bandenspanning TOYOTA PROACE 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE, Model: TOYOTA PROACE 2022Pages: 360, PDF Size: 70.82 MB
Page 3 of 360

3
Inhoud
Rijmodi (elektrisch) 176Stop & Start 176Bandenspanningswaarschuwingssysteem 178Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 180Head-up display 182Opslaan van snelheden 184Snelheidslimietherkenning en advies 184Snelheidsbegrenzer 187Cruise control - specifieke adviezen 189Cruise control 190Adaptive Cruise Control 192Active Safety Brake met Collision Risk Alert en Intelligent Emergency Braking Assistance 196Lane Departure Warning-systeem 199Vermoeidheidsherkenningssysteem 200Blind Spot Monitoring-systeem 201Parkeersensoren 203VisioPark Light 205Top Rear Vision 206
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 209Tanken 209Tankbeveiliging (diesel) 2 11Laadsysteem (elektrisch) 212Laden van de tractiebatterij (elektrisch) 220Spaarmodus 224Sneeuwkettingen 225Trekhaak 226Dakdragers/imperiaal 226Motorkap 228Motorruimte 229Controleren van de niveaus 229Snelle controles 232AdBlue® (dieselmotoren) 235
In de vrijloop zetten 237Onderhoudstips 239
8In geval van pech
Gevarendriehoek 242Als de brandstof opraakt (diesel) 242Gereedschapskoffer 243Bandenreparatieset 244Reservewiel 249Vervangen van een lamp 253Vervangen van een zekering 25912V-accu/accu 262Slepen/trekken 266
9Technische gegevens
Motorspecificaties en aanhangwagengewichten 269Dieselmotoren 270Elektromotor 274Afmetingen 276Identificatie van uw auto 279
10Bluetooth®-audiosysteem
Eerste stappen 280Stuurkolomschakelaars 281Menu's 282Radio 282DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 284Media 285Telefoon 288Veelgestelde vragen 291
11TOYOTA Pro Touch
Eerste stappen 294Stuurkolomschakelaars 295
Menu's 296Applicaties 298Radio 298DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 300Media 301Telefoon 302Instellingen 306Veelgestelde vragen 308
12 TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem
Eerste stappen 310Stuurkolomschakelaars 3 11Menu's 312Spraakcommando's 313Navigatie 318Onlinenavigatie 320Applicaties 323Radio 326DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 328Media 329Telefoon 330Instellingen 333Veelgestelde vragen 336
13Black boxes
■Alfabetische index
Page 5 of 360

5
Overzicht
4.Bediening cruise control/snelheidsbegrenzer/Adaptive Cruise Control
5.Rolknop voor het selecteren van de weergavemodus van het instrumentenpaneel
6.SpraakbedieningInstellen volume
7.Bediening instellingen audiosysteem
Centrale bedieningsbalk
1.Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
2.Elektrisch bedienbare schuifdeur links
3.Elektrisch kinderslot
4.Elektrisch bedienbare schuifdeur rechts
5.Selectiemogelijkheid cabine/laadruimte
6.Alarmknipperlichten
7.DSC/ASR-systeem
8.Bandenspanningswaarschuwingssysteem
9.Stop & Start (diesel)
Bedieningsbalk opzij
1.Toyota Traction Select
2.Head-up display
3.Parkeersensoren
4.Extra verwarming/ventilatie (diesel)
5.Alarm
6.Hoogteverstelling koplampen
7.Lane Departure Warning-systeem
8.Blind Spot Monitoring-systeem
9.Automatic High Beam-systeem
Elektromotor
1.Laadstekkers
2.Tractiebatterij
3.Accu
4.Oplader in de auto
5.Elektromotor
6.Laadkabel
Dankzij de laadstekkers 1 kan er op 3 verschillende manieren worden opgeladen:– Opladen in modus 2 via het elektriciteitsnet thuis m.b.v. een contactdoos en bijpassende laadkabel
6.– Versneld opladen in modus 3 m.b.v. een eenheid voor snelladen (Wallbox).– Supersnel laden in modus 4 m.b.v. een openbare snellader.Voor de 400V-tractiebatterij 2 wordt gebruikgemaakt van lithium-iontechnologie. De batterij slaat de energie op en levert de energie
Page 8 of 360

