TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023Pages: 584, PDF Size: 88.99 MB
Page 191 of 584

Voorwaarden voor werking Brake
Hold-systeem
Het Brake Hold-systeem kan onder de
volgende omstandigheden niet
geactiveerd worden:
• Het bestuurdersportier is niet
gesloten.
• De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
• De parkeerrem wordt geactiveerd.
Als onder een van de bovenstaande
omstandigheden het Brake
Hold-systeem is ingeschakeld, wordt het
systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje voor de stand-bystand
van het Brake Hold-systeem uit.
Wanneer een van deze omstandigheden
zich voordoet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, klinkt een
waarschuwingszoemer en wordt een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. De parkeerrem
wordt dan automatisch geactiveerd.
Brake Hold-functie
• Nadat het systeem ongeveer
3 minuten de remmen heeft
vastgehouden en het rempedaal niet
ingetrapt wordt, wordt automatisch
de parkeerrem geactiveerd. In dat
geval klinkt een zoemer en verschijnt
er een waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay.
• Trap het rempedaal krachtig in en druk
opnieuw op de schakelaar om het
systeem te deactiveren.
• De Brake Hold-functie kan de auto
mogelijk niet stilhouden op een steile
helling. In deze situatie kan het nodig
zijn dat de bestuurder zelf het
rempedaal ingetrapt houdt. Er klinkt
een waarschuwingszoemer en het
multi-informatiedisplay zal de
bestuurder over de situatie
informeren. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op.• Als u niet wilt dat de parkeerrem
automatisch wordt geactiveerd, houd
dan de Brake Hold-schakelaar
ingedrukt tot het controlelampje
stand-bystand (groen) dooft en zet
dan het contact UIT.
Wanneer de parkeerrem automatisch
geactiveerd wordt terwijl het systeem
de remmen vasthoudt
Voer een van de volgende handelingen
uit om de parkeerrem te deactiveren.
• Trap het gaspedaal in. (De parkeerrem
zal niet automatisch gedeactiveerd
worden als de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt.)
• Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het waarschuwingslampje
van de parkeerrem uitgaat. (→Blz. 185)
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
Als het controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem (groen) niet brandt
terwijl de Brake Hold-schakelaar wordt
ingedrukt en aan de
werkingsvoorwaarden van het Brake
Hold-systeem is voldaan, is het systeem
mogelijk defect. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Brake Hold Malfunction Press
Brake to Deactivate Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Trap
rempedaal in om te deactiveren. Ga
naar uw dealer) of “Brake Hold
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in Brake Hold-functie. Ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
4.2 Rijprocedures
189
4
Rijden
Page 192 of 584

hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay
weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op.
Als het controlelampje Brake
Hold-systeem in werking knippert
→Blz. 398
WAARSCHUWING!
Als de auto op een steile helling staat
Wees voorzichtig wanneer u het Brake
Hold-systeem gebruikt op een steile
helling. De Brake Hold-functie kan de
remmen in een dergelijke situatie
mogelijk niet vasthouden. Mogelijk
wordt het systeem ook niet
geactiveerd, afhankelijk van de hoek
van de helling.
Wanneer u stilhoudt op een glad
wegdek
Het systeem kan de auto niet
stilhouden wanneer de banden hun
grip hebben verloren. Gebruik het
systeem niet wanneer u stilhoudt op
een glad wegdek.
OPMERKING
Bij het parkeren
Het Brake Hold-systeem is niet
ontworpen voor langdurig gebruik bij
het parkeren van de auto. Als u het
contact UIT zet terwijl het systeem de
remmen vasthoudt, worden de remmen
mogelijk gelost, waardoor de auto in
beweging komt. Trap het rempedaal in,
zet de selectiehendel in stand P en
activeer de parkeerrem wanneer u de
startknop bedient.
4.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
4.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 190) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
2.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
3.
De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te
maken voor andere weggebruikers wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld als het hybridesysteem
wordt gestart en de parkeerrem wordt
gedeactiveerd met de lichtschakelaar in
4.2 Rijprocedures
190
Page 193 of 584

