TOYOTA PROACE VERSO 2019 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: PROACE VERSO, Model: TOYOTA PROACE VERSO 2019Pages: 505, PDF Size: 56.63 MB
Page 161 of 505

160
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Zorg er bij ver vanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd.De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.Als dit lampje blijft branden, duidt dit op een storing in het ABS-systeem.De normale remwerking van uw auto blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met de verklikkerlampjes STOP en ABS, een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in de elektronische remdrukregelaar.Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.Laat in beide gevallen het systeem
zo snel mogelijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole.Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw.In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voor wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.
Veiligheid
Page 162 of 505

161
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Dynamische stabiliteitscontrole (ESP) en antispinregeling (ASR)
Inschakelen
Deze systemen worden automatisch ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.Zodra deze systemen signaleren dat de wielen te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, grijpen ze in op de werking van de motor en het remsysteem.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond, ...) kan het nuttig zijn het CDS-systeem uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.Het is echter aanbevolen het systeem zo snel mogelijk weer in te schakelen.
Storing
Opnieuw inschakelen
F Druk op deze knop.
F Zet de draaiknop in deze stand.
Of
Als het lampje op de (draai)knop gaat branden, grijpt het CDS-systeem niet meer in op de werking van de motor.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet of vanaf snelheden boven 50 km/h.Maar bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem handmatig opnieuw inschakelen.
F Druk op deze knop.
Of
F Zet de draaiknop in deze stand.
Het lampje op de (draai)knop gaat uit.
Het CDS-systeem zorgt voor meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder mag zich echter nooit laten verleiden tot het nemen van meer risico's of te hard rijden.De goede werking van het systeem wordt verzekerd door de naleving van de voorschriften van de constructeur met betrekking tot de wielen (banden en velgen), onderdelen van het remsysteem, elektronische onderdelen alsmede de montageprocedure en het uitvoeren van werkzaamheden door het Toyota-netwerk.Laat na een aanrijding het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het systeem.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten nakijken.
5
Veiligheid
Page 163 of 505

162
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Toyota Traction Select
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling waarmee de aandrijving wordt verbeterd op ondergronden met sneeuw, modder en zand.Dit systeem werkt in elke situatie op optimale wijze en zorgt er voor dat u ook onder omstandigheden met weinig grip, die u tijdens toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg kunt vervolgen.
Dit is de stand voor situaties waarin weinig wielslip optreedt, gebaseerd op de meest voorkomende omstandigheden tijdens het rijden op autowegen en snelwegen.
F Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand past het systeem bij het wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid grip die elk voor wiel op dat moment heeft.(regeling actief tot 50 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de stand selecteren die het meest geschikt is voor de rijomstandigheden die u tegenkomt.Afhankelijk van de gekozen stand gaat een lampje branden om uw keuze te bevestigen.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om het systeem optimaal gebruik te laten maken van het motor vermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste instellingen. Tijdens de werking van het systeem draait de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
U kunt uit verschillende standen kiezen:
SneeuwNormaal (ESP)
Als u het contact opnieuw aanzet, neemt het systeem automatisch deze stand weer aan.
In combinatie met de Peak Mountain Snow Flake vierseizoenenbanden biedt dit systeem een optimaal compromis tussen veiligheid, grip en tractie. Deze banden leveren zowel 's zomers als 's winters uitstekende prestaties.
Veiligheid
Page 164 of 505

163
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
In deze stand wordt bij het wegrijden veel wielslip toegestaan bij het wiel met de minste grip, zodat de modder van de band wordt ver wijderd en het wiel ver volgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel mogelijk koppel naat het wiel met de meeste grip overgebracht.Tijdens het optrekken verdeelt het systeem de wielslip zodanig dat de handelingen van de bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.(regeling actief tot 80 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen van de aangedreven wielen toegestaan, zodat de auto vooruit komt en het risico van ingraven wordt beperkt.(regeling actief tot 120 km/h)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Activeer op zand geen andere standen, hierdoor bestaat de kans dat de auto vast komt te zitten in het terrein.
U kunt een aantal functies van het ESP (antispinregeling en dynamische stabiliteitscontrole) uitschakelen door de draaiknop in de stand "OFF" te draaien.Deze functies worden automatisch weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als het contact opnieuw wordt aangezet.
Off road (modder, nat gras enz.)Zand
Tips voor het rijden
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor het gebruik op verharde wegen, maar u kunt er ook mee uit de voeten op minder goed begaanbare wegen.Uw auto is echter geen terreinauto, en is niet ontworpen voor de volgende omstandigheden:- het rijden in terreinen die de onderzijde van de auto zouden kunnen beschadigen of waarin onderdelen (brandstofleiding, brandstofkoeler, ...) geraakt zouden kunnen worden door stenen of andere objecten,- het rijden in terrein met steile hellingen en weinig grip,- het door waden van beekjes en stroompjes, enz.
5
Veiligheid
Page 165 of 505

164
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóórOmdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.F Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.Deze systemen zorgen voor extra bescherming van
de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet.De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.
Hoogteverstelling
Het schoudergedeelte van de gordel moet in het holle gedeelte van de schouder vallen.
F Beweeg de knop A omlaag en schuif het bevestigingspunt omlaag om het lager te plaatsen.F Schuif het bevestigingspunt omhoog om het hoger te plaatsen.
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.F Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Veiligheid
Page 166 of 505