8
Milieuvriendelijk rijden
Milieuvriendelijk rijden verwijst naar een aantal dingen die u als automobilist in de dagelijkse praktijk kunt doen om het energieverbruik (brandstof en/of elektriciteit) en de CO2-uitstoot zo laag mogelijk te houden.
Maak optimaal gebruik van de transmissie
Rijd bij auto's met een handgeschakelde
transmissie rustig weg en schakel zo snel mogelijk op. Schakel tijdens het accelereren vroegtijdig op.Kies bij een automatische transmissie voor de automatische modus. Trap het gaspedaal niet stevig of plotseling in.De schakeladviesindicator spoort u aan om de meest geschikte versnelling in te schakelen. Wanneer het schakeladvies op het instrumentenpaneel wordt weergegeven, volg dit dan direct op.Bij auto's met een automatische transmissie wordt deze indicator alleen in de handgeschakelde stand weergegeven.
Pas een soepele rijstijl toe
Houd een veilige afstand tot andere auto's aan, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van met het rempedaal en trap het gaspedaal geleidelijk in. Hiermee kunt u het energieverbruik en de CO2-uitstoot verlagen en verkeerslawaai beperken.Selecteer de cruise control wanneer het verkeer vlot doorstroomt.
Houd het gebruik van elektrische uitrusting onder controle
Als het passagierscompartiment te warm is, ventileer dit voor het wegrijden dan door de ruiten en de uitstroomopeningen te openen voordat u de airconditioning gaat gebruiken.Sluit bij een snelheid hoger dan 50 km/h de ruiten en laat de uitstroomopeningen geopend.Overweeg het gebruik van uitrusting die kan helpen
de temperatuur in het passagierscompartiment laag te houden (bijv. zonnescherm van het schuifdak of zonneschermen van de portierruiten).Wanneer de airconditioning niet automatisch wordt geregeld, schakel dan de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt.Schakel de ontwasemings- en ontdooifuncties uit als deze niet automatisch worden geregeld.Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.Pas het gebruik van de koplampen en/of mistlampen aan de hoeveelheid zicht aan, overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien (behalve in extreem koude omstandigheden: temperatuur lager dan -23°C). De auto warmt sneller op tijdens het rijden.Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparaten (zoals een DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer) op de auto aan om het energieverbruik te beperken.Koppel alle draagbare apparaten los voordat u de auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een overmatig brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de auto. Plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de achterstoelen.Beperk de belading en de luchtweerstand (bijvoorbeeld dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhangwagen) van uw auto. Gebruik bij voorkeur een dakkoffer.
Verwijder dakdragers en een imperiaal na gebruik.Vervang na de winter winterbanden zo snel mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning, bij koude banden, en houd daarbij de bandenspanning aan zoals vermeld op het label in de deuropening aan bestuurderszijde.Voer deze controle met name uit:– voor een lange rit,– bij de wisseling van de seizoenen,– wanneer de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.Vergeet het reservewiel en, indien van toepassing, de banden van uw aanhangwagen of caravan niet.Laat uw auto regelmatig onderhouden (bijv. motorolie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen). Houd u daarbij aan het onderhoudsschema van de fabrikant.Als bij auto's met een dieselmotor het SCR-systeem defect is, zal uw auto schadelijke stoffen uitstoten. Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/
Page 14 of 360

