ESP TOYOTA PROACE VERSO EV 2020 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: PROACE VERSO EV, Model: TOYOTA PROACE VERSO EV 2020Pages: 360, PDF Size: 69.02 MB
Page 186 of 360

186
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
NOTIC E
De rij- en parkeerhulpsystemen kunnen nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.De bestuurder moet zich altijd aan de verkeersregels houden, moet onder alle omstandigheden de macht over zijn auto bewaren en moet te allen tijde in staat zijn om de controle weer over te nemen. De bestuurder moet de rijsnelheid altijd aanpassen aan de weersomstandigheden, het verkeer en de toestand van de weg.De bestuurder moet te allen tijde het verkeer in de gaten blijven houden om de snelheid en afstand van andere voertuigen in te schatten voordat richting aangegeven en van rijstrook
gewisseld wordt.De systemen werken uitsluitend binnen de grenzen van de natuurkundige wetten.
NOTIC E
RijhulpsystemenHoud zo veel mogelijk beide handen aan het stuur, gebruik altijd de binnen- en buitenspiegels, houd uw voeten in de buurt van de pedalen en onderbreek een lange rit elke twee uur met een pauze.
NOTIC E
ParkeerhulpsystemenDe bestuurder moet voorafgaand aan en tijdens het manoeuvreren altijd de omgeving van de auto in de gaten houden en hierbij de spiegels gebruiken.
WARNI NG
Radar(s)De werking van de radar(s) en de bijbehorende functies kan negatief worden beïnvloed door de opeenhoping van vuil (modder, ijs, enz.) of bepaalde weersomstandigheden (zware regenval, sneeuw, enz.), of als de bumpers beschadigd zijn.Als de voorbumper moet worden gespoten, neem dan contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Bepaalde laksoorten kunnen de werking van de radar(s) beïnvloeden.
Page 214 of 360

214
Inschakelen
Inschakelen gebeurt automatisch als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij een snelheid die lager is dan 10 km/h.
U kunt de weergavemodus op elk gewenst moment kiezen door op dit gedeelte te drukken.Selecteer, als het submenu wordt weergegeven een van de vier weergaven:“Standaardweergave”.
“180°-weergave”.
“Ingezoomde weergave”.
“AUTO-modus”.
NOTIC E
De functie wordt gedeactiveerd:– Als een aanhangwagen wordt aangekoppeld of een fietsendrager wordt geplaatst op een trekhaak (auto met een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd).– Boven ongeveer 10 km/h.– Als de bagageruimte wordt geopend.– Als de transmissie uit de achteruitversnelling wordt gehaald (het beeld wordt dan nog 7 seconden weergegeven).– Als op de witte pijl in de linkerbovenhoek van het touchscreen wordt gedrukt.
AUTO-modus
Deze modus is standaard geactiveerd.Wanneer een obstakel zich bevindt ter hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm van de auto), wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave van de omgeving achter de auto (standaard) naar de weergave van het beeld van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op het scherm.De blauwe lijnen 1 geven de breedte van de auto weer met uitgeklapte spiegels. Ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO of door deze te selecteren in het menu voor het veranderen van de weergave.
Page 216 of 360

216
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734 en EN16709 en die is gemengd met methylestervetzuren in percentages van resp. maximaal 7%, 10%, 20% en 30%. Als de brandstof B20 of B30 wordt gebruikt, ook al is het slechts incidenteel, moeten de bijzondere onderhoudsvoorschriften (voor “zware rijomstandigheden”) worden nageleefd.
Paraffinehoudende dieselbrandstof die voldoet aan de norm EN15940.
WARNI NG
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie, enz.) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofsysteem).
NOTIC E
Alleen het gebruik van dieselbrandstofadditieven die voldoen aan de norm B715000 is toegestaan.
Diesel bij lage temperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor minimaal 50% gevuld te houden.Bij temperaturen beneden -15°C is het beter om de auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om problemen bij het starten te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor beschadigen.In bepaalde landen kan het nodig zijn een specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek octaangetal, specifieke commerciële benaming, enz.) om de goede werking van de motor te garanderen.Neem voor meer informatie contact op met uw dealer.
Tanken
Inhoud brandstoftank: ongeveer 69 liter.Reservehoeveelheid: ongeveer 6 liter.
Laag brandstofniveau
Wanneer het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat een van deze waarschuwingslampjes branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal. Als het lampje gaat branden, zit er nog ongeveer 8 liter brandstof in de tank.Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over als de brandstof opraakt (diesel).
NOTIC E
Een kleine pijl naast het waarschuwingslampje geeft aan aan welke kant van de auto de tankdopklep zich bevindt.
WARNI NG
Stop & StartTank nooit als de motor in de STOP-stand staat. Zet in dat geval altijd het contact UIT.
Page 222 of 360

