sensor TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 5 of 646

4.2.8 Brake Hold-systeem........207
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................209
4.3.1 Lichtschakelaar...........209
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...211
4.3.3 Schakelaar mistlampen*......214
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....216
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . 219
4.4Tanken ....................220
4.4.1 Openen van de tankdop......220
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................221
4.5.1 Toyota Safety Sense
*........221
4.5.2 PCS
(Pre-Crash Safety-systeem)
*...226
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....237
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......248
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....252
4.5.6 Dynamic Radar Cruise Control*. . 263
4.5.7 Cruise control*............272
4.5.8 Snelheidsbegrenzer*........275
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*.....276
4.5.10 Toyota Parking Assist-sensor*. . 281
4.5.11 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)
*................291
4.5.12 PKSB (Parking Support Brake)*. 296
4.5.13 Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
*...300
4.5.14 Parking Support Brake-functie
(voor voertuigen die achterlangs
rijden)
*...............303
4.5.15 Stop & Start-systeem*......304
4.5.16 Rijmodusselectieschakelaar . . . 312
4.5.17 Multi-terrain Select (AWD-
uitvoeringen)...........313
4.5.18 Schakelaar SNOW-modus
(AWD-uitvoeringen).......316
4.5.19 Downhill Assist Control
*.....317
4.5.20 Uitlaatgasfiltersysteem*.....319
4.5.21 Ondersteunende systemen . . . 319
4.6 Rijtips.....................325
4.6.1Rijdenindewinter .........325
4.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............328
5. Voorzieningen in het interieur
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........332
5.1.1 Handmatig bediende
airconditioning
*...........332
5.1.2 Automatische airconditioning*. . 336
5.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........343
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 345
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 345
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 347
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......347
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............351
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen
inhetinterieur ................355
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur ...............355
6. Onderhoud en verzorging
6.1 Onderhoud en verzorging.........368
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........368
6.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........371
6.2 Onderhoud..................373
6.2.1 Onderhoud en reparatie......373
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......374
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf
uit te voeren onderhoud......374
6.3.2 Motorkap...............376
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik....377
6.3.4Motorruimte .............378
6.3.5 Banden................384
6.3.6 Bandenspanning..........391
6.3.7Velgen.................392
6.3.8 Interieurfilter............393
6.3.9 Ruitenwisserrubber vervangen . . 395
6.3.10 Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel.......398
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 11 of 646

Overzicht
Exterieur
APortieren blz. 114
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 114
Openen/sluiten van de zijruiten
blz. 158
Vergrendelen/ontgrendelen met de
sleutel blz. 115, blz. 451
Waarschuwingsmeldingen blz. 427
BAchterklep blz. 120
Vergrendelen/ontgrendelen blz. 122
Openen van binnenuit
*1blz. 125
Openen van buitenaf blz. 123,
blz. 125
Waarschuwingsmeldingen blz. 427
CBuitenspiegels blz. 156
Verstellen van de spiegelhoek
blz. 157
Inklappen van de buitenspiegels
blz. 157
Ontwasemen van de spiegels blz. 333,
blz. 338
DRuitenwissers voor blz. 216
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in d
e winter blz. 325Voorkomen van bevriezing
(voorruitverwarming)
*1blz. 335,
blz. 340
Voorzorgsmaatregelen voor de
wasstraat (ruitenwisser met
regensensor)
*1blz. 368
Vervangen van het
ruitenwisserrubber blz. 395
ETankdopklep blz. 220
Tanken blz. 220
Brandstofsoort/inhoud
brandstoftank blz. 466
FBanden blz. 384
Bandenmaat/bandenspanning
blz. 471
Winterbanden/sneeuwkettingen
blz. 325
Controleren/wisselen/
bandenspannings-
waarschuwingssysteem blz. 384
In geval van een lekke band blz. 430,
blz. 441
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
9
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
Page 18 of 646

Dak
AToets SOS*1blz. 48, blz. 57
BExtra opbergvak*1blz. 350
CSchuifdakschakelaars*1blz. 161
DInterieurverlichting*2blz. 346
Leeslampjes blz. 346
EUitschakeltoets inbraaksensor en
hellingsensor*1blz. 63
FSchakelaar elektrisch bedienbaar
zonnescherm*1blz. 164
GMake-upspiegels blz. 355
HZonnekleppen*3blz. 355
IBinnenspiegel*1blz. 147
Digitale binnenspiegel*1blz. 148
*1Indien aanwezig
*2De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
*3Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (→Blz. 38)
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16
Page 27 of 646

