tow TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS, Model: TOYOTA PRIUS 2023Pages: 510, PDF Size: 109.67 MB
Page 51 of 510

1.3 Noodoproep
1.3.1 ERA-GLONASS/EVAK*1, 2, 3
*1: Indien aanwezig
*2: Werkt in regio's waar
noodoproepdiensten worden
aangeboden. Neem voor meer informatie
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*3: De systeemnaam kan per land
verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een
apparaat dat in een auto is geplaatst om
(met behulp van GLONASS-signalen
[Global Navigation Satellite System] en
GPS-signalen [Global Positioning
System]) de locatie en rijrichting van de
auto te bepalen en om ervoor te zorgen
dat er bij verkeersongevallen en andere
incidenten op autowegen in de landen
waar noodoproepdiensten worden
aangeboden (niet-aanpasbare)
informatie over de auto wordt
verzameld en verzonden. Daarnaast
zorgt het apparaat via mobiele
netwerken (GSM) voor het verzenden
en ontvangen van gesproken
communicatie tussen de auto en de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Er zijn automatische noodoproepen
(automatische melding van een
aanrijding) en handmatige
noodoproepen (door het indrukken van
de toets SOS) mogelijk naar het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de
technische voorschriften van de
douane-unie.
Systeemonderdelen
1Microfoon
2Toets SOS*
3Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor
communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Andere SOS-toetsen van overige
systemen van een auto hebben geen
betrekking op het apparaat en zijn niet
bestemd voor communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembeheerder.
Noodoproepdiensten
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het
systeem automatisch het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum.
*De
medewerker van het controlecentrum
ontvangt de locatie van de auto, het
tijdstip waarop het ongeval plaatsvond
en het VIN van de auto, en probeert de
inzittenden van de auto te spreken om de
ernst van de situatie te beoordelen. Als
de inzittenden niet in staat zijn om te
communiceren, behandelt de
medewerker de oproep als een
noodgeval, neemt hij of zij contact op met
de dichtstbijzijnde hulpdiensten (112,
enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie
ter plaatse.
*: In sommige gevallen kan er geen
oproep worden verzonden. (→50)
1 .3 Noodoproep
49
1
Veiligheid en beveiliging
Page 196 of 510

– Bij het inhalen van een
signaleerbaar object dat van
rijstrook verandert of een bocht
naar rechts/links maakt
– Bij het passeren van een
signaleerbaar object dat stilstaat op
de rijstrook voor het
tegemoetkomend verkeer om
rechtsaf of linksaf te slaan
– Als een signaleerbaar object uw
auto zeer dicht nadert en
vervolgens stopt voordat het zich in
de rijrichting van uw auto bevindt
– Als de voorzijde van uw auto
omhoog of omlaag gaat,
bijvoorbeeld op een oneffen of
golvend wegdek
– Bij het rijden op een weg omringd
door een constructie, zoals een
tunnel of een stalen brug
– Als er zich metalen objecten
(putdeksel, staalplaat, enz.),
opstaande randen of uitstekende
delen voor uw auto bevinden
– Wanneer onder een object
(verkeersbord, billboard, enz.) door
wordt gereden– Bij het naderen van een slagboom
van een elektronische tolpoort,
slagboom bij een parkeerterrein of
andere afscheiding die open en
dicht gaat
– Wassen in een autowasstraat
– Bij het rijden door of onder objecten
die in contact kunnen komen met
uw auto, zoals hoog gras,
boomtakken of een spandoek
– Bij het rijden door stoom of rook
– Wanneer dicht bij een object wordt
gereden dat radiogolven
weerkaatst, zoals een grote
vrachtwagen of een vangrail
– Als wordt gereden in de buurt van
een televisiezendmast, radiozender,
elektriciteitscentrale of andere
locatie waar sterke radiogolven of
elektromagnetische velden
aanwezig zijn
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• In sommige situaties, zoals
onderstaande, wordt een object
mogelijk niet gesignaleerd door de
radarsensor en de camera voor,
waardoor het systeem niet goed
werkt:
– Wanneer een signaleerbaar object
uw auto nadert
– Wanneer uw auto of een
signaleerbaar object een
schommelende beweging maakt
– Als een signaleerbaar object een
abrupte beweging maakt (zoals een
uitwijkmanoeuvre, plotseling
versnellen of afremmen)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
194
Page 208 of 510

Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 100)
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (als er informatie over
de snelheidslimiet beschikbaar is) en
voorziet de bestuurder via het display van
informatie.
Als het systeem vaststelt dat de
snelheidslimiet wordt overschreden of
wanneer er bijvoorbeeld verboden acties
ten opzichte van de herkende
verkeersborden worden uitgevoerd,
wordt de bestuurder gewaarschuwd door
middel van een waarschuwingsdisplay en
waarschuwingszoemer.
WAARSCHUWING!
Voordat u de RSA gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het
RSA-systeem. De RSA is een systeem
dat de bestuurder ondersteunt middels
het bieden van informatie, maar het is
geen vervanging van het eigen inzicht
en de oplettendheid van de bestuurder.
Rijd voorzichtig door altijd goed op de
verkeersregels te letten.Weergave op het hoofdscherm of het
multi-informatiedisplay
Wanneer de camera voor een
verkeersbord herkent en/of er informatie
over een verkeersbord beschikbaar is via
het navigatiesysteem, wordt het bord
weergegeven op het hoofdscherm of het
multi-informatiedisplay.
•
Wanneer de informatie van het onder-
steunende systeem wordt geselecteerd
op het multi-informatiedisplay, kunnen
er maximaal 2 verkeersborden worden
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→
Blz. 84)
•
Wanneer een ander tabblad dan dat van
het ondersteunende systeem is gese-
lecteerd, worden alleen de volgende
typen verkeersborden weergegeven op
het hoofdscherm. (→
Blz. 79)
– Verkeersbord begin/einde
snelheidslimiet
– Verkeersbord met aan de
snelheidslimiet gerelateerde
informatie (autosnelweg, autoweg,
bebouwde kom, erf )
– Verkeersbord einde verboden
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
206
Page 212 of 510

(wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op
de hoofdweg rijdt.
• Mogelijk worden verkeersborden met
de maximaal toegestane snelheid voor
afslagen van rotondes gesignaleerd
en weergegeven (wanneer deze in het
zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de rotonde rijdt.
•
De voorzijde van de auto staat omhoog
of omlaag door de belading van de auto.
• De helderheid van het omgevingslicht
is niet voldoende of verandert
plotseling.
• Wanneer een verkeersbord voor
trucks, enz. wordt herkend.
• Er wordt met de auto in een land
gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt.
•
De kaartgegevens van het naviga-
tiesysteem zijn niet meer up-to-date.
• Het navigatiesysteem werkt niet.
• De snelheidsinformatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven verschilt mogelijk van
de informatie die wordt weergegeven
op het navigatiesysteem als gevolg
van de gebruikte kaartgegevens van
het navigatiesysteem.
Weergave verkeersbord
snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd
gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het
hoofdscherm of het multi-informatie-
display werd weergegeven, wordt
datzelfde verkeersbord weer weergegeven
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Als “RSA Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in RSA. Ga naar uw
dealer) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→427)
4.5.5 Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik
*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Wanneer de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, accelereert, decelereert en
stopt de auto automatisch
overeenkomstig de veranderingen in
snelheid van de voorligger, zelfs wanneer
het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de
constante-snelheidsregelmodus rijdt de
auto met een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik op
autowegen en snelwegen.
• Afstandsregelmodus (→blz. 213)
• Constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 216)
Systeemonderdelen
1Afstandsschakelaar
2Controlelampjes
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
210
Page 214 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
geen functies om aanrijdingen met
een voorligger te voorkomen of
vermijden. Daarom dient u wanneer
er gevaar dreigt direct de controle
over de auto te nemen en juist te
handelen om de veiligheid van alle
betrokkenen te garanderen.
WAARSCHUWING!
Situaties waarin de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik niet kan worden
gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
niet in de volgende situaties. Als u dat
wel doet, verliest u mogelijk de controle
wat kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Op wegen met voetgangers, fietsers,
enz.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld
wegen die nat zijn of bedekt zijn met
ijs of sneeuw
• Op steile afdalingen of bij
afwisselend sterk dalende en sterk
stijgende wegen Bij het afdalen van
een helling kan de rijsnelheid de
geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
• Op invoegstroken van autowegen en
snelwegen
• Als de weersomstandigheden zo
slecht zijn dat ze een juiste
signalering door de sensoren
onmogelijk zouden kunnen maken
(mist, sneeuw, zandstorm, zware
regenval, enz.)
• Als er regen, sneeuw, enz. op de
voorzijde van de radar of de camera
voor zit
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• In verkeersomstandigheden waarbij
herhaaldelijk accelereren en
decelereren noodzakelijk is
• Bij het rijden met een
aanhangwagen
*of tijdens het slepen
in een noodgeval*: Auto's die een
aanhangwagen kunnen trekken:
→blz. 151
• Als er vaak een
naderingswaarschuwing hoorbaar is
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
212
Page 222 of 510

