sensor TOYOTA PROACE CITY VERSO 2019 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: PROACE CITY VERSO, Model: TOYOTA PROACE CITY VERSO 2019Pages: 272, PDF Size: 58.63 MB
Page 3 of 272

3
Inhoud
Bandenspanningswaarschuwingssysteem 123Head-up display 124Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 126snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem 128Snelheidsbegrenzer 131Cruise control - specifieke adviezen 134Programmeerbare cruise control 134adaptieve cruise control 137Opslaan van snelheden 141Active Safety Brake met Distance Alert en Intelligent Emergency Braking Assistance 141Lane Keeping Assist 144dodehoekbewaking 148actieve dodehoekbewaking 150Vermoeidheidsherkenningssysteem 150Parkeersensoren 152Top Rear Vision 154Park Assist 156
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 161Tanken 161Tankbeveiliging (diesel) 163Sneeuwkettingen 163Trekhaak 164Trekhaak met afneembare trekhaakkogel 166Spaarmodus 167Dakdragers/imperiaal 168Motorkap 169
Motorruimte 170
Controleren van de niveaus 170Snelle controles 172AdBlue® (dieselmotoren) 174In de vrijloop zetten 177Onderhoudstips 178
8In geval van pech
Als de brandstof opraakt (diesel) 180Gereedschapsset 180Bandenreparatieset 181Reservewiel 184Vervangen van een lamp 188Vervangen van een zekering 19412V-accu 196Slepen/trekken 200
9Technische gegevens
Afmetingen 202Motorspecificaties en aanhangwagengewichten 204Identificatie van uw auto 208
10Bluetooth®-audiosysteem
Eerste stappen 209Stuurkolomschakelaars 210Menu's 2 11Radio 2 11DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 212Media 214Telefoon 217
Veelgestelde vragen 220
11TOYOTA Connect Radio
Eerste stappen 222Stuurkolomschakelaars 223Menu's 224Applicaties 225Radio 226DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 227Media 228Telefoon 229Instellingen 233Veelgestelde vragen 235
12TOYOTA Connect Nav
Eerste stappen 237Stuurkolomschakelaars 238Menu's 239Spraakcommando's 240Navigatie 244Onlinenavigatie 246Applicaties 249Radio 253
DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 254Media 254Telefoon 256Instellingen 259Veelgestelde vragen 261
■Alfabetische index
Page 6 of 272

6
Schakelaarpaneel zijkant
1.Handmatige hoogteverstelling koplampen
2.DSC/ASR-systemen
3.Stop & Start
4.Parkeersensoren
5.Extra verwarming/ventilatie
6.Actief Lane Departure Warning-systeem
7.Bandenspanningswaarschuwingssysteem
8.Elektrisch kinderslot
9.Voorruitverwarming
10.Head-up display
Bedieningsorgaan op het bestuurdersportier
Elektrisch kinderslot
Centraal schakelaarpaneel
1.Alarmknipperlichten
2.Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
3.Hill Assist Descent
4.ECO-modus
5.Advanced Grip Control
6.Elektrisch bedienbare parkeerrem
7.Starten/uitzetten van de motor
Page 45 of 272

45
Ergonomie en comfort
3
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een antiverblindingsstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Dag-/nachtstand
► Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten.► Duw het hendeltje naar voren om de spiegel terug te zetten in de dagstand.Instellen► Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Automatische elektrochromatische
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht meet die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel valt, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
NOTIC E
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.
Observatiespiegel achterpassagiers
Boven de binnenspiegel bevindt zich een observatiespiegel. Met deze spiegel kunt u de achterpassagiers in de gaten houden en hen tijdens gesprekken aankijken zonder achterom te moeten kijken of de binnenspiegel te hoeven verstellen. De spiegel kan eenvoudig worden weggeklapt om verblinding te voorkomen.
Achterbank (tweede zitrij)
Neerklappen van de
rugleuningen
Eerste stappen:► Breng de hoofdsteunen omlaag.► Schuif, indien nodig, de voorstoelen naar voren.► Zorg ervoor dat het neerklappen van de rugleuningen door niets of niemand wordt gehinderd (kleding, bagage, enz.).► Controleer of de buitenste veiligheidsgordels plat tegen de rugleuningen liggen.
NOTIC E
Bij het neerklappen van de rugleuning gaat de desbetreffende zitting iets omlaag.Wanneer de rugleuning is ontgrendeld, is de rode indicator zichtbaar in de ontgrendelgreep van de buitenste zitplaatsen.
► Draai de ontgrendelingshendel 1 van de rugleuning.
Page 58 of 272

