alarm TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 431 of 554

8.1 Belangrijke informatie.........430
8.1.1 Alarmknipperlichten........430
8.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .430
8.1.3 Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt....431
8.2 Stappen die genomen moeten worden
in noodgevallen.............432
8.2.1 Als uw auto moet worden gesleept .432
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....435
8.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . .436
8.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........442
8.2.5 Als uw auto een lekke band heeft. .449
8.2.6 Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart..........459
8.2.7 Als de elektronische sleutel
niet goed werkt..........460
8.2.8 Als de 12V-accu is ontladen....462
8.2.9 Als uw auto oververhit raakt....466
8.2.10 Als de auto vast komt te zitten . .468
Bij problemen8
429
Page 432 of 554

8.1 Belangrijke informatie
8.1.1 Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten worden
gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot
stilstand moet worden gebracht,
bijvoorbeeld bij pech.
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om ze
weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
• Als de alarmknipperlichten gedurende
langere tijd worden gebruikt terwijl
het hybridesysteem niet in werking is
(terwijl het controlelampje READY
niet brandt) kan de 12V-accu
ontladen raken.
• Als een van de airbags wordt
geactiveerd of bij een harde aanrijding
van achteren worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld. De alarmknipperlichten
worden na ongeveer 20 minuten
automatisch uitgeschakeld. Druk
tweemaal op de schakelaar om de
alarmknipperlichten handmatig uit te
schakelen. (De alarmknipperlichten
worden mogelijk niet automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
kracht en de omstandigheden van de
aanrijding.)
8.1.2 Als uw auto in geval van
nood tot stilstand moet worden
gebracht
Breng de auto alleen in noodgevallen,
bijvoorbeeld wanneer de auto niet op
de normale manier stilgezet kan
worden, als volgt tot stilstand:
1. Trap het rempedaal met beide voeten
stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer
kracht nodig om de auto tot stilstand te
brengen.
2. Zet de transmissie in stand N.
Als de transmissie in stand N is gezet
3. Zet na het afremmen de auto stil op
een veilige plaats langs de weg.
4. Schakel het hybridesysteem uit.
Als de transmissie niet in stand N gezet kan
worden
3. Blijf het rempedaal met beide voeten
intrappen om de rijsnelheid van de auto
zo veel mogelijk af te remmen.
4. Om het hybridesysteem uit te
schakelen, houdt u de startknop langer
dan 2 seconden ingedrukt of drukt u deze
driemaal of vaker kort na elkaar in.
5. Breng de auto op een veilige plaats
langs de weg tot stilstand.
8.1 Belangrijke informatie
430
Page 451 of 554

8.2.5 Als uw auto een lekke band
heeft
Uw auto is niet uitgerust met een
reservewiel, maar wel met een
bandenreparatieset. Een lek dat wordt
veroorzaakt door een spijker of schroef
die door het loopvlak van de band steekt,
kan tijdelijk worden gerepareerd met de
bandenreparatieset. (De set bestaat uit
een fles met bandenreparatievloeistof. De
bandenreparatievloeistof kan slechts één
keer worden gebruikt voor de tijdelijke
reparatie van één band, waarbij de spijker
of schroef in het loopvlak moet blijven
zitten.). Laat na de noodreparatie met de
bandenreparatieset de band repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met
een lekke band wordt doorgereden,
kunnen band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer mogelijk
is en kan er een ongeval ontstaan.
Vóór het repareren van de band
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Selecteer schakelstand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
• Schakel de alarmknipperlichten in.
• Controleer de mate waarin de band
beschadigd is.
Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of schroef.– Haal de spijker of schroef niet uit de
band. Door het verwijderen ervan
kan het gat groter worden waardoor
de band niet meer tijdelijk
gerepareerd kan worden.
– Rijd de auto naar voren tot het gat,
voor zover zichtbaar, zich boven aan
de band bevindt om lekkage van
bandenreparatievloeistof te
voorkomen.
Een lekke band die niet kan worden
gerepareerd met de
bandenreparatieset
In de volgende gevallen is reparatie van de
band met behulp van de bandenreparatie-
set niet mogelijk. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
• De band is beschadigd door rijden met
onvoldoende spanning
• Wanneer de scheurtjes of
beschadigingen zich niet in het
loopvlak bevinden maar bijvoorbeeld
in de wangen van de band
• De band is zichtbaar van de velg
afgelopen
• Het lek in of de beschadiging van het
loopvlak is 4 mm of groter
• De velg is beschadigd
• Twee of meer banden zijn lek
•
Wanneer een enkele band door meer dan
één scherpe voorwerpen doorboord is
•Wanneer de bandenreparatievloeistof
over de uiterste houdbaarheidsdatum is
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
449
8
Bij problemen
Page 463 of 554

