TOYOTA PROACE CITY VERSO EV 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: PROACE CITY VERSO EV, Model: TOYOTA PROACE CITY VERSO EV 2022Pages: 352, PDF Size: 75.88 MB
Page 91 of 352

91
Ergonomie en comfort
3
Ontwasemen/ontdooien
van de achterruit en/of
buitenspiegels
► Druk op een van deze toetsen om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien (afhankelijk van de uitvoering).Als de functie wordt ingeschakeld, gaat het controlelampje in de toets branden.Het ontwasemen/ontdooien wordt automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat er te veel energie wordt verbruikt.
Schakel het ontwasemen/ontdooien uit zodra u dit niet meer nodig hebt, omdat een geringer energieverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.
NOTIC E
Ontwasemen/ontdooien werkt alleen bij draaiende motor.
Verwarming en
airconditioning achter
Indien uw auto hiermee is uitgerust, is de temperatuur van de lucht die door het systeem verdeeld wordt hetzelfde als de voorin ingestelde temperatuur.
Luchtopbrengst
► Druk op een van de toetsen 2 om de luchtopbrengst te verhogen/verlagen.
Extra verwarming/ventilatie
Alleen leverbaar op uitvoeringen met dieselmotor.
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het passagierscompartiment voorverwarmt en de ruiten sneller ontdooit.Dit controlelampje brandt als het systeem wordt geprogrammeerd of als het op afstand wordt ingeschakeld via de afstandsbediening.Het knippert zolang de verwarming werkt en gaat uit aan het einde van de verwarmingscyclus of wanneer de verwarming wordt uitgeschakeld met de afstandsbediening.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het passagierscompartiment met buitenlucht om ervoor te zorgen dat in de zomer een aangenamere temperatuur wordt ervaren bij het instappen.
Page 92 of 352

92
Programmeren
Met TOYOTA Connect Radio
Druk op Connect-app om de hoofdpagina weer te geven.Druk vervolgens op “Programmeerbare verwarming/ventilatie”.► Selecteer het tabblad “Status” om het systeem in/uit te schakelen.► Selecteer het tabblad “Overige instellingen” en kies de modus “Verwarm.” om de motor en het passagierscompartiment voor te verwarmen of “Ventilatie” om het passagierscompartiment te ventileren.► Stel vervolgens het inschakeltijdstip in waarbij voor elke selectie de voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.Druk op deze toets om op te slaan.
Met TOYOTA Connect Nav
► Druk op het menu “Applicaties”.► Druk op het tabblad “Voertuigapps”.
► Druk op “Programmeren temperatuur”.► Druk op het tabblad “Status” om het systeem in/uit te schakelen.► Druk op het tabblad “Parameters” om de modus “Verwarming” te selecteren om de motor en het passagierscompartiment voor te verwarmen of de modus “Ventilatie” om het passagierscompartiment te ventileren.► Stel vervolgens het inschakeltijdstip voor elke selectie in en sla dit op.
► Druk op OK om te bevestigen.
NOTIC E
Er moet een periode van ten minste 60 minuten zitten tussen de verschillende programma's.
NOTIC E
Afhankelijk van de buitentemperatuur is er extra tijd nodig ten opzichte van de opgeslagen activeringstijd om de ingestelde temperatuur te bereiken.Deze extra tijd is maximaal 45 minuten bij een dieselmotor en maximaal 30 minuten bij een benzinemotor.
Afstandsbediening met groot
bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)Hiermee kunt u de verwarming in het
passagierscompartiment op afstand in- of uitschakelen.De afstandsbediening heeft een bereik van ongeveer 1 km in het open veld.
Aan
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk ingeschakeld (het groene controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
Uit
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk uitgeschakeld (het rode controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
NOTIC E
Het controlelampje in de afstandsbediening knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het signaal niet heeft ontvangen. In dat gevalmoet u vanaf een andere plaats het commando herhalen.
Page 93 of 352

