display TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 348 of 554

Auto's met Panoramic View Monitor
Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd
meer dan 3 seconden ingedrukt
terwijl de auto stilstaat om de TRC en VSC
uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden
en “Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals opom de systemen
weer in te schakelen.
*: Pre-Crash Brake Assist en het
Pre-Crash Brake-systeem worden ook
uitgeschakeld. Het waarschuwingslampje
PCS gaat branden en de melding wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven. (→437)
Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• Er is een andere schakelstand dan P of
N geselecteerd (bij het vooruit/
achteruit bergop wegrijden)• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• Selecteer schakelstand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn niet meer dan 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, TRC en Hill Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
346
Page 354 of 554

6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
6.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van de toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse
besturing.
Bedieningspaneel airconditioning
Wijzigen van de ingestelde
temperatuur
Beweeg de temperatuurinstelknop
omhoog om de temperatuur te verhogen
en omlaag om de temperatuur te
verlagen.
Als
niet is ingedrukt, blaast het
systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.Instellen van de aanjagersnelheid
Beweeg de instelknop voor de
aanjagersnelheid omhoog om de
aanjagersnelheid te verhogen en omlaag
om de aanjagersnelheid te verlagen.
De aanjagersnelheid wordt op het display
weergegeven (7 snelheden).
Druk op
om de aanjager uit te
schakelen.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
352
Page 358 of 554

– Als er zich rijp gevormd heeft op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
af. De rijp kan van de
warmtewisselaar aan de buitenzijde
worden verwijderd door voor het
rijden de op afstand bedienbare
airconditioning in te schakelen
(→blz. 359). Na het ontdooien
wordt de verwarmingsfunctie van
de op afstand bedienbare
airconditioning ingeschakeld.
– Als
wordt ingeschakeld, wordt
de verwarming optimaal geregeld.
Daardoor worden de ingestelde
verwarmingsprestaties mogelijk
niet bereikt, zelfs niet als de
aanjagersnelheid wordt verhoogd.
• In de volgende situaties treedt de
benzinemotor mogelijk in werking om,
ook in de EV-modus, warmte van de
koelvloeistof via de verwarming af te
voeren.
– De buitentemperatuur is ongeveer
-10°C of lager
–
is ingeschakeld
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Waterdruppels tijdens aircowerking
Op de warmtewisselaar aan de buitenzijde,
de accumulator en de aircoleidingen kan
zich condens of rijp vormen. Tijdens of na
de aircowerking kunnen waterdruppels van
de auto vallen. Dit duidt echter niet op een
storing.
Bevestigingsscherm instellingen
Bij het wijzigen van de instellingen van de
airconditioning, wordt het bevestigings-
scherm voor de instelling als pop-up weer-
gegeven op het multi- informatiedisplay.
Druk op
van de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om terug te keren
naar het vorige scherm.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
•
Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het hybridesysteem is gestart en
op andere momenten, afhankelijk van
de buitentemperatuur, naar stoelen
zonder passagiers worden geleid.
•Als, nadat het hybridesysteem is
gestart, passagiers in de auto van plaats
veranderen of in of uit de auto stappen,
kan het systeem de aanwezigheid van
passagiers niet goed bepalen en werkt
de automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
356
Page 359 of 554

Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Werking geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)
Wanneer op
wordt gedrukt, wordt de
status van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wijzigen van de instellingen met behulp
van het multi-informatiedisplay
De instellingen van de airconditioning
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 166)
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u
uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.Functie voor signalering condens op
voorruit
Wanneer de automatische modus is inge-
schakeld, signaleert de luchtvochti-
gheidssensor (→
blz. 359) condens op de
voorruit en regelt hij de airconditioning
om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt aange-
zogen, zet dan de luchttoevoerregeling in
de buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Toevoer van buitenlucht tijdens
parkeren
Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het starten
van de auto te verminderen.
Werking van de airconditioning als bij
de persoonlijke voorkeursinstellingen
voor de aanjager ECO is ingesteld
• In de ECO-modus wordt de
airconditioning als volgt geregeld om
te zorgen voor een laag
brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
357
6
Voorzieningen in het interieur
Page 362 of 554

Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De selectiehendel staat in stand P.
• Het contact staat UIT.
*
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
*: De op afstand bedienbare
airconditioning kan gedurende
ongeveer 3,5 minuten na het UIT zetten
van het contact niet worden gebruikt.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 10 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) laag is.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) is laag
• De buitentemperatuur is zeer laag
• Het hybridesysteem is afgekoeld
(bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.Gebruik van de verwarming via de op
afstand bedienbare airconditioning
Als er zich rijp vormt op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
mogelijk af doordat er automatisch
wordt overgeschakeld op ontdooien.
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld of dat het
systeem is uitgeschakeld. (De portieren
vergrendeld: eenmaal; Het systeem
uitgeschakeld: tweemaal)
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 196
Bij gebruik van de op afstand
bedienbare airconditioning
Er wordt een laadmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. Er
worden verschillende meldingen
weergegeven afhankelijk van het
moment waarop de op afstand
bedienbare airconditioning werd
ingeschakeld (na opladen of tijdens
opladen).
Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie
van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de elektrische
aanjager mogelijk en kan er geluid
hoorbaar zijn. Dit duidt echter niet op
een storing.
• De werking van de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
mogelijk tijdelijk gestopt als andere
voorzieningen die elektriciteit
gebruiken (zoals de stoelverwarming,
verlichting, ruitenwissers voor)
worden ingeschakeld of als het
laadniveau van de 12V-accu te laag
wordt.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
360
Page 384 of 554