de stand. (Brandt helderder dan de
parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is
niet ontworpen voor gebruik in het
donker.
Sensor koplampregeling
De werking van de sensor kan in
negatieve zin beïnvloed worden als er iets
over de sensor heen geplaatst wordt of
als er iets op de ruit wordt aangebracht
waardoor de sensor wordt afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht
signaleren, waardoor het automatische
koplampsysteem mogelijk onjuist
functioneert.
Automatisch uitschakelsysteem
verlichting
• Wanneer de lichtschakelaar in de
stand
ofstaat: De koplampen
en mistlampen voor (indien aanwezig)
worden automatisch uitgeschakeld als
het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt
geopend.
• Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat: De koplampen en alle
overige verlichting worden
automatisch uitgeschakeld als het
contact in stand ACC of UIT staat en
het bestuurdersportier geopend
wordt.
Zet, om de verlichting weer in te
schakelen, het contact AAN of zet de
lichtschakelaar een keer in stand OFF en
daarna terug in stand
of.Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
of in stand ACC wordt gezet en het
bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de verlichting is ingeschakeld.
Automatische verticale
koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch
geregeld op basis van het aantal
passagiers in de auto en de mate van
belading om verblinding van andere
weggebruikers door de koplampen te
voorkomen.
Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van
de auto ontladen raakt wanneer de
lichtschakelaar in de stand
ofstaat terwijl het contact UIT wordt gezet,
schakelt de energiebesparende functie
van de 12V-accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Wanneer het contact AAN wordt gezet,
wordt de energiebesparende functie van
de 12V-accu uitgeschakeld. Onder de
volgende omstandigheden wordt de
energiebesparende functie van de
12V-accu eenmaal uitgeschakeld en
vervolgens weer geactiveerd. Alle
verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de
12V-accu weer is geactiveerd
automatisch uit:
• Wanneer de lichtschakelaar wordt
bediend
• Wanneer een portier wordt geopend
of gesloten
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 452)
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
191
4
Rijden
Page 194 of 584

OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is als het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Inschakelen van het grootlicht
1. Druk bij ingeschakelde koplampen de
hendel van u af om het grootlicht in te
schakelen.
Door de hendel weer in de
middenstand te zetten, wordt het
grootlicht weer uitgeschakeld.
2. Trek de hendel naar u toe en laat deze
meteen weer los om één keer met het
grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de
koplampen in- of uitgeschakeld.
Extended Headlight Lighting-systeem
Dankzij dit systeem kunnen de
koplampen gedurende 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het
contact UIT staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt gezet,
de hendel naar u toe en laat hem los
terwijl de lichtschakelaar in de stand
staat.De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
• Het contact wordt AAN gezet.
• De lichtschakelaar wordt
ingeschakeld.
• U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
Draaiknop koplampverstelling (indien
aanwezig)
De koplamphoogte kan worden
afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
1. Verhogen van de koplamphoogte
2. Verlagen van de koplamphoogte
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
192
Page 195 of 584

Aanwijzing voor instellen van de
koplamphoogte
Hatchback
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0,5
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 2.0
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading2,5
Bestuurder Maximale
belading3,5
Wagon (ZWE219L-DWXDBW*en
ZWE219R-DWXDBW*)
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0,5
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 1,5
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading2,5
Bestuurder Maximale
belading3,5
*De modelcode staat vermeld op het
typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(→Blz. 445)
Wagon (ZWE219R-DWXPBW
*)
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0,5
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 1,5
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading2,5
Bestuurder Maximale
belading3,0
*De modelcode staat vermeld op het
typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(→Blz. 445)
Wagon (ZWE219L-DWXCBW
*en
ZWE219R-DWXCBW*)
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen -
Alle zitplaat-
sen bezetGeen -
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading-
Bestuurder Maximale
belading3,5
*De modelcode staat vermeld op het
typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(→Blz. 445)
Wagon (behalve ZWE219L-DWXDBW
*3,
ZWE219R-DWXDBW*3, ZWE219R-
DWXPBW*3, ZWE219L-DWXCBW*3en
ZWE219R-DWXCBW*3)
Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Geen 0
Bestuurder
en voorpas-
sagierGeen 0,5
Alle zitplaat-
sen bezetGeen 1,5
Alle zitplaat-
sen bezetMaximale
belading2,0
*1
2,5*2
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
193
4
Rijden
Page 196 of 584