• Als de achterzijde van de auto ver
ingezakt is (omdat er zware lading in
de bagageruimte vervoerd wordt,
enz.)
• De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande
gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal). Doordat
de sensor voorliggers mogelijk niet op
de juiste manier signaleert, werkt het
systeem mogelijk niet goed.
• Als de weg erg bochtig is of de
rijstroken erg smal zijn•
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
• Als uw voorligger plotseling
decelereert
• Als u op een weg rijdt die wordt
omgeven door een constructie, zoals
in een tunnel of op een ijzeren brug
•
Als de rijsnelheid afneemt tot de inge-
stelde snelheid na acceleratie van de
auto door intrappen van het gaspedaal.
4.5.6 Cruise control*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Met de cruise control kan een ingestelde
snelheid worden vastgehouden zonder
dat hiervoor het gaspedaal hoeft te
worden ingetrapt.
Gebruik de cruise control op autowegen
en snelwegen.
1Controlelampjes
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220
Page 263 of 510

OPMERKING(Vervolg)
Onnodige werking voorkomen
Schakel in de volgende gevallen de
Parking Support Brake-functie uit. Het
systeem werkt mogelijk, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is.
• Er wordt een rollenbank o.i.d. gebruikt
voor een controle, enz.
• De auto wordt op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel geladen
• De wielophanging is verlaagd of de
banden hebben een ander formaat
dan de oorspronkelijk gemonteerde
banden
• De hoogte van de auto is drastisch
veranderd als gevolg van belading (de
voorzijde wijst omhoog of omlaag)
• Er is een sleepoog gemonteerd
• Wassen in een autowasstraat
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 253
4.5.12 S-IPA (Simple Intelligent
Parking Assist-systeem)*
*: Indien aanwezig
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Overzicht van functies
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem bedient automatisch het
stuurwiel voor ondersteuning bij het
achteruitrijden in een gebied naast een
beoogde parkeerplaats en bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
(Het wijzigen van de stand van de
selectiehendel en het aanpassen van de
snelheid bij het voor- of achteruitrijden
worden niet automatisch uitgevoerd.)
• Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem parkeert de auto niet
automatisch. Het is een systeem datondersteuning biedt bij het wegrijden
uit de parkeerplaats na het haaks
inparkeren of fileparkeren.
•
Het Simple Intelligent Parking Assist-
systeem biedt ondersteuning bij de
bediening van het stuurwiel om de auto
in de richting van de gewenste parkeer-
plaats te begeleiden. De gewenste
parkeerplaats kan mogelijk niet altijd
worden bereikt, afhankelijk van de weg-
en voertuigomstandigheden op het
moment dat u wilt parkeren en de
afstand tot de gewenste parkeerplaats.
Koppelen aan de Parking Support
Brake-functie
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, wordt er een
noodstop uitgevoerd, ongeacht of de
Parking Support Brake-functie is in- of
uitgeschakeld. (→262)
WAARSCHUWING!
• Controleer bij het achteruit- of
vooruitrijden of het gebied achter,
voor en rondom de auto veilig is en
rijd langzaam achteruit of vooruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar (→263) om het
systeem uit te schakelen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
261
4
Rijden
Page 287 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of
dieren die vanaf opzij naderen niet
worden gesignaleerd.
– De sensor is bevroren (zodra de
sensor ontdooit, zal het systeem
weer normaal werken). Er wordt
mogelijk een
waarschuwingsmelding
weergegeven bij zeer lage
temperaturen doordat de sensor is
bevroren en hij daardoor mogelijk
geen geparkeerde auto's signaleert.
– De sensor wordt geblokkeerd door
iemands hand.
– De auto staat erg schuin.
– Bij extreem hoge of lage
temperaturen.
– Er wordt gereden op een golvende
weg, helling, grindweg, in een
gebied waar het gras hoog is, enz.
– Er bevindt zich een bron van
ultrasoongolven in de buurt, zoals
een claxon of sensoren van een
ander voertuig, de motor van een
motorfiets of de luchtremmen van
een groot voertuig.
– Zware regenval of een andere
oorzaak waardoor er te veel water
op uw auto terechtkomt.
– De hoek van de sensor wijkt
mogelijk af wanneer de
ondersteuningsregeling start, zelfs
wanneer er een geparkeerde auto
op de beoogde parkeerplaats staat.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Monteer geen accessoires binnen
het detectiegebied van de sensor.
4.5.13 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*: Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem
verzamelt met behulp van een
uitlaatgasfilter roetdeeltjes in de
uitlaatgassen. Het systeem werkt om
het filter automatisch te regenereren,
afhankelijk van de voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
• Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto,
wanneer er met lage snelheden wordt
gereden of als het hybridesysteem
regelmatig wordt gestart in een
extreem koude omgeving. Overmatige
ophoping van roetdeeltjes kan
worden voorkomen door periodiek
lange afstanden te rijden waarbij het
gaspedaal af en toe wordt losgelaten,
zoals bij het rijden op autowegen en
snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Exhaust Filter Full Visit
Your Dealer” (Uitlaatgasfiltersysteem
vol, ga naar uw dealer) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
285
4
Rijden
Page 322 of 510