93
Ergonomie en comfort
3
Vervangen van de batterij
Het controlelampje in de afstandsbediening gaat oranje branden als de batterij bijna leeg is.Als het controlelampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
► Draai het kapje met een muntstuk los en vervang de batterij.
NOTIC E
Als het systeem wordt ingeschakeld met de afstandsbediening met een groot bereik, is de
maximale verwarmingsduur ongeveer 45 minuten bij een dieselmotor en ongeveer 30 minuten bij een benzinemotor.
NOTIC E
De ventilatie wordt alleen ingeschakeld als de laadtoestand van de accu dat toelaat. De verwarming wordt ingeschakeld als: – de laadtoestand van de accu en het brandstofniveau toereikend zijn,– de motor sinds de vorige verwarmingscyclus een keer is gestart,– de periode tussen twee verwarmingsverzoeken ten minste 60 minuten is.
WARNI NG
De programmeerbare verwarming werkt via de brandstoftank van de auto. Controleer vóór het gebruik of er voldoende brandstof in de tank aanwezig is. Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, raden we u ten zeerste af de verwarming te gebruiken.
Schakel de extra verwarming altijd uit voordat u gaat tanken om brand- en explosiegevaar te voorkomen.
WARNI NG
Om het risico van vergiftiging of verstikking te vermijden, mag de programmeerbare verwarming niet worden gebruikt, ook niet voor korte perioden, in afgesloten ruimten zoals een garage of een werkplaats zonder een uitlaatgasafvoersysteem.Parkeer de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier, enz.) - brandgevaar!
WARNI NG
Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm worden.Plaats nooit voorwerpen op deze oppervlakken en raak deze oppervlakken nooit aan - kans op brandwonden!
Gooi de batterijen van de afstandsbediening niet bij het gewone afval. Ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Breng ze naar een speciaal inzamelpunt.
Page 94 of 352

94
Voorgeprogrammeerde
airco (elektrisch)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het passagierscompartiment zo programmeren dat deze een vooraf gedefinieerde, niet-wijzigbare temperatuur (ongeveer 21°C) bereikt voordat u in de auto stapt, op de dagen en tijden van uw keuze.De functie is zowel beschikbaar wanneer de auto is aangesloten als wanneer deze niet is aangesloten.
Programmeren
Het programmeren kan worden uitgevoerd vanaf een smartphone met behulp van de app MyToyota (binnenkort beschikbaar).Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de op afstand bedienbare functies.
Met TOYOTA Connect Nav
Via het menu Applicaties.Druk op Auto apps om de startpagina van de apps te openen.
Selecteer Airconditioning.► Druk op + om een programma toe te voegen.► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en de gewenste dagen. Druk op OK.► Druk op ON om dit programma te activeren.De voorverwarming/-koeling word ongeveer 45 minuten voor de geprogrammeerde tijd geactiveerd wanneer de auto is aangesloten (20 minuten
wanneer de auto niet is aangesloten) en wordt daarna 10 minuten aangehouden.
NOTIC E
U kunt meerdere programma's instellen.Elk programma wordt in het systeem opgeslagen.Voor het optimaliseren van de actieradius raden we u aan om een programma te starten terwijl
de auto is aangesloten.
NOTIC E
Het ventilatorgeluid dat u hoort tijdens de voorverwarming/-koeling is volkomen normaal.
Voorwaarden voor werking
– De functie wordt alleen geactiveerd wanneer het contact UIT staat en de auto is vergrendeld.– Wanneer de auto niet is aangesloten, wordt de functie alleen geactiveerd als het laadniveau van het batterijpakket meer dan 50% bedraagt.– Als de auto niet is aangesloten en een terugkerend programma actief is (bijv. van maandag t/m vrijdag), wordt het programma gedeactiveerd als er twee sequenties voor de temperatuurinstelling worden uitgevoerd zonder dat
de auto wordt gebruikt.
Instapverlichting
Automatisch in-/uitschakelen
De instapverlichting voor gaat branden als de sleutel uit het contactslot wordt verwijderd.Alle instapverlichting gaat branden als de auto wordt ontgrendeld, als een van de desbetreffende portieren wordt geopend en als de auto wordt gelokaliseerd met de afstandsbediening. De instapverlichting dooft langzaam nadat het contact AAN is gezet en als de auto wordt vergrendeld.
W ARNI NG
Zorg ervoor dat objecten niet in contact komen met de instapverlichting.
Type 1
Altijd AAN, contact AAN.
Page 95 of 352