222
De betekenis van elk identificatielabel is als volgt:
IdentificatielabelsType voedingConfiguratieType accessoireSpanningsbereik
C
ACTYPE 2Stekker auto en aansluiting auto≤ 480 V RMS
C
ACTYPE 2Stekker en contactdoos≤ 480 V RMS
K
DCCOMBO 2 (FF)Stekker auto en aansluiting auto50 V - 500 V
Page 231 of 360

231
Praktische informatie
7
NOTIC E
Druk, wanneer de selectieve deurontgrendeling is geactiveerd, tweemaal op de ontgrendeltoets om de laadstekker los te nemen.
NOTIC E
Wanneer het laden is voltooid, dooft na ongeveer 2 minuten de groene laadindicator in de klep.
Thuis laden, modus 2
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door het groene controlelampje CHARGE op de regeleenheid; de groene laadindicator in de klep gaat permanent branden.► Plaats de beschermkap terug op de laadstekker en sluit de laadklep.► Neem het uiteinde van de laadkabel met de regeleenheid los uit de contactdoos.
Versneld laden, modus 3
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de regeleenheid en het controlelampje in de klep dat permanent groen brandt.► Hang de laadstekker aan de laadmodule en sluit de laadklep.
Supersnel laden, modus 4
Wanneer het laden is voltooid, wordt dit aangegeven door de lader en het controlelampje in de klep dat permanent groen brandt.► U kunt het laden ook pauzeren door op deze toets in de klep te drukken (alleen in modus 4).► Hang de laadstekker aan de lader.► Plaats, afhankelijk van de uitvoering, de beschermkap terug op het onderste deel en sluit de laadklep.
Spaarmodus
Systeem dat de gebruiksduur van bepaalde functies beheert om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de modus
Op het scherm van het instrumentenpaneel wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de spaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
Page 232 of 360

232
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies meteen weer in te schakelen, volstaat het om de motor te starten en:– minder dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken;– meer dan 10 minuten te laten draaien om de functies gedurende ongeveer 30 minuten te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Start de motor niet herhaaldelijk en continu om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Systeem dat het gebruik van bepaalde functies beheert overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Type ketting
215/65 R1612 mm schakel
215/60 R17
225/55 R17
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige..
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.
► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Page 239 of 360

239
Praktische informatie
7
► Draai nadat u het peil hebt gecontroleerd de olievuldop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
NOTIC E
Na het bijvullen zal de oliepeilmeter op het instrumentenpaneel bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Remvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Is dat niet het geval, controleer dan de slijtage van de remblokken.Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
WARNI NG
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een afgesloten houder.
Stuurbekrachtigings-
vloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Controleer dit door het niveau af te lezen op de vulpijp als de auto horizontaal staat en de motor koud is.
Koelvloeistof
(Diesel)
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet worden bijgevuld.De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.Als het koelvloeistofniveau te laag is, kan de motor ernstig beschadigd raken; het koelvloeistofniveau moet dicht bij het merkteken “MAX” liggen en dit nooit overschrijden.Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken “MIN” bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen.Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom na het uitzetten van de motor ten minste één uur alvorens werkzaamheden uit te voeren.Om het risico op brandwonden te voorkomen als u in geval van nood moet bijvullen: wikkel een doek om de dop en schroef de dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
Verwijder de dop zodra de druk is gedaald en vul bij tot het vereiste niveau.
(elektrisch)
WARNI NG
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken “MIN” bevindt, moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.'s Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt) moet voor de omstandigheden geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het systeem (pomp, reservoir, leidingen, sproeiers, enz.) te beschermen.
Page 254 of 360

