dashboard TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2023Pages: 584, PDF Size: 88.99 MB
Page 14 of 584

ETankdopklep blz. 205
Tanken blz. 206
Brandstofsoort/inhoud
brandstoftank blz. 446
FBanden blz. 352
Bandenmaat/bandenspanning
blz. 450
Winterbanden/ sneeuwkettingen
blz. 293
Controleren/wisselen/
bandenspannings-
waarschuwingssysteem blz. 352
In geval van een lekke band blz. 406,
blz. 417
GMotorkap blz. 340
Openen blz. 340
Motorolie blz. 447
In geval van oververhitting blz. 438
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden(vervangingsmethode:
blz. 380, wattage: blz. 451)
HKoplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting/
richtingaanwijzers blz. 185, blz. 190
IMistlampen voor*blz. 200
JRemlichten/achterlichten/
richtingaanwijzers blz. 185, blz. 190
KKentekenplaatverlichting blz. 190
LAchterlichten blz. 190
MMistachterlicht of achteruitrijlicht
blz. 200
De transmissie in stand R zetten
blz. 179, blz. 181
NAchterlichten blz. 190
Mistachterlicht of achteruitrijlicht
blz. 200
De transmissie in stand R zetten
blz. 179, blz. 181
*Indien aanwezig
Dashboard (auto's met linkse besturing)
Overzicht
12
Page 20 of 584

Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 173
Starten van het hybridesysteem/
wijzigen van de modi blz. 173
Noodstop van het hybridesysteem
blz. 386
Als het hybridesysteem niet gestart
kan worden blz. 429
Waarschuwingsmeldingen blz. 400
BSelectiehendel blz. 179, blz. 181
Wijzigen van de schakelstand
blz. 179, blz. 181
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 388
Als de selectiehendel niet in een
andere stand kan worden gezet
blz. 180, blz. 183
CTellers blz. 85, blz. 88
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 85, blz. 88
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 80
Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden blz. 392
DMulti-informatiedisplay blz. 93,
blz. 99
Display blz. 93, blz. 99
Energiemonitor blz. 109
Wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven blz. 400
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 185
Lichtschakelaar blz. 190
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/dagrijverlichting
blz. 190
Mistlampen voor
*1/mistachterlicht
blz. 200
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers blz. 201
Schakelaar achterruitenwisser en
-sproeier blz. 204
Gebruik blz. 201, blz. 204
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 349
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 386
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 340
Overzicht
18
Page 36 of 584

Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat de
side airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het
stuurwielkussen of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het
instrumentenpaneel.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
daklijstbekleding met de curtain
airbags.
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 584

WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Alle inzittenden dienen hun
veiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen met
de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
• De bestuurdersairbag wordt met een
aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van
de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal
250 mm tot het stuurwiel aan te
houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten
vanaf het midden van het stuurwiel
tot aan uw borstbeen. Als u nu
minder dan 250 mm van de airbag
zit, kunt u uw zitpositie op
verschillende manieren wijzigen:
– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar
achteren terwijl de pedalen nog
goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover.
Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van 250 mm
door simpelweg de rugleuning iets
achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de
weg niet goed meer kunt zien, kunt
u een stevig, niet-glad kussen
gebruiken om hoger te zitten, of uw
stoel hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als het stuurwiel verstelbaar is,
kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd en
nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals
hierboven aanbevolen, terwijl de
pedalen en het stuurwiel nog steeds
goed bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt zien.
• De voorpassagiersairbag wordt ook
met een aanzienlijke kracht
geactiveerd wat dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg kan hebben, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan, met
de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel
zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen dodelijk of ernstig letsel
oplopen door een geactiveerde
airbag. Gebruik de veiligheidsgordels
nooit voor baby's of kleine kinderen,
maar zet hen goed vast in een baby-
of kinderzitje. Toyota beveelt ten
zeerste aan dat alle kinderen op de
achterstoelen plaatsnemen en op de
juiste wijze vastzitten. Achterin zitten
kinderen veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 40)
• Ga niet op het puntje van de stoel
zitten en leun niet op het dashboard.
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 38 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sta niet toe dat voorpassagiers
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op de
passagiersstoel in de richting van het
portier of hoofd en handen buiten de
auto steken.
• Bevestig niets aan en laat niets rusten
tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of
het onderste deel van het dashboard.
Dergelijke voorwerpen kunnen als
een projectiel worden gelanceerd als
de bestuurdersairbag, de
voorpassagiersairbag en de
knie-airbag worden geactiveerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig niets aan het portier, de
voorruit, de zijruiten, de voor- en
achterstijl, de dakzijrail of de
handgreep. (Behalve het label voor de
snelheidsbeperking→blz. 409)
• Hang geen kleerhangers of andere
harde voorwerpen aan de
kledinghaakjes (indien aanwezig). Al
deze voorwerpen kunnen projectielen
worden en dodelijk of ernstig letsel
veroorzaken als de curtain airbags
worden geactiveerd.
• Zorg ervoor dat de knie-airbag voor
de bestuurder niet door iets wordt
afgedekt.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot
resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd
worden of per ongeluk geactiveerd
worden, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
1 .1 Voor een veilig gebruik
36
Page 39 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op de
voorportieren. Als dat wel gebeurt,
kunnen er storingen aan de airbags
ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten of
verlaat de auto als u dat op een veilige
manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals het
stuurwielkussen en de bekleding van
de voor- en achterstijlen, beschadigd
of gescheurd zijn, laat deze dan
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit zonder
eerst een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren en
repareren van de airbags
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Reparatie, aanpassing, verwijdering of
vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of luidsprekers
in de voorportieren
• Aanpassing van het voorportierpaneel
(bijvoorbeeld een gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging van
de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio
(zend-/ontvanginstallatie) of
CD-speler
1.1.5 Belangrijke
voorzorgsmaatregelen in verband
met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die
schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING!
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke
koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos
en reukloos gas. Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
deze voorzorgsmaatregelen niet in acht
neemt, kunnen er uitlaatgassen in de
auto terechtkomen waardoor de
bestuurder duizelig kan worden en een
ongeval kan veroorzaken, of wat kan
leiden tot de dood of zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid.
1 .1 Voor een veilig gebruik
37
1
Veiligheid en beveiliging
Page 140 of 584

– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– De elektronische sleutel of een
afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Vergrendel/ontgrendel de portieren op
een van de volgende manieren als de
portieren niet vergrendeld/ontgrendeld
kunnen worden met het Smart
entry-systeem met startknop (auto's
met instapfunctie):
• Houd de elektronische sleutel dicht bij
een van de voorportiergrepen en
activeer de instapfunctie.
• Bedien de afstandsbediening.
Gebruik de mechanische sleutel als de
portieren niet kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld met de
bovenstaande methoden. (→Blz. 431)
Raadpleeg blz. 432 als het
hybridesysteem niet kan worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop.Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
138
Page 165 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zet de selectiehendel tijdens het
vooruitrijden niet in stand R. Als u dat
wel doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Zet de selectiehendel tijdens het
achteruitrijden niet in een
vooruitversnelling. Als u dat wel doet,
kan er schade aan de transmissie
ontstaan waardoor u de controle over
de auto kunt verliezen.
• Als u tijdens het rijden de
selectiehendel in stand N zet, wordt
het hybridesysteem uitgeschakeld. Er
kan niet op de motor worden
afgeremd als het hybridesysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand als het gaspedaal is
ingetrapt. Als de selectiehendel in een
andere stand dan P of N wordt gezet,
kan de auto onverwacht snel
accelereren, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken voor en achter zo
snel mogelijk nakijken en indien nodig
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd
raken als de remblokken niet op tijd
worden vervangen.
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als de selectiehendel in een andere
stand dan P of N staat, kan de auto
onverwacht in beweging komen,
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Voorkom het ontstaan van ongevallen
door het wegrollen van de auto, houd
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom dat de motor met een te
hoog toerental draait. Als de motor
met een hoog toerental draait terwijl
de auto stilstaat, kan het
uitlaatsysteem oververhit raken,
hetgeen brand kan veroorzaken als er
brandbaar materiaal aanwezig is.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren in
het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud in
het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
4.1 Voordat u gaat rijden
163
4
Rijden
Page 166 of 584

