sensor TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 75 of 646

Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richting-
aanwijzers (→blz. 203)
Controlelampje achterlicht
(→blz. 209)
Controlelampje grootlicht
(→blz. 211)
Controlelampje Automatic
High Beam-systeem (in-
dien aanwezig) (→blz. 211)
Controlelampje mistlampen
voor (indien aanwezig)
(→blz. 214)
Controlelampje mistachter-
licht (indien aanwezig)
(→blz. 214)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*1(indien aanwezig)
(→blz. 187)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*1(indien aanwezig)
(→blz. 192, blz. 196)
(Groen)Controlelampje iMT (indien
aanwezig) (→blz. 201)
Schakeladviesindicator (in-
dien aanwezig) (→blz. 202)
Controlelampje cruise con-
trol (→blz. 252, blz. 263,
blz. 272)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control (in-
dien aanwezig) (→blz. 252,
blz. 263)
Controlelampje cruise con-
trol SET (→blz. 252,
blz. 263, blz. 272)
Controlelampje snelheids-
begrenzer (indien aanwe-
zig) (→blz. 275)
(Wit)Controlelampje LTA
*2(in-
dien aanwezig) (→blz. 242)
(Groen)Controlelampje LTA
*2
(→blz. 242, blz. 227)
(Oranje)
(Knippert)Controlelampje LTA
*2
(→blz. 242)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*3, 4
(indien aanwezig)
(→blz. 282)
Controlelampje PKSB
OFF*3, 5(indien aanwezig)
(→blz. 297)
(Knippert)Controlelampje Traction
Control
*5(→blz. 320)
Controlelampje VSC OFF*3,
5
(→blz. 321)
Waarschuwingslampje
PCS*3, 5(indien aanwezig)
(→blz. 229)
BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegels*5, 6(indien aan-
wezig) (→blz. 277)
Controlelampje BSM (in-
dien aanwezig) (→blz. 276)
Controlelampje RCTA
OFF*3, 5(indien aanwezig)
(→blz. 291)
2.1 Instrumentenpaneel
73
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 76 of 646

Controlelampje Stop &
Start-systeem*5(indien
aanwezig) (→blz. 304)
Controlelampje uitgescha-
keld Stop & Start-
systeem
*3, 5(indien aanwe-
zig) (→blz. 305)
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem
*5(→blz. 207)
Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking*5
(→blz. 207)
Controlelampje antidief-
stalsysteem*8(→blz. 60,
blz. 62)
Controlelampje lage bui-
tentemperatuur*7
(→blz. 76, blz. 81)
ECO-controlelampje*5(in-
dien aanwezig) (→blz. 91)
Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 203)
Controlelampje auto EPB
OFF*3, 5(indien aanwezig)
(→blz. 203)
Controlelampje ECO-
rijmodus (→blz. 312)
Controlelampje SPORT-
modus (→blz. 312)
Controlelampje modus
MUD & SAND (indien aan-
wezig) (→blz. 314)
Controlelampje modus
ROCK & DIRT (indien aan-
wezig) (→blz. 314)
Controlelampje SNOW-
modus (indien aanwezig)
(→blz. 316)
Controlelampje Downhill
Assist Control*5(indien
aanwezig) (→blz. 317)
Controle-
lampje PAS-
SENGER AIR
BAG
*5, 8(in-
dien aanwe-
zig)
(→blz. 33)
*1Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*2Afhankelijk van de bedrijfscondities
wijzigen de kleur en de status (branden/
knipperen) van het controlelampje.
*3Het lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*4Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is ingesch-
akeld. Het gaat na enkele seconden uit.
*5Deze lampjes gaan branden wanneer het
contact AAN wordt gezet om aan te geven
dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is
aangeslagen of nadat er enkele seconden
verstreken zijn. Er kan een storing in een
systeem aanwezig zijn als de lampjes niet
gaan branden of niet uitgaan. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*6Dit lampje gaat branden in de
buitenspiegels.
*7Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje gedurende 10 seconden
knipperen en blijft daarna branden.
*8Dit lampje brandt in het centrale
paneel.
2.1 Instrumentenpaneel
74
Page 97 of 646