254
► Draai de dop van de witte slang los.► Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
► Start de motor en laat de motor draaien.
NOTIC E
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: de bandenreparatievloeistof wordt anders buiten de band gespoten.
► Schakel de compressor in door de schakelaar B in de stand I te zetten tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van
het ventiel (kans op spatten).
NOTIC E
Als na ongeveer 7 minuten de gewenste bandenspanning niet is bereikt, is de band niet te repareren met de bandenreparatieset; neem voor hulp contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
► Verwijder de set en draai de dop van de witte slang vast. Zorg ervoor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik.
WARNI NG
Let op: de bandenreparatievloeistof is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.Houd de vloeistof buiten het bereik van kinderen.De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof is op de flacon vermeld.Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of een officieel inzamelpunt.Vergeet niet om bij een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige een nieuwe flacon met bandenreparatievloeistof te kopen.
► Ga onmiddellijk ongeveer vijf kilometer met lage snelheid (tussen 20 en 60 km/h) rijden, zodat de vloeistof het lek kan dichten.
Page 289 of 360

289
Bluetooth®-audiosysteem
10
Radio:Automatisch stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/hogere frequentie.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, USB, gestreamde audio.Scrollen in een lijst.Radio:Handmatig stapsgewijs zoeken naar een radiozender met een lagere/hogere frequentie.Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst.Media:Selecteren van vorige/volgende map/genre/artiest/afspeellijst van het USB-apparaat.Scrollen in een lijst.Annuleren van de huidige bewerking.Eén niveau omhooggaan in een structuur (menu of map).Toegang tot het hoofdmenu.
In- of uitschakelen van TA-functie (verkeersinformatie).
Lang indrukken: selecteren van berichtensoort.Selecteren van het type radiosignaal (FM/DAB/AM).
Stuurkolomschakelaars
Stuurkolomschakelaars -
Type 1
Radio:Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met
mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Bij ander gebruik dan telefoon:Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparaat is aangesloten), CD, streaming), bevestiging als het menu “Telefoon” geopend is.Lang indrukken: openen van het menu “Telefoon”.
Bij een binnenkomend gesprek:Kort indrukken: aannemen van het gesprek.Lang indrukken: weigeren van het gesprek.Tijdens het gebruik van de telefoon:Kort indrukken: openen van het contextuele telefoonmenu.Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.Bevestigen van een selectie.
Verhogen van het geluidsvolume.
Verlagen van het geluidsvolume.
Onderbreken/weer inschakelen van het geluid door gelijktijdig indrukken van de volumetoetsen.
Stuurkolomschakelaars -
Type 2
Toegang tot de hoofdmenu.
Verhogen van het geluidsvolume.
Onderbreken/weer inschakelen van het geluid.Verlagen van het geluidsvolume.
Bij ander gebruik dan telefoon:Kort indrukken: wijzigen van de audiobron (radio, USB, AUX (mits apparaat is aangesloten),
Page 290 of 360

290
CD, streaming), bevestiging als het menu “Telefoon” geopend is.Lang indrukken: openen van het menu “Telefoon”.Bij een binnenkomend gesprek:Kort indrukken: aannemen van het gesprek.Lang indrukken: weigeren van het gesprek.Tijdens het gebruik van de telefoon:Kort indrukken: openen van het contextuele telefoonmenu.Lang indrukken: beëindigen van het gesprek.Starten van de spraakherkenning van uw smartphone via het systeem.Radio:Kort indrukken: weergeven van de lijst met radiozenders.Lang indrukken: bijwerken van de lijst.Media:Kort indrukken: weergeven van de lijst met mappen.Lang indrukken: weergeven van de verschillende sorteeropties.Radio:
Selecteren van de vorige/volgende voorkeuzezender.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Media:Selecteren van het vorige/volgende nummer.Selecteren van het vorige/volgende item uit een menu of lijst.Indrukken van de draaiknop: bevestigen.
Menu's
Afhankelijk van de uitvoering.“Multimedia”: Parameters media, Radio-instellingen.“Telefoon”: Bellen, Beheer index, Instelling telefoon, Gespr. beëindigen.“Boordcomputer”.
“Onderhoud”: diagnose, Logboek waarschuw., enz.“Verbindingen”: beheer van de verbindingen, apparaten zoeken.“Persoonlijke instelling - configuratie”: Parameters van de auto definiëren, Taalkeuze, Configuratie beeldscherm, Keuze van eenheden, Datum en tijd instellen.Druk op de toets “MENU”.
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren.Druk op deze toets om een frequentieband te selecteren (FM/AM/DAB).Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.
RDS
NOTIC E
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel bij radiogolven en duidt niet op een storing in het audiosysteem.