Aantal inzittenden en hoe-
veelheid bagageStand knop
Inzittenden Hoeveelheid
bagage
Bestuurder Maximale
belading3,0
*1Auto's zonder verhoogde wagenhoogte
*2Auto's met verhoogde wagenhoogte
*3De modelcode staat vermeld op het
typeplaatje of op de typegoedkeuring.
(→Blz. 445)
4.3.2 AHB (Automatic High
Beam)*
*Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem
gebruikt een camera aan de bovenzijde
van de voorruit om de helderheid van de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting, enz. te
signaleren en schakelt automatisch
tussen grootlicht en dimlicht.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
Vertrouw niet blindelings op het
Automatic High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig en houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van een onbedoelde
werking van het Automatic High
Beam-systeem
• Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem
1. Druk de Automatic High
Beam-schakelaar in.
2. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.
Wanneer de lichtschakelaar in de
stand dimlicht staat, wordt het
AHB-systeem ingeschakeld en gaat
het controlelampje AHB branden.
Voorwaarden voor automatische
werking van het grootlicht
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het grootlicht automatisch
ingeschakeld:
– De rijsnelheid is ongeveer 30 km/h
of hoger.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er zijn geen tegenliggers of
voorliggers met ingeschakelde
verlichting.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns of andere
verlichting op de weg voor u.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
194
Page 197 of 584

• Als aan een van onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het dimlicht ingeschakeld:
– De rijsnelheid wordt lager dan
ongeveer 25 km/h.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Er bevindt zich een voertuig met
ingeschakelde verlichting voor de
auto.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns of andere
verlichting op de weg voor u.
Detectie camera voor
• In de volgende situaties wordt
mogelijk niet automatisch geschakeld
van grootlicht naar dimlicht:
– Als uw auto wordt gesneden
– Als een ander voertuig voor uw auto
langs kruist
– Als tegenliggers of voorliggers
herhaaldelijk worden gesignaleerd
en vervolgens aan het zicht zijn
onttrokken als gevolg van een reeks
bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
– Als een tegenligger nadert vanuit
een rijstrook ver van u vandaan
– Als een tegenligger of voorligger
zich ver van u vandaan bevindt
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger niet is
ingeschakeld
– Als de verlichting van tegenliggers
of voorliggers zwak is
– Als een tegenligger of voorligger fel
licht reflecteert, zoals dat van de
koplampen van uw auto
– Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
• Er wordt mogelijk geschakeld naar
dimlicht als een tegenligger wordt
gesignaleerd die zijn mistlampen aan
heeft terwijl de koplampen uit zijn.
• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
of verkeersborden wordt mogelijkgeschakeld van grootlicht naar
dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk
ingeschakeld.
• Het volgende kan ervoor zorgen dat
het tijdstip waarop wordt geschakeld
naar dimlicht wijzigt:
– De helderheid van de verlichting
van tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– De afstand tussen de auto en een
tegenligger of voorligger
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant brandt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
• Er kan onverwacht worden
geschakeld tussen grootlicht en
dimlicht.
• Fietsen of andere kleine voertuigen
worden mogelijk niet gesignaleerd.
• In de volgende situaties kan het
systeem de helderheid van het
omgevingslicht mogelijk niet juist
signaleren. Hierdoor blijven de
dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden
voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval
is, moet handmatig geschakeld
worden tussen grootlicht en dimlicht.
– Als er vergelijkbare verlichting als
koplampen of achterlichten in de
omgeving aanwezig zijn
– Als de koplampen of achterlichten
van tegenliggers of voorliggers zijn
uitgeschakeld, vuil zijn, een andere
kleur hebben of niet correct zijn
afgesteld
– Als herhaaldelijk wordt geschakeld
tussen grootlicht en dimlicht.
– Als het gebruik van grootlicht niet
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
195
4
Rijden
Page 198 of 584

wenselijk is of als het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
– Als de auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt, bijvoorbeeld
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
– Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 208
– Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel naar voren.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer in te schakelen.
Dimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.Dimlicht tijdelijk inschakelen
Het verdient aanbeveling om, als het
grootlicht is ingeschakeld, het dimlicht in
te schakelen als het gebruik van
grootlicht niet wenselijk is of andere
bestuurders of voetgangers in de buurt
kan hinderen.
Trek de hendel naar achteren en laat hem
vervolgens terugkeren in de
oorspronkelijke stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl
de hendel naar achteren is getrokken.
Nadat de hendel echter weer in de
oorspronkelijke stand is gezet, blijft het
dimlicht gedurende enige tijd branden.
Daarna wordt het Automatic High
Beam-systeem weer ingeschakeld.
4.3.3 AHS (Adaptive High
Beam-systeem)*
*Indien aanwezig
Het Adaptive High Beam-systeem
gebruikt een camera aan de bovenzijde
van de voorruit om de helderheid van de
verlichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting, enz. te
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
196
Page 199 of 584