• “Brightness” (helderheid)
Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 277)
• “Sensitivity” (gevoeligheid) (indien
aanwezig)
Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
(Toyota Parking Assist-sensor)
(indien aanwezig) (→blz. 281)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Toyota Parking Assist-sensor aan/uit
Hiermee kan de Toyota Parking
Assist-sensor worden in- of
uitgeschakeld.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van de
Toyota Parking Assist-sensor klinkt
instellen.
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert) (indien
aanwezig) (→291)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
aan/uit
Hiermee kunt u het RCTA-systeem in-
of uitschakelen.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
RCTA-zoemer wijzigen.
PKSB (Parking Support Brake
System) (indien aanwezig) (→blz. 296)
Hiermee kunt u de Parking Support
Brake-functie in- of uitschakelen.
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 248)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Road Sign Assist aan/uit
Hiermee kunt u het RSA-systeem in-
of uitschakelen.• “Notification method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode die wordt gebruikt
om de bestuurder te waarschuwen
wanneer het systeem een te hoge
snelheid, een verkeersbord voor een
inhaalverbod of een verkeersbord
voor verboden in te rijden signaleert,
wijzigen.
• “Notification Level” (drempelw. meld.)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de bestuurder
te waarschuwen wanneer het systeem
een verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
DRCC (RSA) (indien aanwezig) (→259)
Hiermee kunt u de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in- of
uitschakelen.
Voertuiginstellingen
•
PBD (elektrisch bedienbare
achterklep) (indien aanwezig)
(→blz. 125)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
– Systeeminstellingen
Hiermee kan de functie elektrisch
bedienbare achterklep worden in-
of uitgeschakeld.
– “Hands Free” (handsfree)
*
Hiermee kunt u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep in-
of uitschakelen.
– “Opening Adjustment” (inst.
opening)
Selecteer de positie openen
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep geheel is geopend.
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume instellen
van de zoemer die klinkt wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep in
werking is.
*Auto's met handsfree elektrisch
bedienbare achterklep
2.1 Instrumentenpaneel
95
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 98 of 646

•(Stop & Start-systeem) (indien
aanwezig) (→blz. 304)
Hiermee kunt u de werkingsduur van
het Stop & Start-systeem instellen als
de airconditioning is ingeschakeld
met de aircoschakelaar.
• “TPWS” (bandenspanningswaarschu-
wingssysteem) (indien aanwezig)
(→blz. 386)
– “Set Pressure” (stel bandenspan-
ning in)
Hiermee kan het bandenspanning-
swaarschuwingssysteem worden
geïnitialiseerd.
– “Change Wheel” (wielen wijzigen)
Hiermee kunt u de ingestelde
identificatiecode van de sensor van
het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem wijzigen. Om deze
functie te kunnen inschakelen moet
een tweede set identificatiecodes
van de sensoren van het banden-
spanningswaarschuwingssysteem
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige worden
geregistreerd. Neem voor meer
informatie over het wijzigen van de
geregistreerde identificatiecode
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• “Rear Seat Reminder” (herinnering
achterbank AAN/UIT) (→blz. 118)
Hiermee kunt u de
herinneringsfunctie voor de
achterstoel in- of uitschakelen.
Instellingen
• “Language” (taal)
Hiermee kunt u de taal op het
multi-informatiedisplay wijzigen.
• “Units” (eenheden)
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.• “Meter Type” (type meter) (7 inch
display)
Hiermee kunt u de weergave van de
snelheidsmeter wijzigen.
•
(ECO-controlelampje) (indien
aanwezig) (→blz. 91)
Hiermee kunt u het ECO-
controlelampje in- en uitschakelen.
•
(Instellingen weergave
rij-informatie)
Hiermee kunt u de weergave van het
brandstofverbruik wijzigen (→blz. 91).
•
(Audio-instellingen) (indien
aanwezig)
Hiermee kunt u het scherm
in- of
uitschakelen.
•
(Instellingen weergave
voertuiginformatie)
– “Display Contents” (informatie op
display)
Hiermee kunt u de weergave van
het AWD-systeem in- of
uitschakelen (→blz. 93).
(AWD-uitvoeringen)
– “Drive Info Type” (rij-info type)
Hiermee kunt u de weergave van
het rij-informatietype wijzigen
tussen de rit en het totaal.
(→Blz. 93).
– “Drive Info Items” (items rij-info)
Hiermee kunt u de items instellen
op het bovenste en onderste deel
van het rij-informatiescherm.
Hierbij kunt u kiezen uit drie items:
gemiddelde rijsnelheid, afstand en
totale tijd.
• “Pop-Up Display” (pop-updisplay)
(indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende
pop-updisplays in- of uitschakelen.
Deze displays kunnen in bepaalde
situaties verschijnen.
– Display van de
kruispuntenbegeleiding van het aan
het navigatiesysteem gekoppelde
systeem (indien aanwezig)
2.1 Instrumentenpaneel
96
Page 105 of 646