58
Verwarming en ventilatie
Advies
NOTIC E
Gebruik van het ventilatie- en airconditioningsysteem► Let er voor een gelijkmatige verdeling
van de lucht naar het interieur op dat het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij blijven.► Dek de zonlichtsensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt voor het regelen van de automatische airconditioning.► Zet de airconditioning ten minste één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in perfecte staat te houden.► Als het systeem geen koude lucht aanvoert, schakel het dan uit en neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhangwagen op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
WARNI NG
Vermijd te lang rijden met een uitgeschakelde aanjager en het te lang gebruiken van de luchtrecirculatie. Zo voorkomt u dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft gestaan, is het raadzaam het passagierscompartiment korte tijd te ventileren.Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het passagierscompartiment goed ververst wordt.
NOTIC E
Condensvorming door de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt Dit is een normaal verschijnsel.
NOTIC E
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningsysteem► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen periodiek vervangen.Het is raadzaam om een gecombineerd interieurfilter te gebruiken. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel is de lucht die de inzittenden inademen schoner en blijft het passagierscompartiment schoner (vermindering van allergische reacties, onaangename geurtjes en vetaanslag).► Om een correcte werking van de airconditioning te garanderen, moet u deze overeenkomstig de aanbevelingen in het onderhouds- en garantieboekje laten controleren.
NOTIC E
Stop & StartDe verwarmings- en airconditioningssystemen werken alleen als de motor draait.Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem uit om een comfortabele temperatuur in het passagierscompartiment te behouden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Stop & Start.
Page 69 of 272

69
Verlichting en zicht
4
► één keer naar achteren om het mistachterlicht uit te schakelen en een tweede keer naar achteren om de mistlampen voor uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”) of het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het positielicht branden.► Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het positielicht wordt dan ook uitgeschakeld.
NOTIC E
Als de verlichting niet wordt uitgeschakeldAls het contact UIT is, de verlichting handmatig is ingeschakeld en een van de voorportieren wordt geopend, klinkt een geluidssignaal om aan te geven dat de verlichting nog brandt.Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting wordt uitgeschakeld.Als het contact UIT wordt gezet, wordt de verlichting gedoofd. U kunt de verlichting echter altijd weer inschakelen met de lichtschakelaar.
NOTIC E
Rijden in het buitenlandWanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag als 's nachts, is het gebruik van de mistlampen voor en het mistachterlicht niet toegestaan. Ze zijn onder deze omstandigheden namelijk verblindend voor medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen voor en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval.Onder deze weersomstandigheden dient u de mistlampen en het dimlicht handmatig in te
schakelen, omdat de zonlichtsensor voldoende licht kan waarnemen.Schakel de mistlampen voor en het mistachterlicht uit zodra ze niet meer nodig zijn.
WARNI NG
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstralen van led-koplampen. U kunt dan ernstig oogletsel
oplopen.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de lichtschakelaar omlaag of omhoog, tot voorbij het weerstandspunt.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Wanneer de zonlichtsensor signaleert dat er weinig omgevingslicht is, worden de kentekenplaatverlichting, het positielicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen. De verlichting kan ook gaan branden als er regen wordt gesignaleerd. Tegelijkertijd treden dan de automatische ruitenwissers met regensensor in werking.
Page 70 of 272

70
Zodra er weer voldoende licht is of nadat de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
► Draai de ring naar de stand “AUTO”. Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt er tevens een melding weergegeven.► Draai de ring naar een andere stand. Er wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de functie is uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de zonlichtsensor gaat de verlichting branden en gaat dit waarschuwingslampje branden in het instrumentenpaneel. Daarnaast klinkt er een geluidssignaal en/of wordt er een melding weergegeven.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Bij mist of sneeuw signaleert de zonlichtsensor mogelijk ten onrechte voldoende licht. In dat geval wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.Dek de zonlichtsensor, die zich op het dashboard of aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van de uitrusting) bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.
Dagrijverlichting/positielicht
De verlichting vóór wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.Deze verlichting doet dienst als:– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en voldoende omgevingslicht).
– Positielicht (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en weinig omgevingslicht of in de stand “Alleen positielicht” of “Dim-/grootlicht”).
NOTIC E
Als dagrijverlichting branden de leds feller.
Parkeerlicht
Door het positielicht alleen aan de zijde van het verkeer in te schakelen is de geparkeerde auto voor het verkeer goed zichtbaar.► Afhankelijk van de uitvoering: beweeg de lichtschakelaar binnen één minuut na het UIT zetten van het contact omhoog of omlaag om de positielichten aan de zijde van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: links van de weg parkeren: lichtschakelaar omhoog bewegen; de positielichten aan de rechterzijde gaan branden).Het inschakelen wordt bevestigd door een geluidssignaal en het branden van het controlelampje van de desbetreffende richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middelste stand.
Page 76 of 272