14
Voer (1) uit en vul het niveau van de remvloeistof bij met een door de fabrikant aanbevolen remvloeistof. Voer (2) uit wanneer het probleem blijft optreden.Blijft branden.De elektronische remkrachtverdeling (EBFD) is defect.Voer (1) en vervolgens (2) uit.
Oranje waarschuwings-/controlelampjes
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel.Bepaalde problemen kunt u zelf verhelpen, zoals het vervangen van de batterij van de afstandsbediening.Voer (3) uit bij andere problemen, zoals een storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem.Blijft branden, in combinatie met de weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel en voer vervolgens (3) uit.
Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De functie automatisch deactiveren van de elektrisch bedienbare parkeerrem is niet beschikbaar.Voer (2) uit.Onderhoudswaarschuwingslampje blijft branden en onderhoudssleutel knippert en blijft vervolgens branden.
Het onderhoudsinterval is overschreden.De auto moet zo snel mogelijk worden onderhouden.Alleen bij dieselmotoren.
Antiblokkeersysteem (ABS)Blijft branden.Storing in het antiblokkeersysteem.De normale remwerking blijft behouden.Rijd voorzichtig, matig uw snelheid en voer vervolgens (3) uit.
AdBlue® (met Euro 6.3)Brandt gedurende ongeveer 30 seconden na het starten van de auto, in combinatie met een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius ligt tussen 2400 en 800 km.Vul AdBlue® bij.Blijft branden bij het AAN zetten van het contact, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius ligt tussen 800 en 100 km.
Vul zo snel mogelijkAdBlue® bij of voer (3) uit.Knippert en gaat vergezeld van een geluidssignaal en een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius is kleiner dan 100 km.U moetAdBlue® bijvullen om te voorkomen dat de motor niet meer kan worden gestart of (3) uitvoeren.Knippert, vergezeld van een geluidssignaal
en een melding die weergeeft dat de motor niet gestart kan worden.Het AdBlue®-reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door de wettelijk verplichte startblokkering.Vul AdBlue® bij om de motor de starten of voer (2) uit.Het is noodzakelijk om het reservoir bij te vullen met minimaal 5 liter AdBlue®.
SCR-emissieregelsysteem (diesel)Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.Er is een storing met betrekking tot het SCR-emissieregelsysteem gesignaleerd.Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.Het waarschuwingslampje AdBlue® knippert wanneer het contact AAN wordt gezet en het onderhoudswaarschuwingslampje en het waarschuwingslampje zelfdiagnose motor blijven
Page 16 of 360

16
RemmenBlijft branden.Er is een kleine storing in het remsysteem gesignaleerd.Rijd met de nodige voorzichtigheid.Voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeKnippert.Het systeem wordt geactiveerd en remt de
auto kort af om de snelheid van de aanrijding met de voorligger te beperken.Blijft branden, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.Blijft branden, in combinatie met de weergave van een melding.Het systeem is uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Dynamic Stability Control (DSC) en antispinregeling (ASR)Knippert.De DSC/ASR wordt geactiveerd wanneer de auto grip verliest of uit koers raakt.Blijft branden.Het DSC/ASR-systeem is defect.Voer (3) uit.
Storing in noodrem (met elektrisch bedienbare parkeerrem)Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De noodremfunctie werkt niet optimaal.Als automatisch deactiveren niet beschikbaar is, deactiveer de rem dan handmatig of voer (3) uit.
Hill Start AssistBlijft branden, in combinatie met de
melding “Storing in het antiterugrolsysteem”Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.
Dynamic Stability Control (DSC) en antispinregeling (ASR)Blijft branden.Het systeem is uitgeschakeld.Druk op de toets om de functie weer in te schakelen.De functie DSC/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart en als een snelheid van ongeveer 50 km/h wordt bereikt.
Bandenspanning te laagBlijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.Initialiseer het controlesysteem opnieuw nadat u de band(en) op de juiste spanning hebt gebracht.Het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert en blijft
vervolgens branden. Het onderhoudswaarschuwingslampje blijft branden.Het bandenspanningsbewakingssysteem is defect.De bandenspanning wordt niet langer bewaakt.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en voer (3) uit.
Voorgloeien motor (diesel)Tijdelijk ingeschakeld(Maximaal ongeveer 30 seconden bij
extreme weersomstandigheden.)Wanneer het contact AAN wordt gezet en het vanwege de weersomstandigheden en de motortemperatuur nodig is.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.Wanneer het waarschuwingslampje dooft, wordt er meteen gestart wanneer u:– het koppelingspedaal intrapt (bij een handgeschakelde transmissie).– het rempedaal intrapt (bij een automatische transmissie).Als de motor niet aanslaat, probeer de motor dan opnieuw te starten terwijl u uw voet op het pedaal houdt.
Voorpassagiersairbag (ON)Blijft branden.De voorpassagiersairbag is ingeschakeld.De schakelaar staat in de stand “ON”.Plaats in dit geval GEEN kinderzitje “tegen de rijrichting in” op de voorpassagiersstoel - kans op ernstig letsel!
Page 122 of 360

