cruise control TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 176 of 554

3.1.5 Head-up display*
*: Indien aanwezig
Het head-up display kan de huidige rijsnelheid en de hybridesysteemindicator vóór de
bestuurder weergeven. Het kan ook verschillende soorten informatie weergeven om
de bestuurder te helpen.
Bedieningstoetsen en informatie op display
1Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel
Deze toetsen worden gebruikt voor
het aanpassen van de positie en de
helderheid van het head-up display.
(→Blz. 176)
2Toets HUD (head-up display)
(→blz. 175)
3Weergave rijsnelheid
Auto's met rechtse besturing: De
eenheid voor de snelheid verschijnt
onder de weergave van de rijsnelheid.
4Weergave cruise control (→blz. 271)
5Hybridesysteemindicator (→blz. 154)
De weergave op de
hybridesysteemindicator is in de
EV-modus anders dan in de
HV-modus.
6Actieradius elektrisch rijden
Geeft de geschatte afstand aan die
nog kan worden gereden met de
resterende energie in het
batterijpakket (tractiebatterij).
(→Blz. 72)
Als het airconditioningsysteem in
werking is, wordt de actieradius met
ingeschakeld airconditioningsysteem
weergegeven.
De eenheden die op het display worden aangegeven, kunnen per model/type verschillend
zijn.
3.1 Instrumentenpaneel
174 
Page 177 of 554

De actieradius voor elektrisch rijden
kan kleiner worden, zelfs als er niet
wordt gereden, door energieverbruik
door het systeem.7Hulpdisplay (→blz. 176)
Op dit display wordt informatie
weergegeven voor alle
ondersteunende systemen
overeenkomstig de
rijomstandigheden.
Toets HUD (head-up display)
De toets HUD kan worden gebruikt om
het head-up display in en uit te schakelen
en de weergave op het display te wijzigen.
Als het head-up display is
uitgeschakeld
Door op de toets HUD te drukken wordt
het head-up display ingeschakeld en de
weergave gestart.
Het controlelampje in de toets HUD gaat
branden.
Het scherm voor het aanpassen van de
positie en de helderheid van het display
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 176)
Als het head-up display is ingeschakeld
De items die worden weergegeven,
kunnen worden gewijzigd door op de
toets HUD te drukken.
1Weergave rijsnelheid en weergave
cruise control*1
2Weergave rijsnelheid/
hybridesysteemindicator*1, 2/actieradius
elektrisch rijden
Raadpleeg blz. 154 voor informatie
over de hybridesysteemindicator.
3Geen weergave (head-up display is uit)
Het controlelampje in de toets HUD
gaat uit.
*1: Als het hulpdisplay van een
ondersteunend systeem wordt
weergegeven, wordt het display tijdelijk
uitgeschakeld.
*2: De weergave op de
hybridesysteemindicator is in de
EV-modus anders dan in de HV-modus.
3.1 Instrumentenpaneel
175
3
Instrumentenpaneel 
Page 178 of 554

