dashboard TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 12 of 522

Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 425, wattage:
blz. 502)
9Koplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting/richtingaanwijzers
blz. 216, blz. 221
10Mistlampen voor*1blz. 227
11Richtingaanwijzers opzij blz. 216
12Achterlichten/richtingaanwijzers blz.
216, blz. 221
13Achterlichten (led)
Richtingaanwijzers (led) blz. 216
Achteruitrijlicht (gloeilamp)
De selectiehendel in stand R zetten
blz. 211
14Kentekenplaatverlichting blz. 221
15Mistachterlicht blz. 227
Achteruitrijlicht (led)
De selectiehendel in stand R zetten
blz. 211
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg voor auto's met een navigatie-/multimediasysteem de handleiding voor het
navigatie-/multimediasysteem of de handleiding voor het multimediasysteem.
Dashboard (auto's met linkse besturing)
1Startknop blz. 205
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 205
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 437
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 481
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
2Selectiehendel blz. 211
Bedienen van de selectiehendel blz.
211
Voorzorgsmaatregelen bij slepen blz.
438
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet blz.
212
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
10
Page 13 of 522

3Tellers blz. 107
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 107, blz.
111
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 100
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 449
4Multi-informatiedisplay blz. 109
Als er een waarschuwingsmelding of
indicator verschijnt blz. 449
5Richtingaanwijzerschakelaar blz. 216
Lichtschakelaar blz. 221
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 221
Mistlampen voor
*1/mistachterlicht
blz. 227
6Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
blz. 228
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 230
Gebruik blz. 228, blz. 230
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 397
Koplampsproeiers
*1blz. 228
7Schakelaar alarmknipperlichten blz.
437
8Ontgrendelingshendel motorkap blz.
388
9Ontgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 185
10Airconditioning blz. 359
Gebruik blz. 359
Achterruitverwarming blz. 361
Stoelverwarming
*1blz. 365
11Navigatie-/multimediasysteem*1, 2
Energiemonitor/verbruiksscherm blz.
114
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg bij auto's met een navigatie-/multimediasysteem de handleiding voor het
navigatie-/multimediasysteem of de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
11
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Page 17 of 522

7Binnenspiegel blz. 186
*1: Indien aanwezig
*2: Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (→Blz. 40)
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
1Startknop blz. 205
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 205
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 437
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 481
Waarschuwingsmeldingen blz. 449
2Selectiehendel blz. 211
Bedienen van de selectiehendel blz.
211
Voorzorgsmaatregelen bij slepen blz.
438
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet blz.
212
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
15
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Page 18 of 522

3Tellers blz. 107
Aflezen van de tellers/instellen van
de helderheid van de
dashboardverlichting blz. 107, blz.
111
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 100
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 449
4Multi-informatiedisplay blz. 109
Als er een waarschuwingsmelding of
indicator verschijnt blz. 449
5Richtingaanwijzerschakelaar blz. 216
Lichtschakelaar blz. 221
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 221
Mistlampen voor
*1/mistachterlicht
blz. 227
6Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
blz. 228
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 230
Gebruik blz. 228, blz. 230
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 397
7Schakelaar alarmknipperlichten blz.
437
8Ontgrendelingshendel motorkap blz.
388
9Ontgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 185
10Airconditioning blz. 359
Gebruik blz. 359
Achterruitverwarming blz. 361
Stoelverwarming
*1blz. 365
11Navigatie-/multimediasysteem*1, 2
Energiemonitor/verbruiksscherm blz.
114
*1: Indien aanwezig
*2: Raadpleeg bij auto's met een navigatie-/multimediasysteem de handleiding voor het
navigatie-/multimediasysteem of de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16
Page 32 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Alle inzittenden dienen hun
veiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen
met de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
• De bestuurdersairbag wordt met een
aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van
de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal
250 mm tot het stuurwiel aan te
houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten
vanaf het midden van het stuurwiel
tot aan uw borstbeen. Als u nu
minder dan 250 mm van de airbag
zit, kunt u uw zitpositie op
verschillende manieren wijzigen:
– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar
achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van 250 mm
door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt
u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of uw
stoel hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
– Als het stuurwiel verstelbaar is,
kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd en
nek.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
De stoel dient te worden afgesteld zoals
hierboven aanbevolen, terwijl de
pedalen en het stuurwiel nog steeds
goed bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt zien.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• De voorpassagiersairbag wordt ook
met een aanzienlijke kracht
geactiveerd wat dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg kan hebben, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan,
met de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel
zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen dodelijk of ernstig letsel
oplopen door een geactiveerde
airbag. Gebruik de veiligheidsgordels
nooit voor baby's of kleine kinderen,
maar zet hen goed vast in een baby-
of kinderzitje. Toyota beveelt ten
zeerste aan dat alle kinderen op de
achterstoelen plaatsnemen en op de
juiste wijze vastzitten. Achterin
zitten kinderen veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 38)
• Ga niet op het puntje van de stoel
zitten en leun niet op het dashboard.
1 .1 Voor een veilig gebruik
30
Page 33 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Sta niet toe dat voorpassagiers
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• Laat niemand knielen op de
passagiersstoel in de richting van
het portier of hoofd en handen
buiten de auto steken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Auto's zonder knie-airbag
bestuurder: Bevestig niets aan en
laat niets rusten tegen
componenten als het dashboard of
het stuurwielkussen. Alles wat op
deze componenten bevestigd is of er
tegenaan rust, kan als een projectiel
worden gelanceerd als de
bestuurdersairbag en de
voorpassagiersairbag geactiveerd
worden.
Auto's met knie-airbag voor de
bestuurder: Bevestig niets aan en
laat niets rusten tegen
componenten als het dashboard, het
stuurwielkussen of het onderste
deel van het dashboard. Dergelijke
items kunnen als een projectiel
worden gelanceerd als de airbag
voor de bestuurder, de airbag voor
de voorpassagier en de knie-airbag
voor de bestuurder geactiveerd
worden.
1 .1 Voor een veilig gebruik
31
1
Veiligheid en beveiliging
Page 34 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig geen voorwerpen aan
onderdelen van de auto, zoals het
portier, de voorruit, de portierruit, de
voor- of achterstijl, de dakzijrail en
de handgreep. (Behalve het label
voor de snelheidsbeperking:
→Blz. 459)
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
• Auto's met knie-airbag bestuurder:
Zorg ervoor dat de knie-airbag voor
de bestuurder nergens door wordt
afgedekt.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot
resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd
worden of per ongeluk geactiveerd
worden, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op
de voorportieren. Als dat wel
gebeurt, kunnen er storingen aan de
airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de
SRS-airbags moeilijkheden met de
ademhaling ondervindt, open dan
een portier of zijruit om frisse lucht
binnen te laten of verlaat de auto als
u dat op een veilige manier kunt
doen. Als er poederdeeltjes op uw
huid zijn terechtgekomen, was deze
er dan zo snel mogelijk af om
huidirritatie te voorkomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen,
beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit
zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren
en repareren van de airbags
• Reparatie, aanpassing, verwijdering
of vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor en
middenstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het
voorportierpaneel (bijvoorbeeld een
gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging
van de auto
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 37 of 522

