YAMAHA MAJESTY 400 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2010, Model line: MAJESTY 400, Model: YAMAHA MAJESTY 400 2010Pages: 94, PDF Size: 1.99 MB
Page 11 of 94
1-4
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
grondspeling of de hellinghoek op
geen enkele manier vermindert, de
veerweg, de stuuruitslag of de bedie-
ning niet beperkt en geen lampen of
reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires dwingen de
bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
In de handel verkrijgbare banden en
velgen
De banden en velgen die bij uw scooter
werden geleverd zijn ontworpen om de mo-
gelijkheden van de machine te ondersteu-
nen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-21
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
DAU10372
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden
Geef duidelijk richting aan wanneer u
een bocht neemt.
Op een nat wegdek kan remmen ui-
terst lastig zijn. Vermijd te hard rem-
men, de scooter zou kunnen slippen.
Bedien de remmen rustig wanneer u
op een nat wegdek wilt stoppen.
Minder snelheid bij het naderen van
een bocht of een afslag. Trek lang-
zaam op nadat u de bocht hebt geno-
men.
Wees voorzichtig bij het passeren van
geparkeerde auto’s. Een bestuurder
merkt u mogelijk niet op en kan het
portier openslaan in uw rijrichting.
Spoorwegovergangen, tramrails, ijze-
ren platen gebruikt in de wegenbouw
en putdeksels worden in natte toe-
stand zeer glad. Minder snelheid en
passeer ze voorzichtig. Houd de scoo-
ter recht, anders kan hij gaan schui-
ven.
De remvoeringen kunnen nat worden
bij het wassen van de scooter. Contro-
leer de remmen na het wassen van de
scooter, voordat u gaat rijden.
Draag steeds een helm, handschoe-
nen, een lange broek (taps toelopend
✼✦✧✯✱✥ ✧
Page 12 of 94
1-5
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
bij de enkel/omslag, om flapperen te
voorkomen), en een felgekleurd jack.
Vervoer op uw scooter niet te veel ba-
gage. Een overbeladen scooter is on-
stabiel. Gebruik degelijke snelbinders
om bagage aan de bagagedrager vast
te binden (indien het voertuig is voor-
zien van een bagagedrager). Losse
bagage beïnvloedt de stabiliteit van de
scooter en kan uw aandacht afleiden
van het verkeer. (Zie pagina 1-1.)
✼✦✧✯✱✥
Page 13 of 94
2-1
1
2
BESCHRIJVING
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
10 1
2
3
5
67
8
4
11
9
1. Koplamp (pagina 6-34)
2. Tankdop (pagina 3-12)
3. Achterste opbergcompartiment (pagina 3-17)
4. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing (pagina 6-18)
5. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
6. Zekeringen (pagina 6-32)
7. Accu (pagina 6-30)8. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-18)
9. Luchtfilterelement (links) (pagina 6-18)
10.Oliefilterelement (pagina 6-13)
11.Zijstandaard (pagina 3-19)
✼✦✧✯✱✥ ✤
Page 14 of 94
BESCHRIJVING
2-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
5 123
4
7
6
8
1. Handgreep (pagina 5-2)
2. Duozadel (pagina 3-15)
3. Bestuurderszadel (pagina 3-15)
4. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-17)
5. Radiator
6. Middenbok (pagina 6-28)
7. Luchtfilterelement (rechts) (pagina 6-18)8. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-18)
✼✦✧✯✱✥ ✥
Page 15 of 94
BESCHRIJVING
2-3
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
2 13467
9 10 11 12
58
1. Achterremhendel (pagina 3-10)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-11)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
6. Toerenteller (pagina 3-4)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)8. Voorremhendel (pagina 3-10)
9. Gasgreep (pagina 6-21)
10.Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-17)
11.Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
12.Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-17)
✼✦✧✯✱✥ ✦
Page 16 of 94
3-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU10976
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd
in de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-3.)De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP
DCA11821
ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL
NIET VERLIEST! NEEM DIRECT
CONTACT OP MET UW DEALER
ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als
de codeersleutel verloren is, kun-
nen de standaardsleutels niet op-
nieuw gecodeerd worden. U kunt
het voertuig dan nog steeds starten
met de standaardsleutels, maar als
ze opnieuw gecodeerd moeten wor-
den (d.w.z. als er een nieuwe stan-
daardsleutel is gemaakt of als alle
sleutels verloren zijn), dient het ge-
hele startblokkeersysteem vervan-
gen te worden. Daarom wordt u
sterk aangeraden een van de stan-daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel op een veilige plek te
bewaren.
Dompel de sleutels nooit in water.
Stel de sleutels nooit bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Leg de sleutels nooit vlakbij magne-
tische voorwerpen (zoals bijvoor-
beeld speakers enz.).
Plaats nooit voorwerpen die elektri-
sche signalen uitzenden vlakbij de
sleutels.
Plaats nooit zware voorwerpen op
de sleutels.