Afstellen van positie en helderheid
display
Om de zichtbaarheid van het head-up
display te verbeteren, kunnen de positie
en de helderheid van het display worden
afgesteld.
1. Weergeven van het afstelscherm op
het multi-informatiedisplay.
Als het head-up display is
ingeschakeld: Selecteer
op
het schermvan het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.(→Blz. 169)
Als het head-up display is
uitgeschakeld: Als op de toets HUD
wordt gedrukt, wordt het
afstelscherm voor het head-up
display automatisch weergegeven.
*1
Als binnen ongeveer 6 seconden geen
aanpassingen worden gedaan*2, keert
het multi-informatiedisplay
automatisch terug naar het vorige
scherm.
2. Afstellen van de positie en de
helderheid van het display met de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.De positie van het head-up display
verandert als op
ofwordt gedrukt.
De helderheid van het head-up display
verandert als op
ofwordt gedrukt.
Als op
wordt gedrukt, keert het
multi-informatiedisplay terug naar het
vorige scherm.
*1: Deze functie kan worden
uitgeschakeld. (→Blz. 171)
*2: Het afstelscherm kan plotseling
worden geannuleerd als het wordt
onderbroken door een
waarschuwingsmelding die wordt
weergegeven op het display.
Hulpdisplay
Hulpdisplays van de ondersteunende systemen
Hulpdisplays zijn gekoppeld aan de werking van de volgende systemen en worden
gebruikt om bepaalde informatie die wordt getoond op het multi-informatiedisplay op
het head-up display weer te geven.
Systeem Weergegeven informatie
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (→blz. 250) Pre-Crash-waarschuwing
LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 257) Display Lane Departure Alert-functie
Waarschuwing handen van het stuurwiel
Weergave waarschuwing voor slingeren
Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik (→blz. 271)Display naderingswaarschuwing
RSA (Road Sign Assist) (→blz. 267) Verkeersborden, aanvullende tekens, enz.
Parking Support Brake-functie
*(→blz. 313) Weergave werking (weergave symbool)
*: Indien aanwezig
3.1 Instrumentenpaneel
176 
Page 213 of 554

5.1 Voordat u gaat rijden..........212
5.1.1Rijdenmetdeauto.........212
5.1.2 Lading en bagage.........219
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . .220
5.2Rijprocedures..............220
5.2.1 Startknop.............220
5.2.2 Hybridetransmissie........224
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar....228
5.2.4 Parkeerrem............229
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............229
5.3.1 Lichtschakelaar..........229
5.3.2 AHS
(Adaptive High Beam-systeem) . .231
5.3.3 Schakelaar mistlampen......235
5.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....235
5.4Tanken..................237
5.4.1 Openen van de tankdop......237
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................239
5.5.1 Toyota Safety Sense........239
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . .250
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....257
5.5.4 RSA (Road Sign Assist).......267
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......271
5.5.6 Rijmodusselectieschakelaar....282
5.5.7 Snelheidsbegrenzer........283
5.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)
*.....285
5.5.9 Toyota Parking Assist-sensor*...304
5.5.10 Parking Support Brake-functie*.313
5.5.11 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*.........320
5.5.12 GPF-systeem (benzineroetfilter) .344
5.5.13 Ondersteunende systemen....344
5.6Rijtips..................348
5.6.1Rijdenindewinter.........348
Rijden5
211 
Page 215 of 554

Rijden in de regen
•
Rijd voorzichtig als het regent, omdat
het zicht dan minder is, de ruiten besla-
gen kunnen zijn en de weg glad kan zijn.
• Rijd extra voorzichtig wanneer het
begint te regenen, de weg kan dan
immers bijzonder glad zijn.
• Matig uw snelheid bij het rijden in de
regen, tussen band en wegdek kan er
zich dan immers een waterfilm
vormen die het sturen en remmen kan
bemoeilijken.
Beperken van het vermogen van het
hybridesysteem (Brake
Override-systeem)
• Wanneer het gaspedaal en rempedaal
gelijktijdig worden ingetrapt, wordt
het vermogen van het
hybridesysteem mogelijk beperkt.
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay terwijl het systeem
in werking is. (→Blz. 460)
“ECO Accelerator Guidance”
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) (→blz. 460)
Het is gemakkelijker om
milieuvriendelijk te rijden door te rijden
overeenkomstig het display “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal). Ook
kunt u door het gebruik van de “ECO
Accelerator Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal) uw
Eco Score eenvoudig verhogen.
• Bij het wegrijden: Trap, terwijl u
binnen het bereik voor begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
blijft, het gaspedaal geleidelijk in en
accelereer tot aan de gewenste
snelheid. Wanneer wordt voorkomen
dat er overmatig wordt geaccelereerd,
neemt de “Eco-Start”-score toe.
•
Tijdens het rijden: Laat, nadat u de
gewenste snelheid hebt bereikt, het
gaspedaal los en rijd met een constante
snelheid binnen het bereik voorbegeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal. Door de auto binnen het
“ECO Accelerator Guidance”-bereik
(begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal) te houden, neemt de
“Eco-Cruise”-score toe.
• Bij het tot stilstand brengen van de
auto: Wanneer u bij het tot stilstand
brengen van de auto het gaspedaal
eerder loslaat, neemt de
“Eco-Stop”-score toe.
Wegrijregeling
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld
(→blz. 460), werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp
van de wegrijregeling weg te rijden in
modder of op verse sneeuw, deactiveer
dan de TRC (→blz. 460), zodat de auto in
zo'n geval gemakkelijker wegrijdt.
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de
auto adviseren wij rekening te houden
met onderstaande aanwijzingen:
• De eerste 300 km: Voorkom plotseling
sterk afremmen.
• De eerste 1.000 km:
– Rijd niet met extreem hoge
snelheden.
– Vermijd plotseling sterk
accelereren.
– Rijd niet langdurig met een
constante snelheid.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de
in het desbetreffende land geldende
wettelijke voorschriften en controleer of
de juiste brandstof verkrijgbaar is.
(→Blz. 460)
Voor een efficiënt gebruik
•
Selecteer stand D tijdens het rijden. In
stand N werkt de benzinemotor, maar
kan er geen elektriciteit worden opge-
wekt. Het batterijpakket (tractiebatterij)
raakt hierdoor ontladen, zodat onnodig
vermogen van de benzinemotor nodig is
om deze weer op te laden.
5.1 Voordat u gaat rijden
213
5
Rijden 
Page 228 of 554