signaleren en regelt automatisch de
verspreiding van het licht van de
koplampen.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
Vertrouw niet blindelings op het
Adaptive High Beam-systeem. Rijd
altijd voorzichtig en houd hierbij de
omgeving in de gaten en schakel indien
nodig handmatig het grootlicht in of
uit.
Voorkomen van onbedoelde
bediening van het Adaptive High
Beam-systeem
Wanneer het nodig is om het systeem
uit te schakelen:→blz. 208
Regelingen systeem
• De helderheid en het verlichte gebied
van het grootlicht worden aangepast
op basis van de rijsnelheid.
• Als in een bocht wordt gereden,
gebruikt het systeem het grootlicht
om de richting waarin de auto rijdt
helder te verlichten.
• Het grootlicht wordt afgeschermd in
de richting van andere voertuigen.
(Afgeschermd grootlicht)
Het afgeschermde grootlicht helpt
het zicht naar voren te verbeteren
terwijl tegenliggers en voorliggers
minder worden verblind.
AGebied verlicht door grootlicht
BGebied verlicht door dimlicht• Het stralingsbereik van het dimlicht
wordt aangepast in overeenstemming
met de afstand tot een voorligger of
tegenligger.
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem
1. Druk op de schakelaar van het
Adaptive High Beam-systeem.
2. Zet de lichtschakelaar in de stand
of.
Wanneer de lichtschakelaar in de
stand dimlicht staat, wordt het
AHS-systeem ingeschakeld en gaat
het controlelampje AHS branden.
Voorwaarden voor activering
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het grootlicht ingeschakeld en werkt
het systeem:
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of hoger
*.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
197
4
Rijden
Page 200 of 584

*Als in een bocht wordt gereden met
een snelheid van ongeveer 30 km/h of
hoger, wordt de richting waarin de
auto rijdt helder verlicht.
• Als aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, wordt
het variabel afgeschermde grootlicht
ingeschakeld, afhankelijk van de
locatie van tegenliggers en
voorliggers:
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of hoger.
– Het gebied voor de auto is niet
verlicht.
– Er bevindt zich een voertuig met
ingeschakelde verlichting voor de
auto.
– Er bevinden zich weinig
straatlantaarns of andere
verlichting op de weg voor u.
• Als aan een van onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, schakelt
het systeem het dimlicht in:
– De rijsnelheid is ongeveer 12 km/h
of lager.
– Het gebied voor de auto is verlicht.
– Er zijn veel tegenliggers en/of
voorliggers.
– Er bevinden zich veel
straatlantaarns of andere
verlichting op de weg voor u.
Detectie camera voor
• In de volgende situaties wordt
mogelijk niet automatisch geschakeld
van grootlicht naar variabel
afgeschermd grootlicht:
– Als uw auto wordt gesneden
– Als een ander voertuig voor uw auto
langs kruist
– Als tegenliggers of voorliggers
herhaaldelijk worden gesignaleerd
en vervolgens aan het zicht zijn
onttrokken als gevolg van een reeks
bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
– Als een tegenligger nadert vanuit
een rijstrook ver van u vandaan
– Als een tegenligger of voorligger
zich ver van u vandaan bevindt– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger niet is
ingeschakeld
– Als de verlichting van tegenliggers
of voorliggers zwak is
– Als een tegenligger of voorligger fel
licht reflecteert, zoals dat van de
koplampen van uw auto
– Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 212
• Er wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar variabel afgeschermd
grootlicht als een tegenligger wordt
gesignaleerd die zijn mistlampen aan
heeft terwijl de koplampen uit zijn.
• Door de aanwezigheid van
huisverlichting, straatverlichting,
verkeerslichten of verlichte billboards
of verkeersborden en andere
reflecterende objecten wordt mogelijk
geschakeld van grootlicht naar
variabel afgeschermd grootlicht,
wordt mogelijk niet geschakeld van
grootlicht naar variabel afgeschermd
grootlicht of wordt het niet verlichte
gebied mogelijk gewijzigd.
• Het volgende kan ervoor zorgen dat
de snelheid waarmee het
afgeschermde gebied verandert of het
tijdstip waarop wordt geschakeld naar
dimlicht wijzigt:
– De helderheid van de verlichting
van tegenliggers en voorliggers
– De beweging en richting van
tegenliggers en voorliggers
– De afstand tussen de auto en een
tegenligger of voorligger
– Als de verlichting van een
tegenligger of voorligger slechts
aan één kant brandt
– Als een tegenligger of voorligger
een voertuig op twee wielen betreft
– De toestand van de weg
(stijgingspercentage, bochten,
toestand van het wegdek, enz.)
– Het aantal inzittenden en de
hoeveelheid bagage
4.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
198