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op
het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens werken
en brand veroorzaken in de auto.
• Laat geen portier of ruit open als het
gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een
gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een
zilverkleurige folie. Weerkaatst
zonlicht kan van het glas een lens
maken en brand veroorzaken.
• Activeer altijd de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en vergrendel de
auto. Laat de auto niet onbeheerd
achter als het controlelampje READY
brandt. Als de auto is geparkeerd met
de selectiehendel in stand P, terwijl de
parkeerrem niet is geactiveerd, zou de
auto in beweging kunnen komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
• Raak de uitlaatpijp niet aan als het
controlelampje READY brandt of
direct na het uitschakelen van het
hybridesysteem. Anders kunt u
brandwonden oplopen.
Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit.
Anders zou u per ongeluk de
selectiehendel kunnen verplaatsen of
het gaspedaal in kunnen trappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan of het hybridesysteem
oververhit zou kunnen raken en brand
kan ontstaan. Verder kunnen
uitlaatgassen in een slecht
geventileerde omgeving in de auto
terechtkomen, wat kan leiden tot de
dood of ernstig gevaar voor de
gezondheid.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Bij het remmen
• Rijd voorzichtiger wanneer de
remmen nat zijn. De remweg neemt
toe als de remmen nat zijn en
bovendien kan vocht ertoe leiden dat
de ene kant van de auto sterker
afgeremd wordt dan de andere kant.
Ook de werking van de parkeerrem
kan door vocht in negatieve zin
beïnvloed worden.
• Rijd niet te dicht achter een andere
auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd
afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken. In dit
geval kan de auto nog wel worden
afgeremd, maar moet er een grotere
kracht op het rempedaal worden
uitgeoefend dan normaal. De remweg
zal ook langer zijn. Laat uw remmen
onmiddellijk repareren.
• Het remsysteem bestaat uit 2 of meer
afzonderlijke hydraulische systemen:
als een van de systemen uitvalt, werkt
het andere systeem/werken de
andere systemen nog wel. In dat geval
moet het rempedaal krachtiger
worden ingetrapt dan gewoonlijk en
neemt ook de remweg toe. Laat uw
remmen onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
Laat de wielen niet overmatig
doorslippen als een aangedreven wiel
los van de grond komt of als de auto
vastzit in bijvoorbeeld zand of modder.
Anders kunnen de onderdelen van het
aandrijfsysteem beschadigd raken en
kan de auto plotseling naar voren of
achteren schieten en een ongeval
veroorzaken.
4.1 Voordat u gaat rijden
164
Page 168 of 584

*Afhankelijk van de situatie is het
wellicht niet mogelijk om een andere
schakelstand te selecteren.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 289), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 289), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
4.1.2 Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over
voorzorgsmaatregelen, laadvermogen en
belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de bagageruimte
vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand
veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
• Jerrycans met benzine
• Spuitbussen
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Stapel bagage in de bagageruimte
nooit hoger dan de rugleuningen.
• Plaats als u de achterstoelen
neerklapt geen lange voorwerpen
direct achter de voorstoelen.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de bagageafdekking
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
• Sta nooit toe dat er personen in de
bagageruimte meerijden. De
bagageruimte is niet ontworpen om
personen te vervoeren. Personen
dienen plaats te nemen op een
zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een
onjuiste belading kan de besturing en
de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
Voorzorgsmaatregelen imperiaal
(indien aanwezig)
Gebruik minimaal 2 originele
Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig)
om de roofrail als imperiaal te kunnen
gebruiken. Let bij het plaatsen van
bagage op het imperiaal op de volgende
punten:
ARoofrails
BDwarsstangen
• Laad geen bagage direct op de
roofrail. De bagage kan gaan schuiven,
wat kan resulteren in een ongeval.
4.1 Voordat u gaat rijden
166