7.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur van uw auto
Voer het volgende uit om het interieur
van uw auto te beschermen en in
perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig met
een schone, vochtige doek.
Schoonmaken van lederen bekleding
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Veeg overtollig vuil en stof weg met
een zachte doek die is bevochtigd met
een verdund reinigingsmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5%
wolreinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel grondig met een
schone, vochtige doek.
• Veeg daarna het resterende vocht van
het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding
drogen in een geventileerde ruimte in
de schaduw.
Schoonmaken van kunstleder
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger.
• Verwijder het met een zachte vochtige
doek met ongeveer 1%
reinigingsmiddel.
• Verwijder alle sporen van het
reinigingsmiddel en water grondig
met een schone, vochtige doek.Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
Maak de ventilatieopeningen en de filters
schoon door de volgende procedures uit
te voeren om te voorkomen dat stof zich
erin ophoopt en dat ze verstopt raken.
De filters bevinden zich aan de
achterzijde van de roosters van de
ventilatieopeningen.
Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
Verwijder het stof met een stofzuiger
o.i.d. uit de openingen en de filters.
Maak de openingen aan beide zijden
schoon.
Schoonmaken van de filters
Als “Maintenance Required for Traction
Battery Cooling Parts See Owner’s Manual”
(onderhoud vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display, verwijder dan de roosters van de
ventilatieopeningen aan beide zijden van
de achterbank en reinig de filters.
7.1 Onderhoud en verzorging
382
Page 385 of 554

1. Steek een sleufkopschroevendraaier
o.i.d. in de inkeping op de rand van het
rooster om de 3 lipjes los te maken en
verwijder het rooster.
Sla het rubber naast het rooster terug
om de sleufkopschroevendraaier te
plaatsen.
Omwikkel het uiteinde van de
sleufkopschroevendraaier met een
doek om schade te voorkomen.
2. Verwijder het filter.
3. Verwijder stof met een stofzuiger
o.i.d. om het filter schoon te maken.
Verwijder met een stofzuiger tevens
stof van het rooster en het filter.4. Plaats het filter op zijn
oorspronkelijke positie.
Zorg er bij het plaatsen voor dat het
filter niet vervormd wordt en dat er
geen opening zit tussen het filter en
de montagepositie.
5. Plaats de lipjes aan de rand van het
rooster op de juiste positie en druk de
tegenoverliggende rand in om het
rooster te bevestigen.
Sla het rubber om en plaats het filter
op zijn oorspronkelijke positie.
6. Start het hybridesysteem en
controleer of de
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verdwijnt.
Het kan een aantal minuten duren
voordat de waarschuwingsmelding
verdwijnt.
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te
houden, raadt Toyota u aan het ten
minste twee keer per jaar schoon te
maken.
7.1 Onderhoud en verzorging
383
7
Onderhoud en verzorging
Page 386 of 554

Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat
ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog
mogelijk wordt gehouden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
Schoonmaken van de
ventilatieopeningen en filters
• Stof in de ventilatieopeningen of
filters kan het koelen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
hinderen en leiden tot een hoger
elektriciteits- en brandstofverbruik.
Maak de ventilatieopeningen en filters
regelmatig schoon.
• Als verder wordt gereden terwijl
“Maintenance Required for Traction
Battery Cooling Parts See Owner’s
Manual” (onderhoud vereist voor
koelonderdelen tractiebatterij, zie
handleiding) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, raakt het
batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk oververhit waardoor de
afstand die kan worden gereden met
de elektromotor afneemt. Dit kan
leiden tot een hoger elektriciteits- en
brandstofverbruik of een storing.
Reinig de ventilatieopeningen en
filters onmiddellijk als de
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• Als u hier op de verkeerde manier mee
omgaat, kan dit leiden tot schade aan
het rooster of de filters. Indien u
twijfels hebt over het schoonmaken
van de filters, neem dan contact op
met een erkende Toyota-dealer ofhersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
•
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige wan-
neer de waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay niet verdwijnt
na het schoonmaken van de filters.
• De timing van het schoonmaken van
de filters is afhankelijk van de
gebruiksomgeving van de auto.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Mors geen vloeistof in de auto, zoals
op de vloer, in de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) of in
de bagageruimte. Anders kunnen
het batterijpakket (tractiebatterij),
elektrische onderdelen en dergelijke
defect raken of vlam vatten.
• Voorkom dat onderdelen of de
bedrading van het airbagsysteem in
het interieur nat worden. Een
elektrische storing kan ervoor
zorgen dat de airbags worden
geactiveerd of niet op de juiste wijze
werken, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
• Auto's met draadloze lader: Laat de
draadloze lader niet nat worden. Als
dat wel gebeurt, kan de lader
oververhit raken, wat kan leiden tot
brandwonden of een elektrische
schok, waarbij dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
7.1 Onderhoud en verzorging
384
Page 402 of 554

