YAMAHA MAJESTY 400 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2011, Model line: MAJESTY 400, Model: YAMAHA MAJESTY 400 2011Pages: 94, PDF Size: 2.13 MB
Page 51 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de schroeven.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel zoals
getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de schroeven
aan.
Stroomlijnpanelen C en D
Verwijderen van een stroomlijnpaneel1. Verwijder de stroomlijnpanelen A en
B.
2. Verwijder het duozadel. (Zie
pagina 3-15.)
3. Verwijder de handgreep door de bou-
ten van de handgreep en de flensbus-
sen te verwijderen.
4. Verwijder het afdekplaatje van deschroeven door dit los te trekken.
5. Verwijder de schroeven en neem dan
het stroomlijnpaneel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
1. Stroomlijnpaneel B
2. Schroef
1. Stroomlijnpaneel B
1
21
1. Bout van handgreep
2. Flensbus
3. Handgreep
1
1
12
2
1223
1. Afdekplaatje schroeven
1. Schroef
1
1
1
Page 52 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
schroeven aan.
2. Monteer het afdekplaatje van de
schroeven door dit in de oorspronkelij-
ke positie te plaatsen.
3. Bevestig de handgreep door de flens-
bussen en bouten van de handgreep
aan te brengen.
4. Installeer het duozadel.
5. Bevestig de stroomlijnpanelen A en B.
Stroomlijnpaneel E
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Trek de voetplaatmatten aan linkerzij-
de omhoog zoals getoond.2. Verwijder de schroeven in het stroom-
lijnpaneel.
3. Trek het stroomlijnpaneel iets omlaag
en vervolgens naar buiten, zoals ge-
toond in de afbeelding.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Steek de uitsteeksels aan het stroom-
lijnpaneel in de sleuven zoals getoond
in de afbeelding en breng dan de
schroeven aan.
2. Plaats de voetplaatmatten aan de lin-
Aanhaalmoment:
Bout van handgreep:
23 Nm (2.3 m·kgf, 16.6 ft·lbf)
1. Voerplaatmat linkerzijde
1. Schroef
1
1
1. Stroomlijnpaneel E
1. Uitsteeksel
1
1
1
Page 53 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
2
3
4
5
67
8
9
kerzijde weer in de oorspronkelijke po-
sitie.
DAU47890
Paneel A
Om het paneel te verwijderen
Verwijder de schroeven en trek dan het pa-
neel naar buiten.
Om het paneel aan te brengenPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU34173
Bougie controleren
De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Trek de mat van het opbergcomparti-
ment omhoog en verwijder dan de
bougiekap door de schroeven los te
halen.
1. Paneel A
2. Schroef
21
1. Schroef
2. Paneel A
12
Page 54 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKING
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bougie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bodembekleding opbergcompartiment
2. Bougiekap
3. Schroef
1. Bougiedop
1
2
3
1
1. Bougiesleutel
1
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
Page 55 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
5
67
8
9
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
3. Installeer de bougiedop.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de bougiekabel is vastge-
maakt in de slangklem zoals aangegeven.4. Monteer de bougiekap door de
schroeven aan te brengen.
5. Plaats de mat van het opbergcompar-
timent in de oorspronkelijke positie.
6. Sluit het bestuurderszadel.
DAU34187
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema, en wanneer de indica-
tor olieverversing gaat branden.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen het uitein-
de van de peilstok en de merkstreep voor
maximumniveau liggen.
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
1. Bougiedop
2. Bougiekabelklem
3. Bougiekabel
1
2 3
Page 56 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Als het motorolieniveau niet tussen het
uiteinde van de peilstok en de merk-
streep voor maximumniveau ligt, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op de middenbok.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motorom de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
LET OP:
Bij
het verwijderen van het deksel van
het oliefilterelement valt de com-
pressieveer naar buiten. Zorg er-
voor dat u de compressieveer niet
kwijtraakt.
[DCA12911]
6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
1. Olievuldop
2. Peilstok
3. Merkstreep maximumniveau
4. Uiteinde van de motoroliepeilstok
34
1
2
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterdeksel
2. O-ring
3. Drukveer
4. Oliefilterelement
21
1
24
3
Page 57 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
2
3
4
5
67
8
9
7. Monteer de compressieveer en het
oliefilterdeksel door de bouten aan te
brengen en zet deze dan vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.
8. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11670
Gebruik geen olie met een
“CD”-dieselspecificatie of een ho-
gere kwaliteit dan gespecificeerd.
Gebruik ook geen olie met een
“ENERGY CONSERVING II” of ho-
gere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Stel de indicator olieverversing op de
volgende wijze terug.
Terugstellen van de indicator oliever-
versing
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de “OIL CHANGE”-knop twee
tot acht seconden ingedrukt.
3. Laat de “OIL CHANGE”-knop los, de
indicator olieverversing zal nu uitgaan.
OPMERKING
Als de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdstip voor olieverver-
sing weer correct wordt aangegeven. Volg
de hierboven beschreven werkwijze om de
indicator olieverversing terug te stellen
voordat de olieverversingstermijn is verstre-
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
1.50 L (1.59 US qt, 1.32 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.70 L (1.80 US qt, 1.50 Imp.qt)
1. “OIL CHANGE”-knop
1
Page 58 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
ken, maar kijk wel of de indicator ca. 1.4 se-
conde brandt nadat de “OIL
CHANGE”-knop is losgelaten; zo niet, her-
haal dan de procedure.
DAU20065
Eindoverbrengingsolie
Het eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage dient u de scooter door
een Yamaha dealer te laten nakijken en re-
pareren. Bovendien dient de eindoverbren-
gingsolie als volgt te worden ververst op de
tijdstippen vermeld in het periodieke onder-
houds- en smeerschema.
1. Start de motor, warm de eindoverbren-
gingsolie op door enkele minuten te rij-
den en zet dan de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de gebruik-
te olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.
5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.6. Monteer de aftapplug van de eindover-
brengingsolie met de nieuwe pakking
en zet de bout vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
7. Vul met de aangegeven hoeveelheid
van de aanbevolen eindoverbrenging-
solie.
WAARSCHUWING! Zorg er-
voor dat geen vreemde materialen
in het eindoverbrengingshuis te-
rechtkomen. Zorg ervoor dat geen
olie op de band of het wiel terecht-
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
3. Aftapplug versnellingsbakolie
4. Pakking
Aanhaalmoment:
Aftapplug eindoverbrengingsolie:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
21
34
Page 59 of 94
![YAMAHA MAJESTY 400 2011 Instructieboekje (in Dutch)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
5
67
8
9
komt.
[DWA11311]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-
gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het ei YAMAHA MAJESTY 400 2011 Instructieboekje (in Dutch)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
5
67
8
9
komt.
[DWA11311]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-
gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het ei](/img/51/50619/w960_50619-58.png)
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
5
67
8
9
komt.
[DWA11311]
8. Plaats de vuldop van de eindoverbren-
gingsolie met de nieuwe o-ring en
draai de vuldop vast.
9. Controleer het eindoverbrengingshuis
op olielekkage. Zoek in geval van lek-
kage naar de oorzaak.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU34193
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Trek de rechter voetplaatmat omhoog
zoals getoond.3. Verwijder de afdekkap over het koel-
vloeistofreservoir door de schroef los
te halen.
4. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
Aanbevolen eindoverbrengingsolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1. Voetplaatmat rechterzijde
1. Schroef
2. Kap koelvloeistofreservoir
1
1
2
Page 60 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
5. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, open dan de dop van het koel-
vloeistofreservoir, vul koelvloeistof bij
tot de merkstreep voor maximumni-
veau en sluit de dop van het koelvloei-
stofreservoir weer.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP:
Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om tevoorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
6. Monteer het koelvloeistofreservoir
door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de rech-
terzijde in de oorspronkelijke positie.
DAU34206
Luchtfilterelementen,
aftapslangen en
luchtfilterelement in
V-snaarbehuizing
De luchtfilterelementen en het luchtfilterele-
ment in de V-snaarbehuizing moeten wor-
den gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema. Reinig alle luchtfilterele-
menten vaker als u in zeer stoffige of
vochtige gebieden rijdt.
Luchtfilterelementen vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING
Werk als volgt bij beide luchtfilterelemen-
ten.
2. Verwijder het deksel van het luchtfilter-
huis door de rubber doppen en de
schroeven te verwijderen.
1. Merkstreep minimumniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.32 L (0.34 US qt, 0.28 Imp.qt)1
2
3