95
Ergonomie en comfort
3
Gaat branden wanneer een van de voor- of achterportieren wordt geopend.Altijd UIT.
Type 2
Voor: gaat branden wanneer een van de voor- of achterportieren wordt geopend (schuifdeur en afhankelijk van de uitrusting de linker achterdeur of de achterklep).Altijd AAN, contact AAN.
Tweede zitrij: gaat branden wanneer een van de achterportieren wordt geopend (schuifdeur en afhankelijk van de uitrusting de linker achterdeur of de achterklep).Altijd UIT.
Afzonderlijke leeslampjes
Wanneer de auto hiermee is uitgerust, kunnen ze met behulp van de schakelaar worden in- en uitgeschakeld.Bedien, wanneer het contact AAN staat, de desbetreffende schakelaar.
Page 96 of 352

96
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Automatisch inschakelen van de verlichting/dagrijverlichtingAlleen positielicht
Dimlicht of grootlicht
NOTIC E
Het branden van het desbetreffende controlelampje geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Overschakelen van dimlicht
naar grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dimlicht naar grootlicht en terug.In de stand “AUTO” of wanneer alleen het positielicht is ingeschakeld, kunt u een lichtsignaal geven door de hendel naar u toe te trekken.
Selectiering mistverlichting
Mistachterlicht
Deze werken alleen als het parkeerlicht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren/naar achteren om ze in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand AUTO), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
Mistlampen voor/mistachterlicht
Werken wanneer het parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:• eenmaal om de mistlampen voor in te schakelen,• een tweede keer om het mistachterlicht in te schakelen.► Draai de ring in tegengestelde richting om de verlichting uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand AUTO) of het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het parkeerlicht branden.► Draai de ring naar achteren om de mistverlichting uit te schakelen. Het parkeerlicht wordt dan ook uitgeschakeld.
WARNI NG
Het inschakelen van de mistlampen is verboden bij helder weer of bij regen, zowel overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze omstandigheden
Page 97 of 352

97
Verlichting en zichtbaarheid
4
namelijk verblindend voor medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen voor en het mistachterlicht uitsluitend bij mist of sneeuwval (regels kunnen per land verschillen).Schakel de mistlampen voor en het mistachterlicht uit zodra ze niet meer nodig zijn.
NOTIC E
De verlichting uitschakelen wanneer het contact UIT wordt gezetWanneer het contact UIT wordt gezet, wordt alle verlichting direct uitgeschakeld, met uitzondering van het dimlicht wanneer de automatische Follow Me Home-verlichting is geactiveerd.
NOTIC E
Inschakelen van de verlichting na het UIT zetten van het contactAls het bestuurdersportier wordt geopend, wordt
de bestuurder er door middel van een tijdelijk geluidssignaal aan herinnerd dat de verlichting brandt.De verlichting dooft automatisch na een periode die afhangt van het laadniveau van het batterijpakket (overschakelen naar de spaarmodus).
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de lampen.
WARNI NG
Kijk nooit van dichtbij in de lichtstralen van lampen met ledtechnologie. U kunt dan ernstig oogletsel oplopen!
NOTIC E
Rijden in het buitenlandWanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de dimlichten
worden gewijzigd om te voorkomen dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de lichtschakelaar omlaag of omhoog, tot voorbij het weerstandspunt.
NOTIC E
Wanneer de richtingaanwijzers na meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, neemt het volume van het geluidssignaal toe wanneer de snelheid hoger is dan 80 km/h.
Page 98 of 352

