YAMAHA MT-125 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2020, Model line: MT-125, Model: YAMAHA MT-125 2020Pages: 96, PDF Size: 8.32 MB
Page 21 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-7
3
reserve-ritteller “TRIP F” en wordt de afge-
legde afstand vanaf dat punt aangegeven.
In dat geval wordt door het indrukken van
de “SELECT”-toets gewisseld tussen de
diverse weergaven van ritteller, kilometer-
teller, huidig verbruik, gemiddeld verbruik
en modi voor gemiddelde snelheden, in de
onderstaande volgorde:
TRIP F → km/L of L/100 km → AVE_ _._
km/L of AVE_ _._ L/100 km → AVE_ _._
km/h → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP F
Voor Verenigd Koninkrijk:
TRIP F → km/L, L/100 km of MPG → AVE_
_._ km/L, AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _ _._
MPG→ AVE_ _._ km/h of AVE_ _._ MPH →
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de “SELECT”-toets
te drukken en vervolgens de “RESET”-
toets ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en wordt
de vorige ritteller weergegeven.
Kilometerteller
De kilometerteller toont de totale afstand
die door de machine is afgelegd. Deze
wordt vergrendeld bij 999999 en kan niet
worden teruggesteld.Rittellerweergave
De rittellers tonen de totale afstand die is
afgelegd sinds de tellers voor het laatst
werden teruggesteld.
Houd de “RESET”-toets ingedrukt om een
ritteller terug te stellen.
OPMERKING
De rittellers worden teruggesteld en
blijven tellen nadat 9999.9 is bereikt.
Houd de “RESET”-toets ingedrukt om
de rittellers terug te stellen terwijl deze
worden weergegeven.
Modus huidig brandstofverbruik
Geeft het huidige verbruik weer wanneer
het voertuig minimaal 10 km/h (6 mi/h) rijdt.
Het huidige brandstofverbruik kan worden
ingesteld op “km/L”, “L/100 km” of “MPG”
(voor Verenigd Koninkrijk).
1. Kilometerteller
ZAUM15751
1. Ritteller
1. Weergave huidig brandstofverbruik
ZAUM15761
ZAUM15771
UB6GD0D0.book Page 7 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 22 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-8
3
Als u de weergave van het huidige verbruik
wilt wisselen tussen “km/L”, “L/100 km” en
“MPG” (voor Verenigd Koninkrijk), houdt u
de “SELECT”-toets ingedrukt.
“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“MPG” (voor Verenigd Koninkrijk): De
afstand die onder de huidige rijom-
standigheden kan worden afgelegd
met 1.0 Imp.gal brandstof wordt
weergegeven.
OPMERKING
Bij snelheden onder 10 km/h (6 mi/h)
wordt “_ _._” weergegeven.
Het huidige verbruik dient alleen ge-
bruikt te worden als algemene refe-
rentie. Gebruik dit getal niet om de
afstand te schatten die met de huidige
brandstoftank kan worden afgelegd.
Modus gemiddeld brandstofverbruik
Geef het gemiddelde brandstofverbruik
weer sinds de weergave op nul is terugge-
steld.Het gemiddelde brandstofverbruik kan
worden ingesteld op “AVE_ _._ km/L”,
“AVE_ _._ L/100 km” of “AVE_ _ _._ MPG”
(voor Verenigd Koninkrijk).
Als u de weergave van het gemiddelde ver-
bruik wilt wisselen tussen “AVE_ _._ km/L”,
“AVE_ _._ L/100 km” of “AVE_ _ _._ MPG”
(voor Verenigd Koninkrijk), houdt u de “SE-
LECT”-toets ingedrukt.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _ _._ MPG” (voor Verenigd Ko-
ninkrijk): De gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof wordt weergegeven.
Houd de “RESET”-toets ingedrukt om de
weergave van het gemiddelde verbruik te-
rug te stellen.
OPMERKING
Nadat u de weergave van het gemid-
delde brandstofverbruik hebt terugge-
steld, wordt “_ _._” weergegeven
totdat 1 km (0.6 mi) met de machine is
afgelegd.
Het gemiddelde verbruik dient alleen
gebruikt te worden als algemene refe-
rentie. Gebruik dit getal niet om de af-
stand te schatten die met de huidige
brandstoftank kan worden afgelegd.
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
ZAUM15781
UB6GD0D0.book Page 8 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 23 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-9
3
Modus voor gemiddelde snelheid
Geeft de rijsnelheid van het voertuig weer
sinds de weergave op nul is teruggesteld.
Als u de weergave van de gemiddelde snel-
heid wilt terugstellen, houdt u de “RESET”-
toets net zolang ingedrukt tot de gemiddel-
de snelheid knippert en drukt u vervolgens
de toets opnieuw in.
Instelfunctie voor displayhelderheid en
controlelampje schakelmoment
Deze instelfunctie schakelt door vijf regel-
functies heen in de onderstaande volgorde.
Displayhelderheid: de multifunctionele
meter kan worden aangepast aan de
displayhelderheid.
Knipperpatroon voor controlelampje
schakelmoment: via deze functie kiest
u of het controlelampje moet wordengeactiveerd en of het bij activering
moet knipperen of continu moet bran-
den.
Activeringspunt voor controlelampje
schakelmoment: via deze functie kiest
u het motortoerental waarbij het con-
trolelampje wordt geactiveerd.
Deactiveringspunt voor controlelamp-
je schakelmoment: via deze functie
kiest u het motortoerental waarbij het
controlelampje wordt gedeactiveerd.
Helderheid voor controlelampje scha-
kelmoment: via deze functie regelt u
de helderheid van het controlelampje.