de schakelstand automatisch gewijzigd
naar N. Selecteer in dat geval een
geschikte schakelstand.
• Situaties waarbij schakelen niet
mogelijk is:
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
zonder dat het rempedaal wordt
ingetrapt.
– Als de selectiehendel wordt bediend
om de schakelstand proberen te
wijzigen vanuit stand P terwijl het
gaspedaal wordt ingetrapt.
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand P of N in
stand B te zetten.
– Als wordt getracht om vanuit P een
andere stand in te schakelen door
de selectiehendel te bewegen
terwijl de laadkabel is aangesloten
op de auto.
• Situaties waarbij de schakelstand
automatisch gewijzigd wordt naar N:
– Wanneer op de schakelaar voor
stand P wordt gedrukt terwijl de
auto rijdt.
*1
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand R te zetten
terwijl de auto vooruitrijdt.
*2
– Als wordt getracht de
selectiehendel in stand D te zetten
terwijl de auto achteruitrijdt.
*3
– Als wordt getracht om de
selectiehendel vanuit stand R in
stand B te zetten.
*1: De schakelstand verandert mogelijk in
P als met zeer lage snelheid wordt
gereden.
*2: De schakelstand verandert mogelijk in
R als met lage snelheid wordt gereden.
*3: De schakelstand verandert mogelijk in
D als met lage snelheid wordt gereden.
• Als N wordt geselecteerd tijdens het
rijden met een bepaalde snelheid,
wijzigt de schakelstand naar stand N,
ook als de selectiehendel niet in stand
N wordt gehouden. In dat geval klinkter een zoemer en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te informeren dat de
schakelstand is gewijzigd naar stand
N.
Beperken plotseling wegrijden
(wegrijregeling)
→Blz. 200
Functie automatisch selecteren van
stand P
In de volgende gevallen wordt de
schakelstand automatisch gewijzigd
naar P.
• Wanneer de startknop wordt
ingedrukt terwijl de auto stilstaat met
het contact AAN en er een andere
stand dan stand P is geselecteerd
(nadat schakelstand P is ingeschakeld,
gaat het contact UIT)
*
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan, terwijl een andere
schakelstand dan P is geselecteerd
– Het contact staat AAN.
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het rempedaal wordt niet ingetrapt.
Bedien de selectiehendel nogmaals
om weg te rijden nadat schakelstand P
is geselecteerd.
*: Wanneer op de startknop wordt
gedrukt terwijl wordt gereden met
een extreem lage snelheid, zoals net
voordat de auto tot stilstand komt,
wordt mogelijk automatisch stand P
ingeschakeld. Zorg ervoor dat de auto
volledig stilstaat voordat u op de
startknop drukt.
Schakelstand P wordt mogelijk ook
automatisch ingeschakeld als een van de
volgende omstandigheden wordt
gesignaleerd terwijl de auto tot stilstand
is gebracht door de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik.
5.2 Rijprocedures
226 
Page 241 of 554

