stop start TOYOTA PROACE 2020 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: PROACE, Model: TOYOTA PROACE 2020Pages: 430, PDF Size: 48.7 MB
Page 70 of 430

70
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2019
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR2032 / 3 V.Deze vervangingsbatterij is verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als de batterij ver vangen moet worden, wordt u gewaarschuwd door een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.Lever lege batterijen in bij een speciaal verzamelpunt.
F Houd de afstandsbediening tegen de lezer.F Houd hem in deze positie en zet het contact aan door op de knop "START/STOP" te drukken.De afstandsbediening werkt nu weer.
Synchroniseren
Probleem met de
afstandsbediening
Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het ver vangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening worden ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd.F Steek eerst de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen of te sluiten.
F Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.
Neem, als het probleem aanhoudt, zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
F Ontgrendel het bestuurdersportier met de geïntegreerde sleutel.
F Druk op een van de knoppen van de afstandsbediening.
F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot om de auto te openen.
F Wip het deksel met een kleine schroevendraaier bij de uitsparing los.F Verwijder het deksel.F Verwijder de lege batterij.F Plaats een nieuwe batterij in de juiste richting in de houder.F Druk het deksel vast.
Toegang tot de auto
Page 84 of 430

84
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2019
Algemene tips
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande auto.Omwille van de veiligheid van uzelf en uw passagiers en voor een goede werking van de schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden met geopende schuifdeuren.Controleer voordat u een schuifdeur bedient altijd of de omstandigheden veilig zijn, en zorg er voor dat kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt in de omgeving van de bediening van de schuifdeurenschakelaars kunnen bevinden.U wordt u hierop geattendeerd door een geluidssignaal, het branden van het verklikkerlampje "portier geopend"
en een melding op het scherm. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om deze waarschuwingen uit te schakelen.Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een wasstraat.
Controleer voordat u een schuifdeur opent of sluit en gedurende de beweging van de schuifdeur of er, zowel in als buiten de auto, geen personen, huisdieren of voor werpen zijn die door de geopende ruit steken of de beweging van de schuifdeur kunnen hinderen.Het niet in acht nemen van dit veiligheidsvoorschrift kan leiden tot schade aan voor werpen en letsel aan lichaamsdelen indien deze tijdens het bewegen van de schuifdeur bekneld raken.Zodra sneller wordt gereden dan 3 km/h, kunnen de schuifdeuren niet meer elektrisch geopend worden:- Als wordt weggereden met (een) geopende schuifdeur(en), kan/kunnen deze worden gesloten zodra de snelheid weer lager dan 30 km/h is.- Als tijdens het rijden wordt geprobeerd
de schuifdeur elektrisch te openen met de binnenportiergreep, wordt de schuifdeur handmatig geopend.- Hierbij klinkt een geluidssignaal, gaat het verklikkerlampje "portier geopend" branden en verschijnt de bijbehorende melding op het scherm. Pas als de auto stilstaat, wordt de deur ontgrendeld en kan hij weer worden bediend.
Handbediende of elektrisch bediende schuifdeur(en)
Bij een aanrijding wordt de elektrische bediening uitgeschakeld. Het handmatig openen en sluiten blijft mogelijk.
Tijdens het starten van de motor wordt de beweging van de deur onderbroken. De beweging wordt her vat als de motor is aangeslagen.
Afhankelijk van de motoruitvoering: als u, ter wijl de Stop-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd, de gesloten deur wilt openen, gaat de deur een klein beetje open waarna hij tot stilstand komt. Op het moment dat de motor automatisch overgaat op de Start-stand, gaat de deur verder open.
Toegang tot de auto
Page 96 of 430

96
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2019
Uitschakelen
F Druk op deze ontgrendelknop van de afstandsbediening.
of
F Ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met startknop.
Als de auto automatisch opnieuw wordt vergrendeld (als 30 seconden zijn verstreken zonder dat een van de te openen carrosseriedelen is geopend), wordt het alarmsysteem automatisch weer ingeschakeld.
Het alarmsysteem is uitgeschakeld: het verklikkerlampje van de knop is uit en de richtingaanwijzers knipperen gedurende ongeveer 2 seconden.
Beveiliging - met alleen de
omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:- iemand in de auto aanwezig is,- een ruit op een kier blijft staan,- de auto wordt gewassen,
- een wiel wordt ver wisseld,- de auto wordt gesleept,- de auto op een boot wordt ver voerd.
Interieurbeveiliging
Uitschakelen
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze toets en houd deze ingedrukt tot het verklikkerlampje blijft branden.
F Stap uit.
Inschakelen
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
F Vergrendel de auto direct met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld: het verklikkerlampje van de knop zal één keer per seconde knipperen.Om de interieurbeveiliging uit te schakelen moet deze procedure elke keer na het afzetten van het contact worden uitgevoerd.
F Deactiveer de bewaking van de directe omgeving van de auto door de auto te ontgrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.
F Activeer het volledige alarmsysteem door de auto te vergrendelen met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop.
Het verklikkerlampje van de knop knippert weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig seconden.Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden de alarmsystemen uitgeschakeld.
Wanneer de auto wordt ontgrendeld met de afstandsbediening of het Smart entry-systeem met startknop, gaat het controlelampje in de toets snel knipperen om u te informeren dat het alarm is geactiveerd tijdens uw afwezigheid.Het lampje stopt met knipperen als het contact wordt aangezet.
Toegang tot de auto
Page 97 of 430