98
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen.
Parkeerlicht
(Afhankelijk van de uitvoering.)Alleen de parkeerlichten aan de kant van de weg inschakelen.► Beweeg binnen één minuut na het UIT zetten van het contact de lichtschakelaar omhoog of omlaag, afhankelijk van aan welke zijde van de weg uw auto geparkeerd staat (voorbeeld: wanneer u rechts parkeert, beweegt u de lichtschakelaar omlaag om de parkeerlichten links te laten branden).Het inschakelen wordt bevestigd door een geluidssignaal en het branden van het controlelampje van de desbetreffende richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.► Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de lichtschakelaar in de middelste stand.
Automatisch inschakelen van
de verlichting
Wanneer de zonlichtsensor signaleert dat er weinig omgevingslicht is, worden de kentekenplaatverlichting, het positielicht en het dimlicht automatisch ingeschakeld, zonder dat de bestuurder iets hoeft te doen. De verlichting kan ook gaan branden als er regen wordt gesignaleerd. Tegelijkertijd treden dan de automatische ruitenwissers met regensensor in werking.Zodra er weer voldoende licht is of nadat de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
► Draai de ring naar de stand “AUTO”. Wanneer de functie wordt geactiveerd, wordt er tevens een melding weergegeven.► Draai de ring naar een andere stand. Er wordt een melding weergegeven ter bevestiging dat de functie is uitgeschakeld.
Storing
Bij een storing in de regen-/zonlichtsensor gaat de verlichting branden en gaat dit waarschuwingslampje branden in het instrumentenpaneel. Daarnaast klinkt er een geluidssignaal en/of wordt er een melding weergegeven.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Dek de regen-/zonlichtsensor, die zich op het dashboard of aan de bovenzijde van de voorruit achter de binnenspiegel (afhankelijk van de uitrusting) bevindt, niet af. De bijbehorende functies worden anders niet meer geregeld.
NOTIC E
Bij mist of sneeuw signaleert de regen-/zonlichtsensor mogelijk ten onrechte voldoende licht. Hierdoor wordt de verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Page 99 of 352

99
Verlichting en zichtbaarheid
4
NOTIC E
De binnenzijde van de voorruit raakt mogelijk beslagen, waardoor de regen-/zonlichtsensor niet goed werkt.Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.
Dagrijverlichting/positielicht
De verlichting vóór wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.Deze verlichting doet dienst als:– Dagrijverlichting (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en voldoende omgevingslicht).– Positielicht (lichtschakelaar in de stand “AUTO” en weinig omgevingslicht of in de stand “Alleen positielicht” of “Dim-/grootlicht”).
NOTIC E
Als dagrijverlichting branden de leds feller.
Follow Me Home-verlichting
en instapverlichting
Follow Me Home-verlichting
Automatisch
Wanneer de ring in de stand AUTO staat en er weinig licht is, gaat het dimlicht automatisch branden wanneer het contact UIT wordt gezet.U kunt deze functie in- en uitschakelen en de werkingsduur van de Follow Me Home-verlichting instellen via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Handbediend
In-/uitschakelen► Geef met het contact UIT een “lichtsignaal” met de lichtschakelaar om de functie in of uit te schakelen.De handbediende follow me home-verlichting gaat na een bepaalde tijd automatisch uit.
Verlichting Welcome Light-systeem
Als de functie “automatische verlichting” is geactiveerd, gaan bij weinig omgevingslicht na het ontgrendelen van de auto het parkeerlicht en het dimlicht automatisch branden.Het in- en uitschakelen en de duur van het branden van de instapverlichting kunnen worden ingesteld via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Page 100 of 352

100
Automatische
verlichtingssystemen -
Algemene adviezen
De automatische verlichtingssystemen maken gebruik van een detectiecamera aan de bovenzijde van de voorruit.
NOTIC E
Beperkingen van het systeemHet systeem werkt mogelijk tijdelijk niet of minder goed:– Bij slecht zicht (sneeuw, zware regenval, enz.).– Als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker).– Als de auto in de richting van sterk reflecterende borden of reflectoren voor de wegmarkering rijdt.Het systeem signaleert geen:– Weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers.– Voertuigen waarvan de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg).– Voertuigen die zich aan de top of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.
WARNI NG
OnderhoudReinig de voorruit regelmatig, met name het gebied vóór de camera.Het gedeelte van de voorruit bij de camera kan ook aan de binnenzijde beslaan. Ontwasem de voorruit bij vochtig en koud weer regelmatig.Verwijder sneeuw van de motorkap en het dak van de auto om te voorkomen dat de sneeuw het zicht van de camera beperkt.
Automatic High
Beam-systeem
WARNI NG
Zie de Algemene adviezen met betrekking tot automatische verlichtingssystemen voor meer informatie.
Wanneer de ring van de lichtschakelaar in de stand AUTO staat en de functie is geactiveerd via het touchscreen, schakelt dit systeem met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit automatisch tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en de verkeersomstandigheden.
WARNI NG
Dit is een rijhulpsysteem.De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto, het gebruik van de voor de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer geëigende verlichting en het naleven van de verkeersregels.
NOTIC E
Het systeem wordt geactiveerd zodra de auto sneller rijdt dan 25 km/h.Als de snelheid lager wordt dan 15 km/h, wordt de functie gedeactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.