Als de tankdopklep niet geopend kan
worden door de schakelaar in de auto in
te drukken
1. Open de achterklep en verwijder de
afdekkap onder de
bagageruimteverlichting.
2. Trek de hendel naar achteren en
controleer of de tankdopklep wordt
geopend.
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een
andere tankdop gebruikt, kan er brand
ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
5.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
5.5.1 Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en
comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 250
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 257
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
→Blz. 231
RSA (Road Sign Assist)
→Blz. 267
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 271
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien
5.4 Tanken
239
5
Rijden 
Page 259 of 554

– Bij het rijden in een bocht en een
paar seconden na het rijden in een
bocht
– Als uw auto in een slip raakt
– Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd
– Als een ruitenwisserblad de camera
voor blokkeert
– Er wordt met extreem hoge
snelheden gereden
– Als op een helling wordt gereden
– Wanneer de radarsensor of de
camera voor niet goed is uitgelijnd
• In sommige situaties, zoals de
onderstaande, kan wellicht
onvoldoende remkracht worden
gerealiseerd, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
– Als de remfuncties niet optimaal
kunnen functioneren, bijvoorbeeld
doordat onderdelen van het
remsysteem extreem koud of warm,
of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 346), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned Off
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan
*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
5
Rijden 
Page 264 of 554

Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Lane Centering-functieDeze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik en levert de
benodigde assistentie door het stuurwiel
te bedienen om de auto op zijn huidige
rijstrook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik niet werkt, werkt de Lane
Centering-functie niet.
In gevallen waarin de witte (gele)
rijstrookmarkeringen niet (goed)
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer u in
een file staat, treedt deze functie in
werking om te helpen een voorligger te
volgen door de positie van die voorligger
in de gaten te houden.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de
functie tijdelijk uitgeschakeld.
Inschakelen van het LTA-systeem
Druk op de toets LTA om het LTA-systeem
in te schakelen.
Het controlelampje LTA gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets LTA om het
LTA-systeem uit te schakelen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262 
Page 267 of 554

– De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik werkt
in de afstandsregelmodus.
– De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 266)
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 265)
– De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
– Stuurassistentiefunctie is niet in
werking.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 264)
•
Als niet langer aan de werkingsvoor-
waarden (→blz. 264) wordt voldaan
terwijl de Lane Centering-functie in
werking is, klinkt er mogelijk een
zoemer om aan te geven dat de
functie tijdelijk is uitgeschakeld.
Stuurassistentiefunctie/Lane
Centering-functie
•
Afhankelijk van de rijsnelheid, de
situatie rondom het verlaten van de
rijstrook, de wegomstandigheden, enz.
merkt de bestuurder mogelijk niet dat
de functie in werking is of werkt de
functie mogelijk helemaal niet.
• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de
stuurregeling van de functie.
• Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
Werking Lane Departure Alert
• De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van
buiten, afspelen van muziek, enz.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie mogelijk niet.
• Probeer niet zelf de werking van de
Lane Departure Alert-functie te
testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Waarschuwing handen van het
stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding weergegeven
om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt
het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven. De waarschuwing stopt
zodra het systeem signaleert dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
Houd uw handen altijd aan het stuurwiel
wanneer u dit systeem gebruikt,
ongeacht eventuele waarschuwingen.
•
Wanneer het systeem signaleert dat de
bestuurder rijdt zonder het stuurwiel
vast te houden terwijl het systeem in
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
5
Rijden