3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer ofop het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden bediend.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
klep van de laadaansluiting
Vergrendelen van de klep van de
laadaansluiting
1. Sluit de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 74)
2. Vergrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)
De klep van de laadaansluiting kan
worden vergrendeld als de
desbetreffende stappen in
omgekeerde volgorde worden
uitgevoerd.
Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting
1. Ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)
2. Open de klep van de laadaansluiting.
(→Blz. 74)
Ontgrendelen van de laadstekker
1. Ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 460)2. Druk op de vergrendeltoets van de
laadstekker. (→Blz. 107)
De laadstekker wordt ontgrendeld.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Activeer de parkeerrem, zet de
selectiehendel in stand P en druk op de
startknop zoals u normaal doet bij het
uitschakelen van het hybridesysteem.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 418)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
(→Blz. 51)
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap
3hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 221)
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 195)
IO82PH053
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
461
8
Bij problemen
Page 464 of 554

WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit. Laat tevens de mechanische
sleutel niet bedienen door kinderen.
Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel
van een kind of een andere passagier
klem komt te zitten door het bedienen
van de elektrisch bedienbare ruit.
8.2.8 Als de 12V-accu is ontladen
Als de 12V-accu van de auto ontladen is,
kan het hybridesysteem met behulp van
de onderstaande procedures worden
gestart. U kunt contact ook opnemen
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met een alarm (→blz. 51):
Controleer of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portieren
worden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 52)2. Open de motorkap. (→Blz. 389)
3. Verwijder de motorafdekplaat.
Trek beide uiteinden van de
motorafdekplaat omhoog.
4. Sluit de startkabels als volgt aan:
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
462
Page 481 of 554

Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
1Instellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
2Instellingen die u met behulp van het navigatiesysteem kunt wijzigen
3Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Instrumentenpaneel (→blz. 132)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Sensorgevoeligheid voor
vermindering van de helder-
heid van het instrumenten-
paneel afhankelijk van de
lichtsterkte buitenStandaard -2 - 2 – – O
Sensorgevoeligheid voor
terugzetten van de helder-
heid van het instrumenten-
paneel op het oorspronke-
lijke niveau afhankelijk van
de lichtsterkte buitenStandaard -2 - 2 – – O
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (→blz. 194, blz. 184)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Bedieningssignaal (alarm-
knipperlichten)Aan Uit – O O
Waarschuwingszoemer ge-
opend portier (tijdens het
vergrendelen)Aan Uit – – O
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren auto-
matisch weer worden ver-
grendeld30 seconden60 seconden
––O
120 seconden
Bedienen van het Smart entry-systeem met startknop (→blz. 194)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Smart entry-systeem met
startknopAan Uit – O O
Aantal opeenvolgende por-
tiervergrendelingen
*2keerZo veel als ge-
wenst––O
*: Indien aanwezig
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
479
9
SPECIFICATIES
Page 491 of 554

kunnen niet worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening is ingedrukt. (→)
Het contact wordt automa-
tisch UIT gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→)
Tijdens het rijden klinkt
een waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en alle passagiers
hun veiligheidsgordel?
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
• Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers.
Er wordt een alarm geacti-
veerdendeclaxonklinkt
(auto's met alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend
tijdens het instellen van het alarm? De
sensor signaleert dit en laat het alarm
klinken. (→)
Zet om het alarm te stoppen het contact
AAN of start het hybridesysteem.
Bij het verlaten van de auto
klinkt een
waarschuwingszoemer
• Bevindt de elektronische sleutel zich
in de auto? Controleer de melding op
het multi-informatiedisplay. (→)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of er
wordt een waarschu-
wingsmelding
weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan , .
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een lekke band
heeft
• Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset. (→)
De auto zit vast
• Voer de procedure uit voor als de auto
vastzit in modder, vuil of sneeuw. (→)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
489
Index
Page 547 of 554

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................51
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................51
Het alarm................51
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .52
Inschakelen van de
supervergrendeling..........50
Inschakelen van het alarmsysteem .51
Startblokkering.............50
Supervergrendeling*.........50
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........51
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHS
(Adaptive High Beam-systeem) . .231
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........235
Bedieningsinstructies.....229 , 235
Extended Headlight Lighting-
systeem................230
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............232
Het Adaptive High Beam-systeem
activeren................232
Inschakelen van het grootlicht . . .230
Lichtschakelaar............229
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .235
Schakelaar mistlampen.......235
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........430
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........431
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .430
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....359
Automatische airconditioning . . .352
Bedieningsinstructies........362
Bedieningspaneel airconditioning.352
Gebruik van de automatische
modus.................353
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........353Op afstand bedienbare
airconditioning............359
Overige functies...........354
Stoelverwarming...........361
Uitstroomopeningen........355
Voor het verlaten van de auto . . .359
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting achter.....363
Interieurverlichting voor......363
Leeslampjes voor...........363
Overzicht interieurverlichting . . .362
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is...............345
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........323
Begeleidingsscherm.........322
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
De Blind Spot Monitor-functie . . .298
De detectiegebieden van de Blind
Spot Monitor-functie........298
De detectiegebieden van de Rear
Crossing Traffic Alert-functie. . . .301
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............300
Detectiebereik van de sensoren . .307
Display.................305
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........278
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik.......271
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............324
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............261
GPF-systeem (benzineroetfilter) .344
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........277
Inschakelen/uitschakelen
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist.........279
Inschakelen van het LTA-systeem .262
Instellen van de rijsnelheid.....283
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........275
Trefwoordenlijst
545
Trefwoordenlijst