Onderdelen SRS-airbagsysteem
ASensoren frontale aanrijding
BAan/uit-schakelaar airbag (indien
aanwezig)
CVoorpassagiersairbag
DSensoren aanrijding opzij
(voorportier)
ECurtain airbags
FGordelspanners en
spankrachtbegrenzers (voorstoelen)
GSensoren aanrijding opzij (voor)
HSide airbags
IGordelspanners en
spankrachtbegrenzers (buitenste
zitplaatsen achter) (indien aanwezig)
JBestuurdersairbag
KKnie-airbag
LWaarschuwingslampje SRS
MAirbag-ECU
NControlelampjes PASSENGER AIR
BAG
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afgebeeld. Het
SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij het activeren van de
airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekingsmechanismen ervoor dat de airbags
snel gevuld worden met niet-giftig gas om de beweging van de inzittenden te helpen
beperken.
Als de SRS-airbags worden geactiveerd
• U kunt lichte schaafplekken,
brandwonden, kneuzingen, e.d.
oplopen als gevolg van de zeer hoge
snelheid waarmee de airbags worden
geactiveerd door hete gassen.• Er is een luide knal hoorbaar en er
komt wit poeder vrij.
• Gedurende enkele minuten na het
activeren van de airbags kunnen de
onderdelen van de airbagmodule
(stuurwielnaaf, afdekkap airbag en
ontstekingsmechanisme) evenals de
1 .1 Voor een veilig gebruik
25
1
Veiligheid en beveiliging
Page 56 of 646

Uitvoeren van de regelgeving
Gebruikersinformatie uitvoering regelgeving, bijlage 1, DEEL 3Conformi-
teit
1. BESCHRIJVING IN VOERTUIG GEÏNTEGREERD ECALL-SYSTEEM
1.1.Overzicht, werking en functionaliteiten van het in het voertuig geïn-
tegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeemO
1.2.De op 112 gebaseerde eCall-dienst is een publieke dienst van alge-
meen nut die gratis beschikbaar is.O
1.3.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
is standaard ingeschakeld. Bij een ernstige aanrijding wordt het sys-
teem automatisch geactiveerd door signalen van sensoren in het
voertuig. Het wordt ook automatisch geactiveerd als de auto is voor-
zien van een TPS-systeem dat niet werkt bij een ernstige aanrijding.O
1.4.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
kan indien nodig ook handmatig worden geactiveerd. Instructies
voor het handmatig activeren van het systeemO
1.5.Als door een ernstige systeemstoring het in het voertuig geïnte-
greerde op 112 gebaseerde eCall-systeem wordt uitgeschakeld, krij-
gen de inzittenden van het voertuig de volgende waarschuwingO
2. INFORMATIE OVER GEGEVENSVERWERKING
2.1.Elke verwerking van persoonsgegevens die via het in het voertuig
geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem zijn verzameld,
moet voldoen aan de regelgeving met betrekking tot persoonsgege-
vens zoals vastgelegd in richtlijn 95/46/EG en 2002/58/EG, en
moet met name zijn gebaseerd op de noodzaak om de vitale belan-
gen van personen te beschermen, conform artikel 7(d) van richtlijn
95/46/EG.O
2.2.De verwerking van dergelijke gegevens dient strikt beperkt te blij-
ven tot het doel van het behandelen van de eCall-noodoproep naar
het Europese alarmnummer 112.O
2.3. Soorten gegevens en hun ontvangers
2.3.1.Het in het voertuig geïntegreerde op 112 gebaseerde eCall-systeem
kan alleen de volgende gegevens verzamelen en verwerken: voertui-
gidentificatienummer, type voertuig (personenauto of lichte bestel-
wagen), type brandstof/aandrijving van het voertuig (benzine/
diesel/aardgas/LPG/elektriciteit/waterstof ), laatste drie locaties en
rijrichting van het voertuig, logbestand van de automatische active-
ring van het systeem inclusief tijdstip van activering.O
2.3.2.De ontvangers van de door het in het voertuig geïntegreerde op
112 gebaseerde eCall-systeem verwerkte gegevens zijn de rele-
vante openbare alarmcentrales die zijn aangewezen door de pu-
blieke autoriteiten van het land waarin deze centrales zijn gevestigd
om als eerste eCall-oproepen naar het Europese alarmnummer
112 te ontvangen en te verwerken.O
1 .3 Noodoproep
54
Page 63 of 646