• Aanrijding van achteren
• Over de kop slaan
Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle en/of
reparatie van de auto nodig zijn. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat deside airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.
•
Auto's zonder knie-airbag voor de
bestuurder: Bij krassen, scheuren of
andere beschadigingen aan het
stuurwielkussen of het dashboard bij de
voorpassagiersairbag.
Auto's met knie-airbag bestuurder: Bij
krassen, scheuren of andere beschadi-
gingen aan het stuurwielkussen of het
dashboard bij de voorpassagiersairbag
of het onderste gedeelte van het
instrumentenpaneel.
•Bij krassen, scheuren of andere bescha-
digingen aan de zijkant van de leuning
van een voorstoel met een side airbag.
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 134 of 522

Druktwee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of het
controlelampje van de elektronische
sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop
kan niet worden gebruikt als de
energiebespaarmodus is ingeschakeld.
Druk op een van de toetsen van de
elektronische sleutel om de functie te
annuleren.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven.
In de volgende situaties kunnen
storingen optreden in de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de
auto, waardoor het Smart entry-systeem
met startknop, de afstandsbediening en
de startblokkering mogelijk niet goed
werken: (Oplossingen:→blz. 478)
• Wanneer de batterij van de
elektronische sleutel leeg is
• In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven of
andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
• Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos communicatiemiddel
bij u draagt
• Wanneer de elektronische sleutel
tegen een van de volgende metalen
voorwerpen wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt
– Kaarten met aluminiumfolie
– Sigarettenpakjes met
aluminiumfolie erin
– Metalen portemonnees of tassen
– Muntgeld
– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– Een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of
andere draadloze
communicatiemiddelen
– Een andere elektronische sleutel of
afstandsbediening die radiogolven
uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Tijdens het parkeren bij een
parkeermeter
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de grond of op een
hoge plaats, of te dicht bij het
midden van de achterbumper, als de
achterklep wordt geopend.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de vloer of in een
portiervak of het dashboardkastje
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart of de stand van het contact
wordt gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
132
Page 191 of 522

6. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening nogmaals omhoog
getrokken in de one-touch
sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat
de zijruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die
positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
ruit nog in beweging was. Als de ruit in de
tegengestelde richting beweegt en niet
volledig kan worden gesloten of geopend,
laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking
ruiten
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de mechanische
sleutel.
*(→Blz. 478)
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 123)
*: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsfunctie elektrisch
bedienbare ruit open
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
op het dashboard wanneer het contact
UIT staat en u het bestuurdersportier
opent terwijl de elektrisch bedienbare
ruiten geopend zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
gewijzigd. (→Blz. 498)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Sluiten van de ruiten
• De bestuurder is verantwoordelijk
voor de bediening van de elektrisch
bedienbare ruiten, ook voor die van
de passagiers. Laat, om onbedoelde
bediening, met name door kinderen,
te voorkomen, de elektrisch
bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een
lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruit.
Wanneer er een kind in de auto zit,
verdient het aanbeveling om de
blokkeerschakelaar voor de
ruitbediening te gebruiken.
(→Blz. 188)
•
Controleer of geen van de inzittenden
een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de zijruit
bediend wordt.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
ruiten worden bediend met de
afstandsbediening of mechanische
sleutel (→blz. 120), bedien dan de
elektrisch bedienbare ruit nadat u
hebt gecontroleerd of er geen risico
is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken
tussen de zijruit. Laat kinderen de
zijruit niet bedienen via de
afstandsbediening of mechanische
sleutel.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten
189
3
Bediening van elk onderdeel