling.
3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een gelijkmatig piepsignaal te horen is
en de stopweergave (→blz. 326) op
het display wordt weergegeven.
4. Zet de selectiehendel in stand R.
5. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is, controleer of er zich geen
obstakels bevinden op de
parkeerplaats en rijd langzaam
achteruit terwijl u de rijsnelheid regelt
met het rempedaal.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
337
4
Rijden
Page 343 of 522

Melding Situatie/oplossing
“Unavailable” (niet beschikbaar)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied zonder
parkeerplaatsen of in een gebied waar de ruimte om te par-
keren smal is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar
een parkeerplaats waarvan de breedte ongeveer 2,6 m of
meer is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien de weg te smal is. Rijd door naar een parkeer-
plaats waar de breedte van de weg ongeveer 4,5 m of
meer is.
“Narrow Space” (smalle ruimte)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer er onvol-
doende ruimte voor en achter de auto is bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar
een parkeerplaats die ongeveer 2,6 m of breder is.
“Obstruction” (obstructie)
“Try Another Location” (probeer
andere locatie)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar
obstakels aanwezig zijn vóór de auto en de auto kan niet
naar voren rijden tot het beginpunt voor achteruitrijden.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt,
aangezien er obstakels aanwezig zijn vóór de auto. Ge-
bruik parkeerplaatsen waar zich geen obstakels voor
bevinden.
“Narrow Space” (smalle ruimte)De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer er onvol-
doende ruimte voor en achter de auto is bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
De auto kan niet wegrijden met behulp van de onder-
steuningsregeling, aangezien er onvoldoende ruimte
voor en achter de auto is. Controleer vóór het wegrijden
of de omgeving veilig is.
“Unavailable” (niet beschikbaar)De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar
geen obstakels aanwezig zijn vóór de auto of waar obsta-
kels aanwezig zijn naast de auto en de auto kan niet wegrij-
den van de parkeerplaats na het fileparkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt bij
het wegrijden, aangezien er obstakels aanwezig zijn
naast de auto of het wegrijden kan eenvoudig handma-
tig worden uitgevoerd. Controleer vóór het wegrijden of
de omgeving veilig is.
“Pressure Applied to Steering
Wheel” (stuurwiel wordt vast-
gehouden)De ondersteuningsregeling wordt gestart terwijl het stuur-
wiel wordt vastgehouden.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. De ondersteuningsregeling treedt in wer-
king.
“Stop the Vehicle” (breng de
auto tot stilstand)De auto rijdt en de ondersteuningsregeling wordt gestart
terwijl het stuurwiel wordt vastgehouden.
Breng de auto tot stilstand en volg de aanwijzingen van
het systeem om de ondersteuningsregeling te starten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
341
4
Rijden
Page 344 of 522

Wanneer de bediening wordt geannuleerd
Melding Situatie/oplossing
“Park Assist Cancelled” (Parking
Assist-systeem uitgeschakeld)De bestuurder zet de selectiehendel in stand P of bedient
de S-IPA-schakelaar terwijl de ondersteuningsregeling in
werking is.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog)De rijsnelheid wordt tijdens het zoeken van een parkeer-
plaats in de modus fileparkeren hoger dan 30 km/h.
“Narrow Space” (smalle ruimte)De ondersteuningsregeling wordt gestart in een gebied
met smalle parkeerplaatsen.
“No Exit Direction Specified”
(geen wegrijrichting geselec-
teerd)De schakelstand wordt gewijzigd zonder dat de richting-
aanwijzerschakelaar is gebruikt om een wegrijrichting te
selecteren terwijl de modus parkeerplaats fileparkeren ver-
laten wordt gebruikt.
Volg de aanwijzingen van het systeem.
“Wrong Direction” (onjuiste
richting)Wanneer de ondersteuningsregeling start, rijdt de auto in
een richting die tegenovergesteld is aan de begeleiding.
Volg de aanwijzingen van het systeem om naar voren te
rijden.
“Cannot Reach Desired Posi-
tion” (kan gewenste positie niet
bereiken)Het maximale aantal manoeuvres voor meerdere keerma-
noeuvres wordt bereikt tijdens de ondersteuningsregeling
of de beoogde parkeerplaats kan niet worden bereikt door-
dat de regeling wordt gebruikt op een weg met een steile
helling.
Volg de aanwijzingen van de ondersteuningsregeling en
gebruik het systeem op een brede plaats waar geen
steile hellingen zijn.
Wanneer de bediening tijdelijk wordt onderbroken
Melding Situatie/oplossing
“Steering Wheel Turned” (stuur-
wiel gedraaid)De bestuurder houdt het stuurwiel vast tijdens de onder-
steuningsregeling.
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen op het
stuurwiel rusten zonder druk uit te oefenen. Druk ver-
volgens op de S-IPA-schakelaar om de ondersteunings-
regeling weer te starten.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog)De rijsnelheid wordt tijdens de ondersteuningsregeling
hoger dan 7 km/h
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen op het
stuurwiel rusten zonder druk uit te oefenen. Druk ver-
volgens op de S-IPA-schakelaar om de ondersteunings-
regeling weer te starten.
“Pressure Applied to Steering
Wheel” (stuurwiel wordt vast-
gehouden)De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onderbroken en het stuurwiel ste-
vig wordt vastgehouden.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. Breng vervolgens de auto tot stilstand om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
“Stop the Vehicle” (breng de
auto tot stilstand)De S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onderbroken en de auto rijdt.
Laat uw handen op het stuurwiel rusten zonder druk uit
te oefenen. Breng vervolgens de auto tot stilstand om de
ondersteuningsregeling weer te starten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
342
Page 350 of 522

