YAMAHA MT-09 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2016, Model line: MT-09, Model: YAMAHA MT-09 2016Pages: 112, PDF Size: 4.73 MB
Page 31 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te ge ven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU73441
Schakelaar tractieregeling “TCS” (indien
aanwezig)
Druk met de gasgreep gesloten deze scha-
kelaar omlaag om te wisselen van TCS “1”
naar “2”. Druk de schakelaar omhoog om te
wisselen van TCS “2” naar “1”.
Houd terwijl de machine stilstaat deze scha-
kelaar twee seconden omhoog gedrukt om
het systeem uit te schakelen. Druk omlaag
om het systeem in te schakelen.OPMERKING
De huidige TCS-instelling wordt weer-
gegeven in de TCS-weergave (pagina
3-10).
Zie pagina 3-19 voor uitleg over de
werking en instellingen van de tractie-regeling.
DAU54212
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval, zo-
als wanneer de machine omslaat of als de
gaskabel blijft hangen.
DAU41701
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne- mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-den.
DAU47496
Rijmodusschakelaar “MODE”
WAARSCHUWING
DWA15341
Wijzig de rijmodus niet tijdens het rijden.
Met deze schakelaar wijzigt u de rijmodus
naar “STD”, “A” of “B” in de onderstaande
volgorde:
STD
A B STD
De gasgreep moet volledig gesloten zijn bij
het wijzigen van de rijmodus. (Zie pagina
3-14 voor uitleg over de afzonderlijke rijmo-
di.)OPMERKING
De modus is standaard ingesteld op
“STD”. De modus keert terug naar
“STD” wanneer u de sleutel naar
“OFF” draait.
De geselecteerde modus wordt ge-
B87-F8199-D0_1.book 16 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 32 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-17
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
toond in de rijmodusweergave. (Ziepagina 3-9.)
DAU12822
KoppelingshendelDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te ont-
koppelen. Laat de hendel los om de koppe-
ling te laten aangrijpen. Voor een soepele
werking van de koppeling moet de hendel
snel ingetrokken worden en langzaam wor-
den losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-29.)
DAU12872
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
B87-F8199-D0_1.book 17 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 33 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-18
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU26825
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU51802
ABS (voor modellen met ABS)Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pu lsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Remhendel
2. Afstand tussen remhendel en gasgreep
3. Stelwiel afstelpositie remhendel
4. “ ”-merkteken
543
21
1
2
43
1. Rempedaal
1
B87-F8199-D0_1.book 18 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 34 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-19
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel op
“ON” is gezet en het voertuig rijdt met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van onder de zitting
en wanneer u de remhendel of het
rempedaal licht bedient, kan een tril-
ling in de hendel of het pedaal voel-
baar zijn. Dit duidt niet op een storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16121
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoorhet ABS-systeem niet meer goed werkt.
DAU73141
Tractieregeling
(indien aanwezig)De tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de tractieregeling
in door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15432
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijdbijzonder gladde oppervlakken.
Het controlelampje “ ” knippert als de
tractieregeling is ingeschakeld. U hoort mo-
gelijk kleine veranderingen in het motor- en
uitlaatgeluid wanneer de tractieregeling
wordt ingeschakeld.
Onder bepaalde omstandigheden kan de
tractieregeling automat isch worden uitge-
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
12
B87-F8199-D0_1.book 19 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 35 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-20
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
schakeld. Als dit gebeurt gaan het controle-
lampje “ ” en het waarschuwingslampje
“ ” branden.
De TCS-weergave (pagina 3-10) geeft de
huidige TCS-instelling aan. Er zijn drie in-
stellingen.
TCS “OFF”
In de modus TCS “OFF” is de tractierege-
ling uitgeschakeld.
TCS “1”
In de modus TCS “1” wordt de ondersteu-
ning van de tractieregeling geminimali-
seerd.
TCS “2”
In de modus TCS “2” wordt de ondersteu-
ning van de tractieregeling gemaximali-
seerd en wordt de wielslip het meest
geregeld.OPMERKING
Gebruik de schakelaar tractieregeling
(pagina 3-16) om de TCS-instellingen
te wijzigen.