76
Automatische ruitenwissers
voor
De ruitenwissers voor worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt gesignaleerd (sensor achter de binnenspiegel). De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen.
Inschakelen
Duw de bedieningshendel kortstondig omlaag.De ruitenwissers maken één slag om het inschakelen te bevestigen.Afhankelijk van de versie verschijnt dit symbool op het scherm of gaat dit controlelampje branden op het instrumentenpaneel en wordt er een melding weergegeven.
Uit
Duw de bedieningshendel nog een keer kort omlaag of zet de bedieningshendel in een andere stand (Int., 1 of 2).Dit controlelampje op het instrumentenpaneel dooft en er wordt een melding weergegeven.
NOTIC E
Als het contact gedurende meer dan een minuut UIT is geweest, moeten de automatische ruitenwissers opnieuw worden ingeschakeld door de bedieningshendel omlaag te duwen.
Storing
Als zich een storing voordoet in de automatische werking van de ruitenwissers, werken deze in de intervalstand.Laat het systeem nakijken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
Dek de regensensor, die zich aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van de uitrusting) bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.Schakel de automatische werking van de ruitenwissers uit als de auto wordt gewassen in een wasstraat.Wacht 's winters met het inschakelen van de automatische ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
Page 92 of 272

92
WARNI NG
Side airbagsBreng uitsluitend goedgekeurde stoelhoezen aan die compatibel zijn met side airbags. Neem voor informatie over het assortiment stoelhoezen voor uw auto contact op met een TOYOTA-dealer.Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen (kleding enz.): dit zou bij het afgaan van de side airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of borstkas.Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.De portierpanelen van de voorportieren bevatten de zijdelingse botsingssensoren.Schade aan het portier of het niet correct uitvoeren van werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) aan de voorportieren of de binnenbekleding van de voorportieren kan ertoe leiden dat deze sensoren niet meer goed werken. In dat geval werken de side airbags mogelijk niet!
Dergelijke werkzaamheden mogen uitsluitend door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
WARNI NG
Curtain airbagsBevestig nooit iets op of aan de hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de curtain airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.Verwijder de handgrepen aan het dak niet; deze maken deel uit van de bevestiging van de curtain airbags.
Kinderzitjes
NOTIC E
De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen is per land verschillend. Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende adviezen op:– Conform de Europese wetgeving dienen alle kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 150 cm in gehomologeerde, aan het lichaamsgewicht aangepaste kinderzitjes op met veiligheidsgordels of ISOfix-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden vervoerd.– De veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken een plaats op een van de achterzitplaatsen van uw auto.
– Kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin “tegen de rijrichting in” worden vervoerd.
NOTIC E
Het is raadzaam om kinderen op de achterzitplaatsen van uw auto als volgt te vervoeren:– tot 3 jaar “met het gezicht tegen de
rijrichting in”,– vanaf 3 jaar “met het gezicht in de rijrichting”.
WARNI NG
Controleer of de veiligheidsgordel goed gepositioneerd en aangetrokken is.Controleer bij kinderzitjes met een steun of deze steun stevig en stabiel op de vloer staat.
WARNI NG
Verwijder de hoofdsteun en berg deze op voordat u een kinderzitje met rugleuning op een passagiersstoel plaatst. Plaats de hoofdsteun weer zodra het kinderzitje is verwijderd.
Page 105 of 272

105
Rijden
6
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden op overstroomde wegen zo veel mogelijk te vermijden, omdat hierbij de motor, de transmissie en de elektrische installatie van uw auto ernstig beschadigd kunnen raken.
Bent u genoodzaakt om over een overstroomd weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:► verzeker u ervan dat het water nergens dieper is dan 15 cm en houd daarbij rekening met de golven die kunnen worden veroorzaakt door andere weggebruikers,► schakel de functie Stop & Start uit,► rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan 10 km/h,► zet de auto niet stil en zet de motor niet uit.Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt gelaten, rem dan zodra de verkeerssituatie dit toelaat meerdere keren licht af om de remschijven en -blokken droog te maken.Neem als u twijfels hebt over de staat van uw auto contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhangwagen
WARNI NG
Het rijden met een aanhangwagen heeft veel invloed op het rijgedrag van de auto en vergt daarom extra aandacht van de bestuurder.
NOTIC E
Houd u aan de maximale aanhangwagengewichten.Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte 10% van het maximale aanhangwagengewicht af; door een geringere luchtdichtheid nemen de prestaties van de motor af als men op grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
WARNI NG
Nieuwe auto: koppel geen aanhangwagen achter de auto voordat deze een kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
NOTIC E
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam bij stilstaande auto de motor 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhangwagen en breng deze indien nodig op de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhangwagen en de hoogteverstelling van de koplampen van uw auto.
NOTIC E
Als een originele TOYOTA-trekhaak wordt gebruikt, worden de parkeersensoren achter automatisch uitgeschakeld zodat u geen hinder hebt van het geluidssignaal.
Page 123 of 272

123
Rijden
6
Bandenspanning-
swaarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).