97
Proace_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2019
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:F Ontgrendel de auto met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening met Smart entry-systeem met startknop) in het slot van het bestuurdersportier.F Open het portier; het alarm gaat af.F Zet het contact aan, het alarm stopt. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto zonder
het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of activeer de supervergrendeling met de sleutel (geïntegreerd in de afstandsbediening met Smart entry-systeem met startknop) in het slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het verklikkerlampje van de knop blijft branden, duidt dit op een storing in het systeem.Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Automatisch inschakelen
Deze functie is niet beschikbaar, optioneel of standaard.Het systeem wordt 2 minuten nadat het laatste te openen carrosseriedeel is gesloten, automatisch ingeschakeld.
F Druk, om te voorkomen dat het alarm wordt geactiveerd wanneer u in de auto stapt, eerst op de ontgrendeltoets van de afstandsbediening of ontgrendel de auto met het Smart entry-systeem met star tknop.
2
Toegang tot de auto
Page 132 of 430

132
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2019
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming/ventilatie of
handbediende airconditioning
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
F Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand.
Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden.
Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
F Druk op deze toets om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
F Druk nogmaals op deze toets of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen.F Inschakelen van de airconditioning: druk op deze toets, het lampje van de toets gaat branden.
Ver warmde voorruit en ruitensproeierkoppenRaadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de ruitenwissers en in het bijzonder de voorruitver warming en de ver warmde ruitensproeierkoppen.
Ergonomie en comfort
Page 135 of 430

135
Proace_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2019
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:F Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening achterin vrij blijven.F Let erop dat de zonnesensor aan de bovenzijde van de voorruit niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning.F Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.F Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).F Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.F Als het systeem geen koude lucht aanvoert, schakel het dan uit en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.Zorg er voor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ver verst wordt.Het airconditioningssysteem is chloor vrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start -systeem.
Ventilatieroosters
Beweeg de knop in de richting van de buitenzijde van de auto om het ventilatierooster te sluiten. Er kan enige weerstand voelbaar zijn.
3
Ergonomie en comfort
Page 149 of 430

149
Proace_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2019
Verlichting overdag vóór
(LED-verlichting)
Bij het starten van de motor wordt deze verlichting automatisch ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand "0" of "AUTO" staat.
Automatische verlichting
Inschakelen
Met behulp van een lichtsensor worden de kentekenplaatverlichting, het achterlicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de verlichting branden, wordt dit pictogram weergegeven op het
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal en/of een melding.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet automatisch ingeschakeld.Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsensor, die zich in aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies worden dan niet meer bediend.
F Draai de ring in de stand "AUTO". Het
activeren van de functie wordt bevestigd door een melding.
4
Verlichting en zicht
Page 162 of 430

162
Proace_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem.De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar.Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.Laat in beide gevallen het systeem
zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole.Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voor wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.
Dynamische stabiliteitscontrole (ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
Veiligheid
Page 196 of 430

196
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijd nooit met aangetrokken handrem - kans op over verhitting en beschadiging van het remsysteem!Kans op brand!Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Parkeer daarom uw auto niet en zet uw auto niet met draaiende motor stil op een plaats waar brandbaar materiaal (gras, afgevallen blad enz.) in contact kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met draaiende motor achter. Als u uw auto met draaiende motor moet verlaten, trek dan de parkeerrem aan en zet de versnellingsbak in de neutraalstand of in de stand N of P, afhankelijk van het type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, want het water kan de motor, versnellingsbak en het elektrische systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
- kijk of het water niet meer dan 15 cm diep is, houd daarbij rekening met golven die door andere weggebruikers kunnen worden veroorzaakt,- schakel het Stop & Start-systeem uit,- rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,- zet de auto niet stil en zet de motor niet af.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren licht af om de remschijven en remblokken te drogen.Neem bij twijfel over de staat van uw auto contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Rijden
Page 199 of 430

199
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Starten - afzetten van de motor, normale sleutel, sleutel met afstandsbediening
Contactslot
1. Stand Stop.2. Stand Contact.3. Stand Starten.
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
F Steek de sleutel in het contactslot. Het systeem herkent de code van de startblokkering.F Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan het stuur wiel en de sleutel te draaien.
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de versnellingshendel in de neutraalstand en trap vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
In bepaalde gevallen moet u flink aan het stuurwiel draaien om de wielen vrij te krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het trottoir zijn gestuurd).
F Als uw auto is uitgerust met een elektronisch gestuurde versnellingsbak, zet dan de selectiehendel in de stand N en trap ver volgens het rempedaal stevig in.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en trap ver volgens het rempedaal stevig in.
6
Rijden