De tractieregeling kan alleen worden
in- of uitgeschakeld wanneer de ma-
chine stilstaat.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, wordt de tractieregeling in-
geschakeld en ingesteld op TCS “1” of “2” (welke het laatst was geselec-
teerd).
Als de machine vast is komen te zitten
in modder, zand of een ander zacht
oppervlak, schakel dan de tractierege-
ling uit om het vrijmaken van het ach-terwiel te vergemakkelijken.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 6-16.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt automatisch uitge-
schakeld wanneer:
het voor- of achterwiel van de grond
komt tijdens het rijden.
tijdens het rijden overmatige wielslip
van het achterwiel wordt gedetec-
teerd.
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl de sleutel op “ON” staat (zoals
bij het uitvoeren van onderhoud).
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje “ ” als het
waarschuwingslampje “ ” branden.
Probeer als dit gebeurt het systeem als volgt terug te stellen.
1. Stop de machine en draai de sleutel
naar “OFF”.
2. Wacht enkele seconden en draai de sleutel dan terug naar “ON”.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.
4. Het waarschuwingslampje “ ” dient uit te gaan nadat een rijsnelheid van
20 km/h (12 mi/h) is bereikt.
OPMERKINGAls het controlelampje “ ” of het waar-
schuwingslampje “ ” na het terugstellen
blijft branden, kan nog steeds met de ma-
chine worden gereden; laat de machine
echter zo snel mogelijk nakijken door uwYamaha dealer.
B87-F8199-D0_1.book 20 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 36 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-21
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU13075
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop 1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-kage ontstaat brandgevaar.
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens hettanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
B87-F8199-D0_1.book 21 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 37 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-22
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid- dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en ka n letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU58111
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits
het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Voorgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve: 2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal)
B87-F8199-D0_1.book 22 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 38 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-23
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU51193
Tankbeluchtingsslang en
overloopslangAlvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Controleer of alle slangen door de
klem worden geleid.
DAU13434
UitlaatkatalysatorDit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
1. Tankbeluchtingsslang en overloopslang
2. Klem
21
B87-F8199-D0_1.book 23 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 39 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-24
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU57991
ZadelVerwijderen van het zadel 1. Open de zadelslotafdekking, steek de
sleutel in het zadelslot en draai deze
vervolgens linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast, trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel 1. Steek de uitsteeksels in de zadelbe- vestiging zoals afgebeeld. 2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeldalvorens te gaan rijden.
DAU58200
OpbergcompartimentHet opbergcompartiment bevindt zich on-
der het zadel. (Zie pagina 3-24.)
Als documenten of andere voorwerpen in
het opbergcompartiment worden opgebor-
gen, doe ze dan in een plastic zak om nat
worden te voorkomen. Zorg bij het wassen
van de machine dat geen water het opberg-
compartiment kan binnendringen.
WAARSCHUWING
DWA10962
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) van het opberg-
compartiment niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 174 kg (384 lb) (MT09A)
177 kg (390 lb) (MT09) voor de ma-
1. Zadelslot
2. Afdekking zadelslot
3. Ontgrendelen.1
32
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
21
1. Opbergcompartiment
1
B87-F8199-D0_1.book 24 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分
Page 40 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-25
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
chine niet.
DAU62450
De voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA14671
Geef altijd beide vorkpoten dezelfde
veervoorspanning, anders kan slecht
weggedrag en verminderde rijstabiliteithet gevolg zijn.
Beide voorvorkpoten zijn voorzien van een
stelbout voor veervoorspanning. De rech-
tervoorvorkpoot is v oorzien van een stel-
schroef voor uitgaande demping.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b). De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspan-
ning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
1. Stelbout veervoorspanning
1. Afstand A
1
1
(a)
(b)
(a)
(b)
1
B87-F8199-D0_1.book 25 ページ 2015年12月16日 水曜日 午後5時9分