ESP TOYOTA MIRAI 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2022Pages: 578, PDF Size: 99.29 MB
Page 144 of 578

142
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Als het alarm in de auto continu klinkt
■Als op het multi-informatiedisplay
“Smart Entry & Start System Malfunc-
tion See Owner’s Manual” (Storing in
Smart entry-systeem met startknop;
raadpleeg handleiding) wordt weerge-
geven
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto onmiddellijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Als “Key Detected in Vehicle” (sleutel
gesignaleerd in de auto) wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay
Er is geprobeerd de portieren te vergrende-
len met het Smart entry-systeem met start-
knop terwijl de elektroni sche sleutel zich nog
in de auto bevond. Neem de elektronische
sleutel uit de auto en vergrendel de portieren
opnieuw.
■Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geacti-
veerd om te voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel en de 12V-accu leeg
raken wanneer de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt.
●In de volgende situaties kan het enige tijd
duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld
kunnen worden.
• De elektronische sleutel bevindt zich gedu- rende 10 minuten of langer op een afstand
van ongeveer 2 m van de auto.
• Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer niet gebruikt.
●Als het Smart entry-systeem met startknop
gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt
is, kunnen de portieren alleen via het
bestuurdersportier worden ontgrendeld.
Pak in dat geval de greep van het bestuur-
dersportier vast of gebruik de afstandsbe-
diening of de mechanische sleutel om de
portieren te ontgrendelen.
■De energiebespaarmodus van een elek-
tronische sleutel inschakelen
●Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel minder
snel leeg omdat de ontvangst van radiogol-
ven door de elektronische sleutel wordt
gestopt.
Druk twee keer in terwijl u ingedrukt
houdt. Ga na of het controlelampje van de
elektronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop kan
niet worden gebruikt als de energiebespaar-
modus is ingeschakeld. Druk op een van de
toetsen van de elektronische sleutel om de
functie te annuleren.
●Bij elektronische sleutels die gedurende
langere tijd niet worden gebruikt, kan
vooraf in de energiebespaarmodus worden
ingeschakeld.
SituatieCorrectie-
procedure
Er is geprobeerd de auto te vergrendelen terwijl er nog een portier geopend was.Sluit alle portie-ren en vergren-
del ze opnieuw.
De achterklep werd geslo- ten terwijl de elektroni-
sche sleutel zich nog in de bagageruimte bevond en
alle portieren waren vergrendeld.Neem de
elektronische
sleutel uit de
bagageruimte
en sluit de
achterklep.
SituatieCorrectie-
procedure
Het contact werd in de
stand ACC gezet terwijl het bestuurdersportier
geopend was (het bestuur-
dersportier werd geopend terwijl het contact in de stand ACC stond).
Zet het contact
UIT en sluit het bestuurders- portier.
Het contact werd UIT
gezet terwijl het bestuur-
dersportier geopend was.Sluit het
bestuurders-
portier.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 142 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 146 of 578

144
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt
terwijl u handschoenen draagt, kan de
reactie van het systeem trager zijn of wor-
den de portieren mogelijk niet ontgrendeld.
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de vergren-
delsensor, worden maximaal tweemaal
achter elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen identificatiesig-
nalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 142)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Bij een plotselinge nadering van het detec-
tiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld
worden. Laat in dat geval de portiergreep
los en controleer of de portieren worden
ontgrendeld voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleutel
binnen het detectiegebied bevindt, is de
reactietijd voor het ontgrendelen van de
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
■Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. ( →Blz. 142)
■Voor een juiste bediening van het
systeem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
●Laat de elektronische sleutel niet in de
bagageruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten
van de sleutel functioneert mogelijk niet als
de sleutel zich op bepaalde locaties
bevindt, zoals in de binnenrand van de
bagageruimte, of door de omstandighe-
den waarin de sleutel zich bevindt (zoals in
een tas van metaal(folie) of dicht bij een
metalen voorwerp) of in de buurt van sto-
rende radiogolven. ( →Blz. 140)
■Als het Smart entry-systeem met start-
knop niet goed werkt
●Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren en de achterklep: →Blz. 450
●Starten van het brandstofcelsysteem:
→Blz. 451
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 144 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 161 of 578