Plaatsen van bandenspan-
ningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen
moeten de bandenspanningssensoren en
-zenders ook worden geplaatst. Als er
nieuwe bandenspanningssensoren en
-zenders geplaatst worden, moeten de
identificatiecodes van deze componenten
worden geregistreerd in de banden-
spanningswaarschuwingssysteem-ECU
en moet het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem worden
geïnitialiseerd. Laat de identificatiecodes
van de bandenspanningssensoren en
-zenders registreren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige. (→Blz. 400)
Initialiseren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem Het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem moet worden geïnitialiseerd
onder de volgende omstandigheden:
• Verwisselen van voor- en
achterwielen met een verschillende
bandenspanning
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid of de belading verandert)
Als het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem wordt geïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als
referentiespanning beschouwd.
Initialiseren van het bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd
wanneer de auto rijdt.
2. Breng de banden op de voorgesch-
reven spanning bij koude banden.
(→Blz. 476)
Breng de banden op de voorgeschre-
ven spanning voor de banden in koude
toestand. Deze spanning vormt de
referentiespanning voor het
bandenspanningswaar
schuwingssysteem.
3. Zet het contact AAN.
4. Wijzig het multi-informatiedisplay
naar het scherm
.(→Blz. 169)
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
(“Vehicle Settings”)
(voertuiginstellingen) en druk
vervolgens op
.
6. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer
“Maintenance System”
(onderhoudssysteem) en druk
vervolgens op
.
7. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer TPMS
en druk vervolgens op
.
8. Houd
ingedrukt.
9. Wanneer de initialisatie is voltooid,
wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay en
gaat het waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en
-zenders zijn voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen van
een bandenspanningssensor en -zender
is het noodzakelijk om de
identificatiecode te registreren. Laat de
identificatiecodes registreren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Until Complete
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
400
Page 404 of 554

– Als er banden zonder
bandenspanningssensoren en
-zenders zijn gebruikt.
– Als de identificatiecode op de
bandenspanningssensoren en
-zenders niet is geregistreerd in de
bandenspanningswaarschuwings-
systeem-ECU.
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
– In de buurt van een
televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
• Wanneer de auto geparkeerd is, kan
het langer duren voordat de
waarschuwing verschijnt of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel
daalt, zoals bij een klapband, dan
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
De initialisatieprocedure
• Voer de initialisatie uit na het op
spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden
koud zijn bij de initialisatie en bij het
aanpassen van de bandenspanning.
• Als u het contact tijdens de
initialisatie per ongeluk UIT hebt
gezet, dan is het niet noodzakelijk de
resettoets in te drukken, omdat de
initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de
volgende keer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de resettoets
indrukt wanneer initialiseren niet
nodig is, breng de banden dan op de
juiste spanning wanneer ze koud zijn
en voer opnieuw de initialisatie uit.Waarschuwingen bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
De eventuele waarschuwing van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
is gebaseerd op de omstandigheden
waaronder het systeem geïnitialiseerd
is. Daarom laat het systeem mogelijk
zelfs een waarschuwing zien wanneer de
bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk
die was ingesteld tijdens het initialiseren
van het systeem.
Als de initialisatie van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem niet
voltooid is
De initialisatie kan worden uitgevoerd in
enkele minuten. In de volgende gevallen
worden de instellingen echter niet
opgeslagen en zal het systeem niet goed
werken. Laat, als herhaalde pogingen de
bandenspanning op te slaan mislukken,
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het systeem wordt geïnitialiseerd,
knippert het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet 3 keer en
verschijnt de melding voor het
instellen niet op het
multi-informatiedisplay.
• Nadat er na de initialisatie gedurende
een bepaalde tijd gereden is, gaat het
waarschuwingslampje branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft
geknipperd.
Registreren van identificatiecodes
De identificatiecodes van de
bandenspanningssensoren en -zenders
van twee sets banden kunnen worden
geregistreerd. Als de identificatiecodes
voor zowel de normale banden als de
winterbanden vooraf zijn geregistreerd,
is het niet nodig om de
identificatiecodes te registreren
wanneer de normale banden worden
vervangen door winterbanden.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
402