alarm TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 103 of 554

• Controleer de instelling van de
laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.
– Als er een laadschema is
opgeslagen, schakel de functie dan
tijdelijk uit of zet “Charge Now” (nu
laden) aan. (→Blz. 116, blz. 117)
– Als het laadschema ingesteld is op
ON (aan), zal het laden niet gestart
worden, zelfs niet als de laadkabel is
aangesloten. Verder kunnen er
laadkosten in rekening worden
gebracht door het aansluiten van de
laadkabel.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd.
(→Blz. 229)
• De koplampen zijn uitgeschakeld of
staan in de stand AUTO, en verlichting
zoals de alarmknipperlichten, de
interieurverlichting enz. is
uitgeschakeld.
Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
• Het contact staat UIT. (→Blz. 220)
Controleer de laadkabel
Controleer voor het laden of alle
onderdelen van de laadkabel in goede
staat verkeren. (→Blz. 84)
Veiligheidsfuncties
• Het hybridesysteem start niet als de
laadkabel is aangesloten op de auto,
zelfs niet wanneer de startknop wordt
bediend.
• Als de laadkabel wordt aangesloten
terwijl het controlelampje READY
brandt, stopt het hybridesysteem
automatisch en kan er niet worden
gereden.
• Als de laadkabel is aangesloten op de
auto kan de selectiehendel niet vanuit
P in een andere stand worden gezet.Tijdens het laden
Onderstaande kan zich voordoen, maar
duidt niet op een storing.
•
Het starttijdstip voor het laden kan afwi-
jken, afhankelijk van de status van de
auto.
• Tijdens het laden kunnen via de
ventilatieopeningen van de
ingebouwde tractiebatterijlader
geluiden hoorbaar zijn die afkomstig
zijn van de koelventilator. (→Blz. 103)
• Tijdens en na het laden kunnen de
achterstoel en de omgeving waar de
tractiebatterijlader gemonteerd is,
warm zijn.
Afname capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij)
De capaciteit van het batterijpakket
(tractiebatterij) neemt tijdens het
gebruik van het batterijpakket
(tractiebatterij) geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop
er met de auto wordt gereden. Door de
volgende adviezen in acht te nemen, kan
de afname van de capaciteit van het
batterijpakket vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren tijdens het
elektrisch rijden.
• Rijd niet regelmatig op of in de buurt
van de maximale snelheid voor
elektrisch rijden. (→Blz. 63)
•
Zorg dat er nog wat lading in het batte-
rijpakket (tractiebatterij) zit wanneer u
gedurende langere tijd niet met de auto
rijdt. Controleer of er van de EV-modus is
overgeschakeld op de HV-modus voordat
u het contact UIT zet.
2.2 Laden
101
2
Plug-in hybridesysteem
Page 189 of 554

4.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
4.2.1 Portieren
De portieren kunnen worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
instapfunctie, de afstandsbediening of
de schakelaars van de centrale
vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1Pak de voorportiergreep vast om alle
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
2Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het oppervlak van de
voorportiergreep) aan om de portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.Afstandsbediening
1Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te sluiten.
*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld:
eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto een
portier wordt geopend, zorgt de
beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
187
4
Bediening van elk onderdeel
Page 190 of 554

Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld, zelfs als u de
vergrendelsensor op het oppervlak van
de portiergreep met uw vinger aanraakt,
raak dan de vergrendelsensor aan met uw
handpalm.
Wanneer u handschoenen draagt, trek
deze dan uit.
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende
5 seconden een zoemer. Sluit het portier
volledig om de zoemer uit te schakelen en
vergrendel de portieren opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien
aanwezig)
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, wordt het alarmsysteem
ingeschakeld. (→Blz. 51)
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet
goed werkt
• Gebruik de mechanische sleutel om de
portieren te vergrendelen en
ontgrendelen. (→Blz. 460)
• Vervang de sleutelbatterij door een
nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt. (→Blz. 418)Van binnenuit vergrendelen en
ontgrendelen van de portieren
Schakelaars centrale vergrendeling
1Vergrendelen van alle portieren
2Ontgrendelen van alle portieren
Vergrendelknoppen binnenzijde portier
1Vergrendelen van het portier
2Ontgrendelen van het portier
Zelfs als de vergrendelknoppen in de
stand vergrendeld staan, kunnen het
bestuurdersportier en het
voorpassagiersportier (alleen auto's
met linkse besturing) met de
binnenportiergreep worden geopend.
Vergrendelen van de voorportieren van
buitenaf zonder gebruik te maken van
een sleutel
1. Zet de vergrendelknop aan de
binnenzijde in de vergrendelde stand.
2. Sluit het portier met de portiergreep
uitgetrokken.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
188
Page 197 of 554