wordt weergegeven voor functies
waarvoor informatie over de werking,
de informatie op het display, enz. kan
worden geselecteerd. Selecteer, als
het instelscherm wordt weergegeven,
de instelling of de gewenste waarde
(tijd, enz.) met behulp van
.
4. Druk na het wijzigen van de
instellingen op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Helderheid instrumentenpaneel
aanpassen
Hiermee kunt u de helderheid van de
verlichting van het instrumentenpaneel
afstellen.
LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 237)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• “Lane Centre” (midden rijstrook)
Hiermee kunt u de Lane
Centering-functie in- of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de Lane Departure Alert instellen.
• “Sway Warning” (uitzw. waarsch.)
Hiermee kunt u de waarschuwing voor
slingeren in- of uitschakelen.
• “Sway Sensitivity” (gevoel. uitzw.)
Hiermee kunt u de gevoeligheid van
de waarschuwing voor slingeren
instellen.
BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig) (→blz. 276)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• BSM (Blind Spot Monitor) aan/uit
Hiermee kunt u het BSM-systeem in-
of uitschakelen.
• “Brightness” (helderheid)Hiermee kunt u de helderheid van de
indicatoren in de buitenspiegels
wijzigen. (→Blz. 277)
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u de timing van de
waarschuwing voor een naderend
voertuig wijzigen.
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• PCS aan/uit
Hiermee kunt u het Pre-Collision-
systeem in- of uitschakelen.
• “Sensitivity” (gevoeligh.)
Hiermee kunt u het
waarschuwingstijdstip van het
Pre-Crash Safety-systeem wijzigen.
Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig) (→blz. 281)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Toyota Parking Assist-sensor aan/uit
Hiermee kan de Toyota Parking
Assist-sensor worden in- of
uitgeschakeld.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van de
Toyota Parking Assist-sensor klinkt
instellen.
RCTA (Rear Cross Traffic Alert)
(indien aanwezig) (→blz. 291)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• RCTA (Rear Cross Traffic Alert) aan/uit
Hiermee kunt u het RCTA-systeem in-
of uitschakelen.
• “Volume”
Hiermee kunt u het volume van de
zoemer die bij het bedienen van het
RCTA-systeem klinkt instellen.
2.1 Instrumentenpaneel
103
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 106 of 646

PKSB (Parking Support Brake
System) (indien aanwezig) (→blz. 296)
Hiermee kunt u de Parking Support
Brake-functie in- of uitschakelen.
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 248)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
• Road Sign Assist aan/uit
Hiermee kunt u de RSA (Road Sign
Assist) in- of uitschakelen.
• “Notification Method”
(meldingsmethode)
Hiermee kunt u elke
meldingsmethode wijzigen die wordt
gebruikt om de bestuurder te
waarschuwen wanneer het systeem
een te hoge snelheid of een
verkeersbord voor verboden in te
rijden signaleert.
• “Notification Level” (drempelwaarde
melding)
Hiermee kunt u elk meldingsniveau
dat wordt gebruikt om de bestuurder
te waarschuwen wanneer het systeem
een verkeersbord met een
snelheidslimiet signaleert, wijzigen.
Voertuiginstellingen
• DRCC (RSA) (indien aanwezig)
(→blz. 259)
Hiermee kunt u de Dynamic Radar
Cruise Control met Road Sign Assist
in- of uitschakelen.
•
PBD (elektrisch bedienbare
achterklep) (indien aanwezig)
Hiermee kunt u de volgende zaken
instellen.
– Systeeminstellingen
Hiermee kan de functie elektrisch
bedienbare achterklep worden in-
of uitgeschakeld.
– “Hands Free” (handsfree)
*
Hiermee kunt u de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep in-
of uitschakelen.– “Opening Adjustment” (inst.
opening)
Selecteer de positie openen
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep geheel is geopend.
– “Volume”
Hiermee kunt u het volume instellen
van de zoemer die klinkt wanneer de
elektrisch bedienbare achterklep in
werking is.
*Auto's met handsfree elektrisch
bedienbare achterklep
•
Stop & Start-systeem (indien
aanwezig)
Hiermee kunt u de werkingsduur van
het Stop & Start-systeem instellen als
de airconditioning is ingeschakeld
met de aircoschakelaar.
• “Rear Seat Reminder”
(herinneringsfunctie achterbank)
(→blz. 118) Hiermee kunt u de
herinneringsfunctie voor de
achterbank in- of uitschakelen.
• TPWS
(bandenspanningswaarschuwingssysteem)
(→blz. 386)
– “Set Pressure” (spanning instellen)
Hiermee kan het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
worden geïnitialiseerd.
– “Change Wheel” (band wisselen)
Hiermee kunt u de ingestelde
identificatiecode van de sensor van
het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
wijzigen. Om deze functie te kunnen
inschakelen moet een tweede set
identificatiecodes van de sensoren
van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
door een Toyota-dealer worden
geregistreerd. Neem voor meer
informatie over het wijzigen van de
geregistreerde identificatiecode
contact op met een Toyota-dealer.
2.1 Instrumentenpaneel
104
Page 116 of 646

is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel
aangewezen. (→Blz. 451)
Wanneer u de sleutel van de auto moet
achterlaten bij een parkeerwachter
(auto's met dashboardkastje type B)
Vergrendel indien nodig het
dashboardkastje. (→Blz. 348) Verwijder
de mechanische sleutel voor eigen
gebruik en geef alleen de elektronische
sleutel aan de parkeerwachter.
Als u uw sleutels verliest
→Blz. 451
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
3.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
3.2.1 Portieren
De auto kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, afstandsbediening, sleutel
of schakelaar voor de centrale
vergrendeling.Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Gebruik van de instapfunctie (auto's met
Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt. De portieren en de
achterklep kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
2. Raak de vergrendelsensor (de inke-
ping aan de bovenzijde van de porti-
ergreep) aan om de portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Met de afstandsbediening
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
3.1 Informatie over sleutels
114
Page 117 of 646