U mag de sleutels nooit slijpen of
de vorm ervan wijzigen.
U mag het plastic gedeelte van de
sleutels nooit demonteren.
Hang nooit twee sleutels van een
startblokkeersysteem aan dezelfde
sleutelring.
Bewaar de standaardsleutels en
ook de sleutels van andere start-
blokkeersystemen altijd op een an-
dere plek dan de codeersleutel van
het voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen altijd uit de buurt van
het contactslot, want anders kun-
nen ze signaalstoring veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
✼✦✧✯✱✥ ✤
Page 17 of 94
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
2
34
5
6
7
8
9
DAU10472
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
OPMERKING
Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep)
voor regelmatig gebruik van de machine.
Bewaar de codeersleutel (rode greep) op
een veilige plaats en gebruik deze uitslui-
tend voor hercodering om het risico op ver-
lies te minimaliseren.
DAU34121
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en deparkeerlichten gaan branden en de motor
kan worden gestart. De sleutel kan niet wor-
den uitgenomen.
OPMERKING
De koplampen gaan automatisch branden
wanneer de motor wordt gestart en blijven
aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid of de zijstandaard omlaag wordt be-
wogen.
DAU10661
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA10061
Draai nooit de sleutel naar “OFF” of
“LOCK” terwijl de machine rijdt. Hier-
door worden de elektrische systemen
uitgeschakeld, wat mogelijk kan leiden
tot verlies van de controle of een onge-
val.
DAU10683
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en
draai deze dan naar “LOCK”. Houd de
sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan naar
“OFF”. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
DAU10941
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “ ” te kunnen draaien.
LET OP
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
✼✦✧✯✱✥ ✥
Page 18 of 94
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11004
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43023
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschuwings-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU43032
ABS-waarschuwingslampje “”
(voor modellen met ABS)
LET OP
DCA10831
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, is het ABS-systeem mogelijk defect.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
Zie pagina 3-11 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de nood-
stopschakelaar op “ ” te zetten en de
sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
WAARSCHUWING
DWA11350
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden brandt of knippert, wordt
alleen het conventionele remsysteem
gebruikt. Wees dan voorzichtig en zorg
dat de wielen tijdens plotseling remmen
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje startblokkering
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. ABS-waarschuwingslampje “ ”
(voor modellen met ABS)
123
4
5
ABS
ABS
✼✦✧✯✱✥ ✦
Page 19 of 94
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
2
34
5
6
7
8
9
niet blokkeren.
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven ter-
wijl de scooter op de middenbok staat. Er is
dan echter geen sprake van een storing.
DAU38623
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-7 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de mo-
torrijder het motortoerental controleren en
dit binnen het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid,
slaat de naald van de toerenteller eenmaal
helemaal uit tot aan het hoogste aantal toe-
ren per minuut en keert daarna weer terug
naar nul tpm om het elektrische circuit te
testen.
LET OP
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
1. Snelheidsmeter
1
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
✼✦✧✯✱✥ ✧
Page 20 of 94
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU3413A
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12312
Zet de machine stil voordat u wijzigingen
aanbrengt in de instellingen van het mul-
tifunctionele display. Het aanbrengen
van wijzigingen tijdens het rijden kan u
afleiden en vergroot het risico op een
ongeval.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een kilometerteller
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand weergeeft vanaf
het moment dat het onderste segment
van de brandstofniveaumeter en de
waarschuwingsindicator brandstofni-
veau gaan knipperen)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een omgevingstemperatuurweergave
een indicator olieverversing
een indicator V-snaarvervanging
OPMERKING
Vergeet niet de sleutel naar “ON” te
draaien voordat u de “SELECT”- en
“RESET”-toets gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten
een voor een op het multifunctionele
display en verdwijnen dan weer om
het elektrisch circuit te testen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de “SELECT”-toets
wisselt de weergave tussen de kilometertel-
lermodus “Odo” en de rittellermodi “Trip”, in
de onderstaande volgorde:
Odo
→
Trip (boven)
→
Trip (onder)
→
Odo
Als er ongeveer 2.8 L (0.74 US gal, 0.62
Imp.gal) brandstof in de tank over is, begin-
nen het onderste segment van de brand-
stofniveaumeter en de
waarschuwingsindicator brandstofniveau te
knipperen. De displayweergave wisselt au-
tomatisch naar de brandstofreserve-ritteller
“Trip F”, waarop de afgelegde afstand vanaf
dat punt wordt aangegeven. In dat geval
1. Klok/omgevingstemperatuurdisplay
2. Temperatuurmeter koelvloeistof
3. Brandstofniveaumeter
4. Kilometerteller/rittellers
5.“SELECT”-toets
6.“RESET”-toets
1
2
3
4
5
6
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“”
3. Waarschuwingsindicator
koelvloeistoftemperatuur “”
4. Indicator olieverversing “OIL”
123
4
✼✦✧✯✱✥