6.1 Onderhoud en
verzorging
6.1.1 Reinigen en beschermen
van het exterieur van uw auto
Voer het volgende uit om uw auto te
beschermen en in perfecte staat te
houden:
• Spoel de auto van boven naar
beneden af met veel water en
verwijder zo vuil en stof van de
carrosserie, uit de wielkasten en van
de onderkant van de auto.
• Was de auto met een spons of een
zachte doek (bijv. een zeemlap).
• Verwijder hardnekkige vlekken met
een autowasmiddel en spoel grondig
af met water.
• Veeg overtollig water weg.
•
Wanneer het water niet meer in
druppels op de lak blijft liggen, moet de
auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de
carrosserie is afgekoeld.
Wassen in de wasstraat
•
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn
ingeklapt voordat u van een wasstraat
gebruikmaakt. Begin met wassen vanaf
de voorzijde van de auto. Klap de
spiegels weer uit voordat u gaat rijden.
• Sommige borstels in wasstraten
kunnen krassen veroorzaken op de
carrosserie en andere onderdelen
(velgen, enz.), waardoor de lak van uw
auto wordt beschadigd.
•
In sommige autowasserettes wordt de
achterspoiler mogelijk niet gereinigd.
Ook bestaat er mogelijk een verhoogde
kans op schade aan de auto.
Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van
de portieren of de ruiten en blijf er niet
langdurig op spuiten, omdat er anders
water in het interieur terecht kan
komen.Opmerkingen voor auto's met Smart
entry-systeem en startknop
Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in dat
geval de correctieprocedure hieronder
bij het wassen van de auto:
• Leg de sleutel op een afstand van ten
minste 2 m van de auto als u de auto
wast. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van
de elektronische sleutel in om het
Smart entry-systeem met startknop
uit te schakelen.
Velgen en wieldoppen
• Verwijder vuil onmiddellijk met een
neutraal reinigingsmiddel.
• Spoel het reinigingsmiddel direct na
het gebruik weg met water.
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om de
lak tegen beschadiging te
beschermen.
– Gebruik geen zuurhoudende of
alkalische middelen of
schuurmiddelen
– Gebruik geen harde borstels
–
Reinig de velgen niet met
reinigingsmiddelen als de velgen,
bijvoorbeeld na het rijden of stilstaan
bij warm weer, nog warm zijn
Remblokken en -klauwen
Als de auto geparkeerd wordt met vochtige
remblokken of remschijven, kan er roest
ontstaan waardoor de remblokken of
remschijven vast kunnen komen te zitten.
Alvorens de auto na een wasbeurt te
parkeren is het raadzaam langzaam te
rijden en het rempedaal een aantal keren in
te trappen om de onderdelen te drogen.
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
6.1 Onderhoud en verzorging
320
Page 326 of 510

Schoonmaken van lederen bekleding
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met
een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding
drogen in een geventileerde ruimte in
de schaduw.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie
te houden, raadt Toyota u aan het ten
minste twee keer per jaar schoon te
maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel
verkrijgbaar. Gebruik een spons of een
borstel om het schuim aan te brengen.
Wrijf met elkaar overlappende cirkels.
Gebruik geen water. Veeg vuile
oppervlakken schoon en laat ze drogen.
Het beste resultaat wordt verkregen als
de vloerbedekking zo droog mogelijk
wordt gehouden.Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
•Mors geen vloeistof in de auto, zoals op
de vloer, in de ventilatieopeningen van
het batterijpakket (tractiebatterij) of
in de bagageruimte. Anders kunnen
het batterijpakket (tractiebatterij),
elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
•Voorkom dat onderdelen of de bedra-
ding van het airbagsysteem in het
interieur nat worden. Een elektrische
storing kan ervoor zorgen dat de
airbags worden geactiveerd of niet op
de juiste wijze werken, waardoor
dodelijk of ernstig letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de
draadloze lader niet nat worden. Als
dat wel gebeurt, kan de lader
oververhit raken, wat kan leiden tot
brandwonden of een elektrische
schok, waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
•Gebruik de volgende
reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of strepen
en beschadigingen van gelakte
oppervlakken kunnen veroorzaken:
6.1 Onderhoud en verzorging
324