De displayhelderheid en het controlelampje
voor het schakelmoment instellen
1. Draai de sleutel naar “ ”.
2. Druk de “SELECT”-toets in en houd
deze ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ ”, wacht vijf
seconden en laat dan de “SELECT”-
toets los. Daarna drukt u opnieuw de
“SELECT”-toets in. De displayhelder-
heid kan nu worden aangepast.
De displayhelderheid instellen
1. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste displayhelderheid te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde niveau voor de display-
helderheid te bevestigen. Het lampje
van de displayhelderheid wisselt naar
de instelfunctie van het schakelknip-
perpatroon.
Het schakelknipperpatroon instellen
1. Druk op de “RESET”-toets om een
van de volgende knipperpatroonin-
stellingen te kiezen:
Aan: het controlelampje blijft na
activering branden. (Deze instel-
ling is geselecteerd wanneer het
controlelampje aan blijft.)
1. Weergave voor gemiddelde snelheid
1. Controlelampje schakelmoment
2. Weergave helderheidsniveau
ZAUM15791
ZAUM15802
1
UB6GD0D0.book Page 9 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 24 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-10
3
Knipperen: het controlelampje
knippert na activering. (Deze in-
stelling is geselecteerd wanneer
het controlelampje vier keer per
seconde knippert.)
Uit: het controlelampje is gede-
activeerd, m.a.w. het gaat niet
branden of knipperen. (Deze in-
stelling is actief wanneer het con-
trolelampje één keer per twee
seconden knippert.)
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde knipperpatroon te be-
vestigen. Het controlelampje schakel-
moment wisselt naar de instelfunctie
van het activeringspunt.
De toerenteller geeft de huidige tpm-instel-
ling voor het activeringspunt en het deacti-
veringspunt aan.
Om het activeringspunt in te stellen
OPMERKING
Het activeringspunt voor het controlelamp-
je voor het schakelmoment kan worden in-
gesteld tussen 9000 tpm en 13000 tpm.
Het controlelampje kan worden ingesteld in
stappen van 500 tpm.
1.
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2.
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van het deactiverings-
punt.
Het deactiveringspunt instellen
OPMERKING
Het deactiveringspunt voor het con-
trolelampje voor het schakelmoment
kan worden ingesteld tussen 9000tpm en 13000 tpm. Het controlelamp-
je kan worden ingesteld in stappen
van 500 tpm.
Denk eraan dat het deactiveringspunt
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan het activeringspunt, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment niet gaan branden.
1. Druk op de toets “RESET” om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de toets “SELECT” om het
geselecteerde motortoerental te be-
vestigen. De instelfunctie wisselt naar
de instelling van de helderheid.
De helderheid van het schakellampje instel-
len
1. Druk op de “RESET”-toets om de ge-
wenste helderheid van het schakel-
controlelampje te kiezen.
2. Druk op de “SELECT”-toets om het
geselecteerde helderheidsniveau te
bevestigen. De instelfunctie voor het
controlelampje schakelmoment wordt
afgesloten en het multifunctionele dis-
play keert terug naar de standaard-
weergave.
Welkomstscherm
Het welkomstscherm begroet de bestuur-
der wanneer de sleutel naar “ ” wordt ge-
draaid met de berichten “Hi Buddy” en “see
you” wanneer de sleutel naar “ ” wordt
gedraaid. De gebruikersnaam “Buddy” is
ingesteld als fabrieksstandaard, maar kan
ook worden ingesteld op uw naam.
De gebruikersnaam instellen
1. Draai de sleutel naar “ ”.
2. Houd de “RESET”-toets ingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ ”, wacht vier
seconden en laat dan de “RESET”-
toets los.
UB6GD0D0.book Page 10 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 25 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-11
3
4. Wanneer het eerste teken begint te
knipperen, drukt u op de “SELECT”-
toets om het volgende alfanumerieke
teken weer te geven; druk op de “RE-
SET”-toets om naar het vorige teken
te gaan.
5. Houd de “SELECT”-toets ingedrukt
om het geselecteerde teken te beves-
tigen. Het tweede teken begint te
knipperen. Herhaal dit proces voor
alle zes tekens. Nadat het zesde teken
is ingesteld, knipperen alle tekens
twee keer en wordt de instelfunctie
automatisch beëindigd.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
1. Koppelteken
2. Spatie
1. Zelfdiagnosesysteem
ZAUM1581
AB C Y Z
0 1 2 9
-_
12
ZAUM15821
UB6GD0D0.book Page 11 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 26 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-12
3
DAU1234M
Stuurschakelaars
Links
Rechts
DAU12352Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
OPMERKING
Als de dimlichtschakelaar is ingesteld
op Ž, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU12402Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU68270Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en schuift u
de schakelaar vervolgens naar “ ”. Zie
pagina 5-2 voor startinstructies voordat u
de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
1. Startschakelaar/noodstopschakelaar
“//”
1
2
3
4
1
UB6GD0D0.book Page 12 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 27 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-13
3
DAU12823
Koppelingshendel
Trek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.
OPMERKING
Voor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-4.)
DAU12876
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-4.)
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
UB6GD0D0.book Page 13 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 28 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-14
3
DAU12892
Remhendel
De remhendel bevindt aan de rechterzijde
van het stuur. Trek de hendel naar gas-
greep toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12944
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
1. Remhendel
1
1. Rempedaal
1
UB6GD0D0.book Page 14 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 29 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
DAU63040
ABS
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
ZAUM1734
1
2
ZAUM1590
1
2
UB6GD0D0.book Page 15 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM
Page 30 of 96

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
3
DAU13076
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag terwijl
de sleutel nog in het slot zit. Draai de sleutel
1/4 slag linksom, neem de sleutel uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
DAU13213
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt.
3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1
2
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
UB6GD0D0.book Page 16 Tuesday, August 27, 2019 3:03 PM