159
4
Handleiding_Europa_M62060_nl
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
■Schoonmaken van het spiegel-
oppervlak
Als het spiegeloppervlak vuil is, is het
beeld op het display mogelijk moeilijk te
zien.
Reinig het spiegeloppervlak voorzich-
tig met een zachte, droge doek.
■Schoonmaken van de camera
Als de cameralens vuil is of bedekt is
met verontreiniginge n, zoals waterdrup-
pels, sneeuw en modder, is het weer-
gegeven beeld mogelijk niet duidelijk.
Spoel in dat geval de cameralens af
met een grote hoeveelheid water en
veeg hem vervolgens schoon met een
zachte, met water bevochtigde doek.
Vuil op de cameralens kan worden ver-
wijderd met behulp van de speciale
camerareinigingssproeier. ( →Blz. 206)
■De camera
De camera van de digitale binnenspiegel
bevindt zich op de in de afbeelding aange-
geven plaats.
■Camera reinigen met sproeiervloeistof
●Mogelijk is het beeld van achter de auto
niet goed te zien als gevolg van sproeier-
vloeistof die op de camera is gesproeid bij
het wassen van de camera. Houd bij het
rijden rekening met de omgevingsomstan-
digheden.
●Als na het reinigen sproeiervloeistof op het
oppervlak van de cameralens achterblijft, is
het beeld van achter de auto mogelijk 's
nachts niet goed zichtbaar als gevolg van
de hoogte of de hellingshoek van de kop-
lampen van de achterligger. Schakel in dat
geval over naar de modus optische spiegel.
●In sommige gevallen is de camera ook na
het reinigen niet helemaal schoon gewor-
den. Spoel in dergelijke gevallen de
camera met een ruime hoeveelheid water
af en veeg de waterdruppels weg met een
zachte, met water bevochtigde doek.
●Reflecterende zaken, zoals water, sneeuw,
enz. die zich in de buurt van de camera
bevinden kunnen er niet worden afgewas-
sen wanneer er bij het reinigen van de
camera sproeiervloeistof op de camera-
lens wordt gesproeid.
WAARSCHUWING
■Oorzaken van brand voorkomen
Als de bestuurder de digitale binnenspie-
gel blijft gebruiken terwijl er rook of een
brandlucht uit de spiegel komt, kan dit
brand tot gevolg hebben. Stop onmiddellijk
met het gebruik van het systeem en neem
contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Schoonmaken van de digitale
binnenspiegel
OPMERKING
■Voorkomen van storingen in de digi-
tale binnenspiegel
●Gebruik geen reinigingsmiddelen, zoals
thinner, wasbenzine of alcohol om de
spiegel te reinigen. Deze kunnen ervoor
zorgen dat het spiegeloppervlak ver-
kleurt, veroudert of beschadigd raakt.
●Rook niet en gebruik geen lucifers, aan-
stekers en open vuur in de buurt van de
spiegel. Anders kan schade aan de
spiegel of brand het gevolg zijn.
●Verwijder, demonteer of wijzig de spiegel
niet.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 159 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 199 of 578

197
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Zet, om de verlichting weer in te schakelen,
het contact AAN of zet de lichtschakelaar een
keer in stand OFF en daarna terug in stand of .
■Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT of in
stand ACC wordt gezet en het bestuurders-
portier wordt geopend terwijl de verlichting is
ingeschakeld.
■Automatische verticale koplampverstel-
ling
De koplamphoogte wordt automatisch gere-
geld op basis van het aant al passagiers in de
auto en de mate van belading om verblinding
van andere weggebruikers door de koplam-
pen te voorkomen.
■Energiebesparende functie 12V-accu
Om te voorkomen dat de 12V-accu van de
auto ontladen raakt wanneer de lichtschake-
laar in de stand of staat terwijl het
contact UIT wordt gezet, schakelt de energie-
besparende functie van de 12V-accu alle ver-
lichting na ongeveer 20 minuten automatisch
uit. Wanneer het contact AAN wordt gezet,
wordt de energiebesparende functie van de
12V-accu uitgeschakeld. Onder de volgende
omstandigheden wordt de energiebespa-
rende functie van de 12V-accu eenmaal uit-
geschakeld en vervolgens weer geactiveerd.
Alle verlichting gaat 20 minuten nadat de
energiebesparende functie van de 12V-accu
weer is geactiveerd automatisch uit:
●Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
●Wanneer een portier of de achterklep
wordt geopend of gesloten
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 472)
1 Druk bij ingeschakelde koplampen
de hendel van u af om het grootlicht
in te schakelen.
Door de hendel weer in de middenstand te
zetten, wordt het grootlicht weer uitgescha-
keld.
2Trek de hendel naar u toe en laat
deze meteen weer los om één keer
met het grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplam-
pen in- of uitgeschakeld.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat de verlichting niet langer ingescha-
keld dan noodzakelijk is als het brandstof-
celsysteem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het grootlicht
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 197 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 209 of 578