4.5.17 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is uw
auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in werking
treden als de omstandigheden daar om
vragen. Houd er echter rekening mee
dat dit aanvullende systemen zijn en
vertrouw niet in al te sterke mate op
deze systemen als u de auto bedient.
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het maken van bochten op een glad
wegdek
VSC+ (Vehicle Stability Control +)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen. Zorgt ervoor dat
de voertuigstabiliteit behouden blijft bij
uitwijkmanoeuvres op een glad wegdek
door de stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegenActive Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren.
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de
aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen
remdruk uit te oefenen en het
aandrijfkoppel te verminderen wanneer
wordt gesignaleerd dat de
aanhangwagen slingert.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/
Trailer Sway Control in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
348
Page 353 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de
remweg van de auto te verkorten. Houd
altijd voldoende afstand tot uw
voorligger, met name in de volgende
gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
• Als wordt gereden op slechte wegen
• Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote
oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en
het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder
alle omstandigheden gerealiseerd
worden, zelfs niet als het
TRC/VSC-systeem in werking is. Rijd
voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit
en de aandrijfkracht verloren kunnen
gaan.
De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
• Vertrouw niet alleen op de Active
Cornering Assist. De Active
Cornering Assist werkt mogelijk niet
effectief bij het accelereren op een
helling of bij het rijden op een glad
wegdek.
• Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelijk tijdelijk
gestopt om een goede werking van
de remmen, TRC en VSC te
garanderen.WAARSCHUWING!
De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
• Vertrouw niet uitsluitend op de Hill
Start Assist Control. De Hill Start
Assist Control werkt mogelijk niet
effectief op steile hellingen en op
met ijs bedekte wegen.
• In tegenstelling tot de parkeerrem is
de Hill Start Assist Control niet
bedoeld om de auto gedurende
langere tijd op zijn plaats te houden.
Gebruik de Hill Start Assist Control
niet om de auto op een helling op zijn
plaats te houden omdat dat kan
leiden tot een ongeval.
Als TRC/ABS/VSC/Trailer Sway
Control is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control
knippert. Rijd altijd voorzichtig.
Roekeloos rijgedrag kan leiden tot
ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig
als het controlelampje knippert.
Als TRC/VSC/Trailer Sway Control is
uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw
snelheid aan de conditie van het
wegdek aan. Schakel de TRC/VSC/
Trailer Sway Control alleen in geval van
nood uit, aangezien deze systemen
zorg dragen voor de voertuigstabiliteit
en het aandrijfvermogen. Trailer Sway
Control is onderdeel van het
VSC-systeem en werkt niet als het VSC
is uitgeschakeld of een storing heeft.
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben, van hetzelfde merk zijn
en hetzelfde profiel en draagvermogen
hebben. Controleer verder of alle
banden de aanbevolen spanning
hebben.
Het ABS, de TRC, de Trailer Sway
Control en de VSC werken niet goed als
er verschillende banden onder de auto
gemonteerd zijn.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
351
4
Rijden
Page 355 of 522

geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de
elektromotor (tractiemotor) beter
benut, zodat het brandstofverbruik
van de benzinemotor lager is.
• Voorkom herhaaldelijk accelereren.
Herhaaldelijk accelereren put het
batterijpakket (tractiebatterij) uit
waardoor de auto meer brandstof
verbruikt. Het batterijpakket kan
worden opgeladen door tijdens het
rijden het gaspedaal iets te laten
opkomen.
Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
en ook langdurig wachten bij
verkeerslichten veroorzaakt een hoog
brandstofverbruik. Raadpleeg de
verkeersberichten en vermijd files zo
veel mogelijk. Laat, als u in een file komt
te staan, het rempedaal geleidelijk
opkomen zodat de auto zachtjes
vooruitrijdt en vermijd overmatig
gebruik van het gaspedaal. Dit helpt het
benzineverbruik te beperken.
Rijden op de snelweg
Rijd met een constante snelheid. Neem
als u ergens moet stoppen de tijd voor
het loslaten van het gaspedaal en trap
rustig het rempedaal in. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Airconditioning
Maak alleen gebruik van de
airconditioning als dat nodig is. Dit helpt
het benzineverbruik te beperken.
In de zomer: Gebruik bij hoge
temperaturen de recirculatiemodus. Dit
beperkt de belasting van de
airconditioning en vermindert ook het
brandstofverbruik.In de winter: De benzinemotor wordt pas
automatisch uitgeschakeld als de
benzinemotor en het interieur warm zijn
en verbruikt dus brandstof. Het
brandstofverbruik kan worden
verminderd door overmatig gebruik van
de verwarming te vermijden.
Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Een onjuiste
bandenspanning kan leiden tot een
hoog brandstofverbruik. Winterbanden
kunnen veel wrijving veroorzaken en
kunnen, als ze worden gebruikt op droge
wegen, dus ook een hoger verbruik
veroorzaken. Gebruik banden die
geschikt zijn voor het seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
brandstofverbruik. Neem geen onnodige
bagage mee. Ook een groot imperiaal
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
Opwarmen voor het rijden
Opwarmen van de motor is niet nodig,
omdat de benzinemotor als hij koud is
automatisch start en weer wordt
uitgeschakeld. Als vaak korte afstanden
worden gereden, warmt de motor
herhaaldelijk op en ook dat kan leiden
tot een hoger brandstofverbruik.
4.6.2 Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter
de noodzakelijke voorbereidingen en
voer de benodigde controles uit. Pas uw
rijgedrag altijd aan de actuele
weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
• Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
– Motorolie
– Koelvloeistof motor/
vermogensregeleenheid
– Ruitensproeiervloeistof
• Laat de toestand van de 12V-accu
controleren door een monteur.
4.6 Rijtips
353
4
Rijden