122
(aangegeven door het knipperen van dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel en het gaan branden van de remlichten).Raadpleeg voor de gewichten en aanhangwagengewichten het hoofdstuk Motorspecificaties en aanhangwagengewichten of het kentekenbewijs van uw auto.Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over veilig gebruik van de trekhaak.
Storing
In het geval van een storing in het systeem gaat dit waarschuwingslampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.Wanneer u in dat geval verder rijdt met de aanhangwagen, verminder dan uw snelheid en rijd voorzichtig!Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Het Trailer Stability Assist-systeem biedt extra veiligheid onder normale rijomstandigheden, wanneer u zich houdt aan de adviezen voor het trekken van een aanhangwagen en de actuele wettelijke bepalingen in uw land. Het systeem mag de bestuurder niet verleiden tot het nemen van extra risico's bij het trekken van een
aanhangwagen (overbelading, onjuiste kogeldruk, versleten banden of een te lage bandenspanning, versleten remmen, enz.) of het rijden met een te hoge snelheid.In bepaalde gevallen signaleert het systeem het slingeren mogelijk niet, met name bij het trekken van een lichte aanhangwagen.Bij het rijden op een glad of slecht wegdek kan het systeem mogelijk niet voorkomen dat de aanhangwagen plotseling gaat slingeren.
Toyota Traction Select
(Afhankelijk van de uitvoering)Een speciale en gepatenteerde antispinregeling waarmee het rijgedrag wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.Dit systeem, dat onder een groot aantal
omstandigheden zeer doeltreffend werkt, zorgt ervoor dat u ook bij weinig grip uw weg kunt vervolgen (bij normaal gebruik van de auto).In combinatie met Three Peak Mountain Snow Flake-vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en rijgedrag.Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motorvermogen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen; dit is normaal.Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.Bij elke gekozen stand gaat een controlelampje branden, in combinatie met de weergave van een melding, om uw keuze te bevestigen.
Page 157 of 360

157
Rijden
6
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let onder alle omstandigheden goed op.► Richt uw aandacht op het verkeer en houd uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt reageren op onverwachte situaties.► Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer op situaties waarbij u moet remmen en houd afstand
van de auto's voor u, vooral bij slecht weer.► Voer handelingen die veel aandacht vergen (bijvoorbeeld instellingen) altijd bij stilstaande auto uit.► Las tijdens een lange rit om de twee uur een pauze in.Houd er, om de levensduur van de auto te waarborgen en om veiligheidsredenen, rekening mee dat tijdens het rijden met de auto bepaalde voorzorgsmaatregelen genomen moeten worden:
Rijd voorzichtig en met lage snelheid tijdens het manoeuvreren.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.Controleer alvorens te draaien of er zich halverwege de hoogte van de auto geen obstakels bevinden naast de auto.Controleer alvorens achteruit te rijden met name of er zich geen hoog geplaatste obstakels bevinden achter de auto.Houd er rekening mee dat ladders de buitenmaten vergroten.
Rijd voorzichtig met de awuto.
Neem bochten met lage snelheid.Houd rekening met een langere remweg, met name op nat of glad wegdek.Houd rekening met het effect van zijwind op de auto.
Onderhoud
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; bij lange ritten is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3 bar te verhogen.
Belangrijk!
WARNI NG
Laat de motor nooit stationair draaien in een slecht geventileerde, afgesloten ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans op vergiftiging met dodelijke afloop!
WARNI NG
Laat bij extreem winterse omstandigheden (temperaturen onder -23°C) de motor gedurende 4 minuten stationair draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de goede werking en de levensduur van de mechanische onderdelen van uw auto (de motor en de
transmissie).
WARNI NG
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem. Kans op oververhitting en beschadiging van het remsysteem!
WARNI NG
Parkeer de auto niet en laat de motor niet draaien op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, enz.).Het uitlaatsysteem van de auto is zeer heet, zelfs enkele minuten nadat de motor is uitgeschakeld. Brandgevaar!
WARNI NG
Rijd nooit op met vegetatie (hoog gras, dode bladeren, restanten van gewassen, enz.) bedekte oppervlakken, zoals een veld, een overwoekerd pad of een berm met verdord gras.Deze vegetatie kan in aanraking komen met het uitlaatsysteem van de auto of andere systemen die zeer heet zijn. Brandgevaar!
WARNI NG
Laat niets in het interieur achter dat kan werken als een vergrootglas en als de auto in de zon staat brand of schade aan het interieur kan veroorzaken!
Page 159 of 360