207
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
8 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de rui-
tenwissers en -sproeiers in werking.
(Na enkele slagen volgt een pauze en
maken de wissers nog een slag om de laat-
ste druppels te verwijderen. Als de auto rijdt,
wordt de wisslag om de laatste druppels te
verwijderen niet gemaakt.)
9*Werking camerasproeier
achter
Door op de hendel te drukken treedt de
camerasproeier achter in werking en worden
de camera achter en de camera voor de
digitale binnenspiegel gereinigd.
*: Auto's met digitale binnenspiegel
■De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijsnelheid op de ruiten-
wisserwerking
De rijsnelheid is v an invloed op de laatste
vertraagde slag van de wissers om ook de
laatste druppels te verwijderen, ook al staan
de ruitenwissers niet in de stand AUTO.
In de stand voor de lage snelheid schakelt de
ruitenwisser alleen over van lage snelheid
naar interval als de auto stilstaat.
(Maar als de gevoeligheid van de sensor
wordt aangepast tot het hoogste niveau, kan
de stand niet worden veranderd.)
■Regensensor
●De regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sen-
sor. Deze werkt mogelijk niet goed als zon-
licht van de opkomende of ondergaande
zon af en toe op de voorruit valt of als er
insecten o.i.d. op de voorruit zitten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus
wordt gezet terwijl het contact AAN staat,
maken de ruitenwissers één wisslag om
aan te geven dat de AUTO-modus is inge-
schakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet. Zet
de ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere modus dan AUTO.
■Als er geen vloeistof uit de ruitensproei-
ers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het
reservoir aanwezig is en controleer als dat
het geval is of de sproeierkoppen niet ver-
stopt zijn.
■Functie aan het openen van het voor-
portier gekoppeld onderbreken van de
ruitenwissers voor
Als, terwijl de auto stilstaat en de selectie-
hendel in stand P staat, een voorportier wordt
geopend wanneer is geselecteerd en de
ruitenwissers voor werken, wordt de werking
van de ruitenwissers voor onderbroken om te
voorkomen dat iemand in de buurt van de
auto natgespetterd wordt. Als het voorportier
wordt gesloten, wordt de werking van de rui-
tenwissers hervat.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 207 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 260 of 578

258
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Wanneer “Blind Spot Monitor Malfunc-
tion Visit Your Dealer” (Storing in Blind
Spot Monitor. Ga naar uw dealer) op het
multi-informatiedisplay wordt weerge-
geven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de
sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. ( →Blz. 472)
■Verklaring
→ Blz. 559
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Er zijn Blind Spot Monitor-sensoren
geplaatst in respectievelijk de linker- en
rechterzijde van de achterbumper. Houd u
aan het volgende om ervoor te zorgen dat
de Blind Spot Monitor goed werkt.
●Houd de sensoren en de omgeving
ervan op de achterbumper te allen tijde
schoon.
Als een sensor of de omgeving ervan op
de achterbumper vuil is of bedekt is met
sneeuw, werkt de Blind Spot Monitor
mogelijk niet en wordt er een waarschu-
wingsmelding ( →Blz. 257) weergegeven.
Veeg in dat geval het vuil of de sneeuw
weg en rijd gedurende ongeveer 10 minu-
ten met de auto terwijl aan de bedrijfscon-
dities voor de BSM-functie ( →Blz. 261)
wordt voldaan. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
wanneer de waarschuwingsmelding niet
verdwijnt.
●Bevestig geen accessoires, (doorzich-
tige) stickers, aluminium tape, enz. op
een sensor of het omliggende gebied op
de achterbumper.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 258 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 278 of 578

276
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Wanneer een voertuig een bocht maakt in
het detectiegebied
■Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder de volgende omstandigheden is de
kans dat de RCTA onnodig een voertuig en/
of object signaleert groter:
●Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerd voer-
tuig, die mogelijk elektrische golven rich-
ting de achterzijde van de auto reflecteren,
kort is
●Als er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
●Wanneer een voertuig uw auto van opzij
passeert
●Wanneer een gesignaleerde naderende
auto een bocht maakt
●Als er zich ronddraaiende objecten, zoals
een ventilator van een airco-unit, in de
buurt van de auto bevinden
●Als er water op de achterbumper spat of
gespoten wordt, bijvoorbeeld van een
sproeier
●In geval van bewegende objecten (vlag-
gen, uitlaatgassen, grote regendruppels of
sneeuwvlokken, plassen op het wegdek,
enz.)
●Wanneer de afstand tussen uw auto en
een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
●Roosters en goten
●Wanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is
●Als de wielophanging is ge wijzigd of als er
een andere maat banden dan voorge-
schreven is gemonteerd
●Als de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 276 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 319 of 578