165
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Tweezitsbank vóór
Bij auto's met een driezitsbank (eendelig of bestaande uit een stoel en een tweezitsbank) zijn de buitenste zitplaatsen voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.De middelste zitplaats is voorzien van een gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn bevestigd aan de rugleuning.De oprolautomaten van de buitenste zitplaatsen van de 2e zitrij zijn voorzien van een spankrachtbegrenzer.De zitplaatsen van de 3e zitrij zijn voorzien
van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat.
Zorg er bij auto's met een voorbank voor dat de juiste veiligheidsgordel in de juiste gordelsluiting wordt gestoken.Steek de veiligheidsgordel van de bestuurder niet in de gordelsluiting van de middelste veiligheidsgordel en andersom, en gebruik de gordel van de bestuurder niet voor de middelste zitplaats.
Zorg er voor dat de gordels op de 2e en 3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden vastgemaakt.Bevestig de gordels van de buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting van de middelste zitplaats en gebruik de gordels van de buitenste zitplaatsen niet op de middelste zitplaats.Zorg er bij het neerklappen van de buitenste zitplaatsen of het in tafelstand zetten van de rugleuningen voor dat de veiligheidsgordel van de middelste zitplaats niet klem komt te zitten.Controleer na het neerklappen of verplaatsen van een stoel of achterbank of de gordel correct is opgerold en de gordelsluiting gebruikt kan worden.Let er bij het verplaatsen van de buitenste stoelen (verwijderen/terugplaatsen) of bij het instappen naar de derde zitrij op dat er niets blijft haken aan de middelste veiligheidsgordel.
Veiligheidsgordels achter
5
Veiligheid
Page 167 of 505

166
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Pictogram(men) veiligheidsgordel(s)
Als uw auto is uitgerust met individuele voorstoelen:1. Pictogram veiligheidsgordel bestuurder losgemaakt/niet vastgemaakt.2. Pictogram veiligheidsgordel voorpassagier losgemaakt/niet vastgemaakt.
Vanaf ongeveer 20 km/h en gedurende 2 minuten knippert het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) in combinatie met een geluidssignaal. Na deze 2 minuten blijft het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden zolang de bestuurder en/of de passagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt.
Als bij het aanzetten van het contact één of meer veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt of weer zijn losgemaakt, gaat op het instrumentenpaneel het pictogram van de desbetreffende veiligheidsgordel(s) branden.
Als uw auto is uitgerust met een tweezitsbank vóór:A. Pictogram veiligheidsgordel linker zitplaats (bestuurder) losgemaakt/niet vastgemaakt.B. Pictogram veiligheidsgordel middelste en/of buitenste zitplaats losgemaakt.
Als het contact aan staat, gaat het pictogram A branden als de bestuurder zijn veiligheidsgordel heeft losgemaakt of niet heeft vastgemaakt.Het pictogram B gaat branden als (een van) de desbetreffende veiligheidsgordels is/zijn losgemaakt.
Indien uw auto is uitgerust met captain seats, zijn deze voorzien van driepuntsgordels waar van de geleiders en oprolmechanismen in de rugleuning zijn geïntegreerd.
Veiligheid
Page 168 of 505

167
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Adviezen
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.Laat na een aanrijding de veiligheidsgordels nakijken en indien nodig vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden uitgevoerd door het Toyota-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden volgens de voorschriften uitvoert.Laat uw veiligheidsgordels regelmatig nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, vooral wanneer ze tekenen van beschadiging vertonen.Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij het Toyota-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen worden.Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over kinderzitjes.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en vastgemaakt.Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn dan niet voldoende effectief.De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die er voor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze goed is opgerold.De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden geplaatst.De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder worden geplaatst.De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te trekken en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
5
Veiligheid
Page 169 of 505

168
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) bij ernstige aanrijdingen te verbeteren. De airbags vormen een aanvulling op de werking van de veiligheidsgordels met spanbegrenzers.De elektronische schoksensoren registreren de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een aanrijding worden blootgesteld:- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags onmiddellijk af om de inzittenden van de auto (uitgezonderd de passagiers op de middelste zitplaats van zitrij 2 en, volgens uitvoering, zitrij 3) te helpen beschermen. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto eventueel kunnen verlaten,- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), worden de airbags niet meer opgeblazen.
Het activeren van (een van) de airbags gaat gepaard met wat rook en een knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.De rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die hier gevoelig voor zijn, irriterend zijn.De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd, kan het gehoor gedurende een korte periode enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij.
Veiligheid
Page 170 of 505

169
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2019
FrontairbagsActivering
De airbags worden opgeblazen, behalve de airbag aan passagierszijde wanneer deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór (A), waarbij de krachten in de horizontale lengterichting van de auto en vanaf de voorzijde richting de achterzijde op de auto inwerken.De frontairbag wordt opgeblazen tussen
de bestuurder en het stuur of tussen de passagier(s) voorin en het dashboard om te verhinderen dat deze naar voren wordt geslingerd.De frontairbags beschermen de bestuurder en voorpassagier(s) bij een ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuur wiel en de passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.
Houd tijdens het rijden het opbergvak gesloten om verwondingen bij een aanrijding of een noodstop te voorkomen.
5
Veiligheid