Alarmfuncties en waarschuwingsmeldingen
Er gaat een alarm af en op het multi-informatiedisplay wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven om onverwachte ongevallen of diefstal van de auto te voorkomen als gevolg
van onjuist gebruik. Wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven, neem
dan de juiste maatregelen op basis van de weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures beschreven
in die gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het buiten de auto hoor-
bare alarm klinkt één keer
gedurende 5 secondenEr is geprobeerd de auto te vergren-
delen terwijl er nog een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren en
vergrendel ze opnieuw.
Het alarm in de auto klinkt
herhaaldelijkHet contact werd in de stand ACC ge-
zet terwijl het bestuurdersportier ge-
opend was (het bestuurdersportier
werd geopend terwijl het contact in
de stand ACC stond).Zet het contact UIT en
sluit het
bestuurdersportier.
Als op het multi-informatiedisplay
“Smart Entry & Start System
Malfunction See Owner’s Manual”
(Storing in Smart entry-systeem met
startknop; raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
12V-accu leeg raken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
• In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met
het Smart entry-systeem met
startknop ontgrendeld kunnen
worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.• Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greep
van het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de
batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
195
4
Bediening van elk onderdeel
Page 199 of 554

• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
ontgrendeld en vergrendeld.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(De portieren zullen na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld worden als ze niet
geopend en gesloten worden.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Sommige uitvoeringen: Wanneer de
vergrendelactie is uitgevoerd met de
vergrendelsensor, worden maximaal
tweemaal achter elkaar
identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk wordenvergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dit geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto.
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)
– Schakel de batterijspaarmodus voor
de elektronische sleutel in om het
Smart entry-systeem met startknop
uit te schakelen. (→Blz. 195)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Bewaar, om diefstal van de auto te
voorkomen, de elektronische sleutel
niet binnen een afstand van 2 m van
de auto.
• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 478)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
197
4
Bediening van elk onderdeel
Page 200 of 554

Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de mechanische
sleutel. (→Blz. 460)
• Starten van het hybridesysteem:
→blz. 460
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→478)
Als het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
portieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 187, 460)
• Ontgrendelen van de klep van de
laadaansluiting:→blz. 89
• Ontgrendelen en vergrendelen van de
laadstekker:→blz. 91
• Starten van het hybridesysteem en
wijzigen van de standen van het
contact:→blz. 460
• Uitschakelen van het hybridesysteem:
→blz. 221WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met een geïmplanteerde
pacemaker, CRT-pacemaker of
geïmplanteerde hartdefibrillator
moeten afstand bewaren tot de
antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 194) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
198
Page 223 of 554

Uitschakelen van het hybridesysteem
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem. (→Blz. 229)
3. Selecteer stand P. (→Blz. 225)
Controleer of de
schakelstandindicator P aangeeft.
(→Blz. 224)
4. Druk op de startknop.
Het hybridesysteem stopt.
5. Laat het rempedaal langzaam
opkomen en controleer of er niets
meer wordt weergegeven op het
display in het instrumentenpaneel.
De weergave van het
instrumentenpaneel dooft nadat het
hybridesysteem is uitgeschakeld.
(→Blz. 222)
Wijzigen van de standen van het
contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal in te trappen. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop
wordt gedrukt.)
1Uit
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
2Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen
worden gebruikt.
“Accessory” (stand ACC) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
3AAN
Alle elektrische componenten
kunnen worden gebruikt.
“Ignition ON” (contact AAN) wordt
weergegeven op het hoofdscherm.
Auto power off-functie
Als het contact langer dan 20 minuten in
stand ACC of langer dan een uur AAN
staat (hybridesysteem niet in werking)
terwijl stand P is geselecteerd, wordt het
contact automatisch UIT gezet. Deze
functie kan het ontladen van de 12V-accu
echter niet helemaal voorkomen. Laat de
auto niet gedurende langere tijd in stand
ACC of AAN staan terwijl het
hybridesysteem niet in werking is.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
→Blz. 64
Leegraken batterij elektronische sleutel
→Blz. 185
5.2 Rijprocedures
221
5
Rijden
Page 347 of 554

ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het
rempedaal is ingetrapt als het systeem
oordeelt dat er sprake is van een noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de
stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de
benodigde kracht voor het ronddraaien van
het stuurwiel te verminderen.
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Alsuop
drukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel de TRC uit door
snel in te
drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.
Auto's zonder Panoramic View Monitor
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
345
5
Rijden
Page 349 of 554

• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
•
Werkingsgeluiden vanuit de motor-
ruimte die zich voordoen wanneer na
het uitschakelen van het hybridesy-
steem een of twee minuten zijn
verstreken.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn
uitgeschakeld, worden deze automatisch
opnieuw ingeschakeld in de volgende
situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet
automatisch weer ingeschakeld als de
rijsnelheid toeneemt.
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het
EPS-systeem wordt gereduceerd om het
systeem tegen oververhitting te
beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden
uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het
geval is minder frequent te sturen of
breng de auto tot stilstand en schakel
het hybridesysteem UIT. Het
EPS-systeem moet binnen 10 minuten
weer normaal werken.Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
→Blz. 437
Voorwaarden voor werking
noodstopsignaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan, werkt het noodstopsignaal:
• De alarmknipperlichten zijn uit.
• De werkelijke rijsnelheid is hoger dan
55 km/h.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het om
een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van
noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
• De alarmknipperlichten worden
ingeschakeld.
• Het systeem oordeelt op basis van de
deceleratie van de auto dat het niet
om een noodstop gaat.
WAARSCHUWING!
Het ABS werkt niet effectief als
• De maximale grip van de banden
overschreden wordt (bijvoorbeeld
versleten banden op een weg die
bedekt is met sneeuw).
• Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg
van de auto te verkorten. Houd altijd
voldoende afstand tot uw voorligger, met
name in de volgende gevallen:
• Als wordt gereden op wegen met
grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
• Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
347
5
Rijden
Page 362 of 554

Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt alleen als aan de
volgende voorwaarden wordt voldaan:
• De selectiehendel staat in stand P.
• Het contact staat UIT.
*
• Alle portieren zijn gesloten.
• De motorkap is gesloten.
*: De op afstand bedienbare
airconditioning kan gedurende
ongeveer 3,5 minuten na het UIT zetten
van het contact niet worden gebruikt.
Automatische uitschakeling van de op
afstand bedienbare airconditioning
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld onder de volgende
omstandigheden:
• Ongeveer 10 minuten na activering
• Als niet aan een van de voorwaarden
wordt voldaan
Het systeem wordt ook uitgeschakeld als
het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) laag is.
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
In de volgende situaties start het
systeem mogelijk niet:
• Het laadniveau van het batterijpakket
(tractiebatterij) is laag
• De buitentemperatuur is zeer laag
• Het hybridesysteem is afgekoeld
(bijvoorbeeld omdat de auto langere
tijd stilstaat bij lage temperaturen)
Voorruitverwarming
Bij het ontwasemen van de voorruit met
de op afstand bedienbare
airconditioning, wordt de voorruit
mogelijk onvoldoende ontwasemd
doordat het vermogen meer wordt
beperkt dan bij de normale
aircowerking. Ook kan de buitenzijde
van de voorruit beslaan ten gevolge van
de buitentemperatuur, de vochtigheid of
de ingestelde aircotemperatuur.Gebruik van de verwarming via de op
afstand bedienbare airconditioning
Als er zich rijp vormt op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
mogelijk af doordat er automatisch
wordt overgeschakeld op ontdooien.
Beveiligingsfunctie
Als het systeem in werking is, worden
ontgrendelde portieren automatisch
vergrendeld. De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld of dat het
systeem is uitgeschakeld. (De portieren
vergrendeld: eenmaal; Het systeem
uitgeschakeld: tweemaal)
Omstandigheden die de werking
kunnen beïnvloeden
→Blz. 196
Bij gebruik van de op afstand
bedienbare airconditioning
Er wordt een laadmelding weergegeven
op het multi-informatiedisplay. Er
worden verschillende meldingen
weergegeven afhankelijk van het
moment waarop de op afstand
bedienbare airconditioning werd
ingeschakeld (na opladen of tijdens
opladen).
Terwijl de op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
• Afhankelijk van de bedrijfsconditie
van de op afstand bedienbare
airconditioning draait de elektrische
aanjager mogelijk en kan er geluid
hoorbaar zijn. Dit duidt echter niet op
een storing.
• De werking van de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
mogelijk tijdelijk gestopt als andere
voorzieningen die elektriciteit
gebruiken (zoals de stoelverwarming,
verlichting, ruitenwissers voor)
worden ingeschakeld of als het
laadniveau van de 12V-accu te laag
wordt.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
360