1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
zijruiten te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het schuifdak (indien aanwezig) of het
panoramadak (indien aanwezig) te
sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het schuifdak (indien aanwezig) of het
panoramadak (indien aanwezig) te
openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.Met de sleutel
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
1. Vergrendelen van alle portieren
Draai de sleutel en houd hem in die
stand om de zijruiten te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Draai de sleutel en houd hem in die
stand om de zijruiten te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
De portieren kunnen ook worden
vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (→Blz. 452)
Instellen van de ontgrendelfunctie
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Schakel de inbraaksensor en de
hellingsensor van het alarmsysteem
uit om tijdens het veranderen van de
instellingen het alarm niet onbedoeld
te activeren. (indien aanwezig)
(→Blz. 63)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
115
3
Voordat u gaat rijden
Page 119 of 646

Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld. (Afhankelijk van de
locatie van de elektronische sleutel wordt
echter mogelijk vastgesteld dat de sleutel
in de auto is. In dit geval blijft de auto
mogelijk ontgrendeld.)
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
aan de bovenzijde van de portiergreep
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Als het portier niet kan worden
vergrendeld, zelfs niet wanneer het
sensorgebied bovenaan wordt
aangeraakt, kunt u proberen de
sensorgebieden bovenaan en onderaan
tegelijkertijd aan te raken.
Wanneer u handschoenen draagt, trek
deze dan uit.
Zoemer centrale vergrendeling (auto's
met Smart entry-systeem en
startknop)
In de volgende situaties klinkt er
gedurende 5 seconden onafgebroken een
zoemer. Sluit alle portieren volledig en
vergrendel de portieren opnieuw.
• Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen met het Smartentry-systeem met startknop terwijl
een ander portier dan het portier dat
u vergrendelt niet geheel gesloten is.
• Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen met de
afstandsbediening wanneer een
portier niet geheel gesloten is.
Het alarm inschakelen (indien
aanwezig)
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, wordt het alarmsysteem
ingeschakeld. (→Blz. 61)
Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop en de afstandsbediening
beïnvloeden
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
→Blz. 113
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
→Blz. 137
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop (indien aanwezig) of de
afstandsbediening niet goed werkt
• Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: Gebruik de mechanische
sleutel om de portieren te
vergrendelen en ontgrendelen.
(→Blz. 452)
• Vervang de sleutelbatterij door een
nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt. (→Blz. 398)
Als de accu ontladen is
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld en ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop
(indien aanwezig) of de
afstandsbediening. Vergrendel of
ontgrendel de portieren met de sleutel
(auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop) of de mechanische sleutel
(auto's met Smart entry-systeem en
startknop). (→Blz. 115, blz. 452)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
117
3
Voordat u gaat rijden
Page 128 of 646

nogmaals wordt ingedrukt terwijl de
beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde richting.
Gebruik van de achterklepgrepen
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep
A.
De bekrachtigingsfunctie van de
achterklep (→blz. 128) wordt geactiveerd
en de elektrisch bedienbare achterklep
sluit verder automatisch.
Gebruik van de sensor regeling
voetbediening (auto's met handsfree
elektrisch bedienbare achterklep)
De handsfree elektrisch bedienbare
achterklep maakt het automatisch
openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk door uw
voet onder het midden van de
achterbumper te plaatsen en hem van de
achterbumper vandaan te bewegen. Zorg
ervoor dat voor het bedienen van de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep het contact UIT staat, de
handsfree-functie van de elektrischbedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 94) en dat u een elektronische
sleutel bij u draagt.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 30 tot 50 cm van de
achterbumper.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 135)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot 10 cm
onder de achterbumper te bewegen
en vervolgens weer terug te trekken.
• Voer deze volledige beweging
binnen 1 seconde uit.
• De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de
achterbumper.
• Raak bij het gebruik van de
handsfree functie van de elektrisch
bedienbare achterklep de
achterbumper niet aan.
•
Als er zich in het passagierscompa-
rtiment of de bagageruimte een
andere elektronische sleutel bevindt,
duurt het mogelijk iets langer dan
normaal voordat de achterklep in
werking treedt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126