317
5
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Locatie beoogd parkeervak
●Als er een auto geparkeerd staat achter
het beoogde parkeervak en de afstand tus-
sen deze auto en uw auto te groot wordt,
kan deze auto mogelijk niet meer worden
gesignaleerd. Afhankelijk van de vorm en
de staat van een geparkeerde auto, wordt
het detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden gesignaleerd.
●Andere objecten dan geparkeerde auto's,
zoals een pilaar of muur, worden mogelijk
niet gesignaleerd. En als ze wel worden
gesignaleerd, wordt het beoogde parkeer-
vak mogelijk niet goed ingesteld.
WAARSCHUWING
■Ervoor zorgen dat Advanced Park
goed werkt
→ Blz. 263
Raadpleeg daarnaast “Panoramic View
Monitor” of “Peripheral Monitoring-sys-
teem” in de handleiding voor het navigatie-
systeem.
■Als de sensoren niet goed werken
●In de volgende situaties werken de sen-
soren mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval. Rijd voorzichtig
verder.
• Wanneer een sensor is bevroren. (Het ontdooien van de sensor zal het pro-
bleem oplossen.) Vooral bij lage buiten-
temperaturen kan het gebeuren dat er
ten gevolge van een bevroren sensor
een abnormaal beeld te zien is op het
display of dat geparkeerde auto's niet
worden gesignaleerd.
• Als de auto schuin staat onder een steile hoek
• Als het extreem warm of koud is
• Bij rijden op hobbelige wegen, hellin- gen, grindwegen of gras
• Als er door claxons, motorfietsmotoren, luchtremmen van vrachtwagens of sen-
soren van andere voertuigen ultrasoon-
golven worden geproduceerd in de
buurt van de auto
• Als het regent of als er water op een sensor is gespat
• Als het gebied rond de auto donker is of bij tegenlicht
• Als de auto is uitgerust met een spat- bordantenne of radioantenne
• Wanneer een sensor zich extreem dicht in de buurt van een geparkeerde auto
bevindt
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 317 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 322 of 578

320
Handleiding_Europa_M62060_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
3ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op milieuvriendelijke
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen
van de werking van de airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus wordt geselec-
teerd, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
In de ECO-modus worden het verwarmen/
koelen en de aanjagersnelheid van de air-
conditioning geregeld om brandstof te bespa-
ren. Doe het volgende om de prestaties van
de airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-modus van de airconditi-
oning uit ( →Blz. 335)
●Wijzig de aanjagersnelheid (→ Blz. 334)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Druk op de schakelaar van de SNOW-
modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt de
SNOW-modus ingeschakeld en gaat het
controlelampje SNOW-modus op het multi-
informatiedisplay branden. Als de schake-
laar nogmaals wordt ingedrukt, gaat het con-
trolelampje SNOW-modus uit.
Ty p e A
Ty p e B
SNOW-modus
De SNOW-modus kan worden
geselecteerd om de auto af te
stemmen op de omstandigheden
bij rijden op een glad wegdek,
bijvoorbeeld als het heeft
gesneeuwd.
Werking systeem
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 320 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM
Page 383 of 578

381
7
Handleiding_Europa_M62060_nl
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Onderhoud en verzorging
Controleer de radiateur en de conden-
sor en verwijder eventueel vuil. Als een
van bovenstaande onderdelen erg vuil
is of als u niet zeker bent van de staat
ervan, laat dan uw auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.Als een sproeier niet werkt, is het
sproeierreservoir mogelijk leeg. Vul
ruitensproeiervloeistof bij.
Controle van radiateur en
condensor
WAARSCHUWING
■Wanneer het brandstofcelsysteem
heet is
Raak om brandwonden te voorkomen de
radiateur of de condensor niet aan, aange-
zien deze heet kunnen zijn.
Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof
WAARSCHUWING
■Bij het bijvullen van ruitensproeier-
vloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als het
brandstofcelsysteem heet is of nog werkt.
Ruitensproeiervloeistof bevat alcohol en
kan vlam vatten als het bijvoorbeeld op
een heet brandstofcelsysteem wordt
gemorst.
OPMERKING
■Vul het reservoir uitsluitend met
ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of antivries in
plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw
auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen rui-
tensproeiervloeistof meer kan worden
gesproeid.
■Verdunnen van ruitensproeiervloei-
stof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien
nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruiten-
sproeiervloeistoffles aangegeven tempe-
raturen voor de juiste mengverhouding.
MIRAI_OM_Europe_OM62060E.book Page 381 Thursday, July 15, 2021 1:59 PM