159
Rijden
6
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Tijdens het rijden
Koeling
Het trekken van een aanhangwagen op een helling zorgt ervoor dat de koelvloeistoftemperatuur stijgt. Het maximale aanhangwagengewicht is afhankelijk van het hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het koelvermogen van de ventilator neemt niet toe met het motortoerental.► Verlaag de rijsnelheid en het motortoerental om het opwarmen te verminderen.Houd altijd de koelvloeistoftemperatuur in de gaten.Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel mogelijk en zet de motor uit.
Remmen
Met een aangekoppelde aanhangwagen heeft de auto een langere remweg. Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te voorkomen dat ze oververhit raken.
Zijwind
Houd er rekening mee dat de auto tijdens het trekken van een aanhangwagen gevoeliger is voor wind.
Inbraakbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met een specifieke code aangebracht. Om te kunnen starten moet bij het aanzetten van het contact deze code worden herkend door de startblokkering.Enkele seconden na het uitzetten van het contact vergrendelt dit systeem het motormanagementsysteem om te voorkomen dat de motor na een eventuele inbraak in de auto kan worden gestart.Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door dit lampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.De auto kan niet worden gestart; neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Page 178 of 360

178
Motor opnieuw starten (START-stand)
De motor wordt automatisch opnieuw gestart zodra de bestuurder de intentie aangeeft verder te willen rijden.Handgeschakelde transmissie: als het koppelingspedaal volledig wordt ingetrapt.Automatische transmissie:– Met de keuzeschakelaar in stand D of M: als het rempedaal wordt losgelaten.
– Met de keuzeschakelaar in stand N en het rempedaal losgelaten: met de keuzeschakelaar in stand D of M.– Met de keuzeschakelaar in stand P en het rempedaal ingetrapt: met de keuzeschakelaar in stand R, N, D of M.– Achteruitversnelling ingeschakeld.
Bijzonderheden
De motor wordt automatisch weer gestart als aan alle voorwaarden voor de werking is voldaan en in de volgende gevallen.– Handgeschakelde transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 25 km/h of 3 km/h (afhankelijk van de motoruitvoering).– Automatische transmissie: als de snelheid van de auto hoger wordt dan 3 km/h.In dit geval knippert dit lampje een paar seconden, waarna het uitgaat.
Storingen
Afhankelijk van de uitrusting van de auto:Bij een storing in het systeem gaat dit lampje op het instrumentenpaneel knipperen.Het lampje van deze toets knippert en er wordt een melding weergegeven in combinatie met een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende
Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De auto slaat af in de STOP-stand
Bij deze storing gaan alle lampjes op het instrumentenpaneel branden.Afhankelijk van de uitvoering kan daarnaast ook een waarschuwingsmelding verschijnen met het verzoek om de keuzeschakelaar in stand N te zetten en het rempedaal in te trappen.► Zet het contact UIT en start de motor opnieuw met de sleutel of met de knop “START/STOP”.
WARNI NG
12V-accuAuto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.
– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
Page 179 of 360

179
Rijden
6
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als
het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
WARNI NG
Als te langzaam wordt gereden, werkt het controlesysteem mogelijk niet optimaal.Als de bandenspanning plotseling lager wordt of bij een klapband treedt het waarschuwingssysteem niet onmiddellijk in werking. Het systeem heeft namelijk enkele minuten nodig om de door de sensoren
gemeten waarden te analyseren.Bij een rijsnelheid lager dan 40 km/h of bij een sportieve rijstijl wordt de waarschuwing mogelijk met enige vertraging geactiveerd.
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.