1.4.2 Supervergrendeling*
*Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt
voorkomen door het ontgrendelen van de
portieren zowel van buitenaf als van
binnenuit onmogelijk te maken.
Auto's die met dit systeem zijn uitgerust,
zijn voorzien van labels op de zijruiten voor.
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling
Inschakelen
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden
de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie (indien
aanwezig): Raak binnen 5 seconden twe-
emaal het sensorgebied van de buiten-
portiergreep van het voorportier aan.
Bij gebruik van de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op
.
Uitschakelen
Bij gebruik van de instapfunctie (indien
aanwezig): Houd de buitenportiergreep
voor vast.
Met de afstandsbediening: Druk op
.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de
supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in
als er zich nog personen in de auto
bevinden, omdat de portieren dan niet
van binnenuit kunnen worden geopend.
1.4.3 Alarm*
*Indien aanwezig
Met licht en geluid worden alarmsignalen
gegeven wanneer er een inbraakpoging
wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is
ingeschakeld, wordt het alarm onder de
volgende omstandigheden geactiveerd:
•
Als een vergrendeld portier wordt
ontgrendeld of geopend zonder gebruik
te maken van de instapfunctie (indien
aanwezig) of de afstandsbediening. (De
portieren zullen automatisch opnieuw
worden vergrendeld.)
• De motorkap wordt geopend.
• De inbraaksensor (indien aanwezig)
signaleert een beweging in de auto.
(Voorbeeld: een indringer breekt een
ruit en dringt de auto binnen.)
•
De hellingsensor (indien aanwezig)
signaleert een verandering in de hoek
van de auto ten opzichte van het
wegdek.
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten van
het alarmsysteem
Zaken die gecontroleerd moeten worden
alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen:
• Er is niemand in de auto.
• De zijruiten en het schuifdak (indien
aanwezig) of het panoramadak (indien
aanwezig) zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
• Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto
achtergebleven.
1 .4 Antidiefstalsysteem
61
1
Veiligheid en beveiliging
Page 65 of 646

• Terwijl het alarm is geactiveerd,
ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het bijladen of vervangen van de
accu.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
(indien aanwezig)
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat
het wordt uitgeschakeld wanneer de
sleutel (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop) of
mechanische sleutel (auto's met Smart
entry-systeem en startknop) wordt
gebruikt om de auto te ontgrendelen.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 476)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor en hellingsensor (indien
aanwezig)
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
• De inbraaksensor signaleert
indringers of een beweging in de auto.
• De hellingsensor signaleert een
verandering van de hoek van de auto
ten opzichte van het wegdek, die
bijvoorbeeld ontstaat als de auto
weggesleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 62)
De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
1 .4 Antidiefstalsysteem
63
1
Veiligheid en beveiliging
Page 66 of 646

• Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop: Nadat de inbraaksensor
en hellingsensor zijn uitgeschakeld,
kunnen deze opnieuw worden
ingeschakeld door het contact AAN te
zetten of door de portieren met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
• Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: Nadat de inbraaksensor en
de hellingsensor zijn uitgeschakeld,
kunnen deze opnieuw worden
ingeschakeld door op de startknop te
drukken of de portieren te
ontgrendelen met de instapfunctie
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem weer wordt
ingeschakeld.
Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Een zijruit, het schuifdak (indien
aanwezig) of het panoramadak (indien
aanwezig) is open.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's– Het bewegen van mensen buiten de
auto
• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
1 .4 Antidiefstalsysteem
64
Page 67 of 646

• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat de inbraaksensor
goed werkt
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: De werking van de
inbraaksensor wordt mogelijk gestopt
wanneer de elektronische sleutel zich
in de buurt van de auto bevindt.
1 .4 Antidiefstalsysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
Page 74 of 646

(Knippert)Controlelampje uitgescha-
keld Stop & Start-
systeem
*1(indien aanwe-
zig)
(→Blz. 422)
(Knippert)Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF
*3
(indien aanwezig)
(→blz. 422)
(Knippert)Controlelampje PKSB OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 422)
(Knippert)Controlelampje RCTA OFF
*1
(indien aanwezig)
(→Blz. 422)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 423)
Waarschuwingslampje on-
juiste bediening pedaal*2
(→blz. 423)
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
(→blz. 423)
(Knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 423)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1(indien
aanwezig) (→blz. 424)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
(→blz. 424)
Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 424)
Controlelampjes achter-
passagiersgordels*4
(→blz. 424)
Controle-
lampjes ach-
terpassa-
giersgordels
(→blz. 424)
*1Deze lampjes gaan branden wanneer
het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is
aangeslagen of nadat er enkele seconden
verstreken zijn. Er kan een storing in een
systeem aanwezig zijn als het lampje niet
gaat branden of uitgaat. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*3Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
*4Auto's met 12,3 inch display
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het ABS of het
waarschuwingslampje SRS niet gaat
branden als u de motor start, kan dat
betekenen dat deze systemen niet
beschikbaar zijn om u te beschermen in
geval van een ongeval, waardoor
dodelijk of ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
2.1 Instrumentenpaneel
72