ABS YAMAHA NMAX 125 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2021, Model line: NMAX 125, Model: YAMAHA NMAX 125 2021Pages: 114, PDF Size: 10.59 MB
Page 8 of 114

InhoudsopgaveVeiligheidsinformatie....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijving...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutels gebruiken ....................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-4
De batterij van de Smart-sleutel
vervangen.................................... 3-6
Contactslot ..................................... 3-7
Stop-startsysteem........................... 4-1
Stop-startsysteem .......................... 4-1
Stop-startsysteem gebruiken ......... 4-1
Speciale kenmerken ....................... 5-1
CCU (Communication Control
Unit) ............................................. 5-1Functies van instrumenten en
bedieningselementen....................... 6-1
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes ............................... 6-1
Multifunctionele meter .................... 6-3
Stuurschakelaars ............................ 6-9
Voorremhendel.............................. 6-11
Achterremhendel........................... 6-11
ABS ............................................... 6-11
Tractieregeling .............................. 6-12
Tankdop ........................................ 6-14
Brandstof ...................................... 6-15
Tankoverloopslang........................ 6-16
Uitlaatkatalysator .......................... 6-16
Zadel ............................................. 6-17
Helmbevestiging ........................... 6-17
Opbergcompartimenten................ 6-18
Afstellen van de
schokdemperunits ..................... 6-19
Aansluitcontact ............................ 6-20
Zijstandaard .................................. 6-21
Startspersysteem .......................... 6-22
Voor uw veiligheid – controles
voor het rijden................................... 7-1
Gebruik en belangrijke
rij-informatie..................................... 8-1
Inrijperiode ...................................... 8-1
De motor starten ............................. 8-2
Wegrijden ........................................ 8-2Sneller en langzamer rijden ............ 8-3
Remmen ......................................... 8-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 8-3
Parkeren ........................................ 8-4
Periodiek onderhoud en
afstelling............................................ 9-1
Gereedschapsset ........................... 9-1
Periodiek onderhoudsschema
voor het
uitstootcontrolesysteem.............. 9-2
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema .................... 9-3
Panelen verwijderen en
aanbrengen ................................. 9-7
De bougie controleren .................... 9-9
Filterbus ........................................ 9-11
Motorolie en olie-aanzuigzeef....... 9-11
Waarom Yamalube ....................... 9-13
Eindoverbrengingsolie .................. 9-13
Koelvloeistof ................................. 9-14
Luchtfilterelementen van
luchtfilter en
V-snaarbehuizing ...................... 9-16
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 9-19
Klepspeling ................................... 9-19
Banden ......................................... 9-19
Gietwielen ..................................... 9-21
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 34 of 114

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-1
6
DAU77123
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes
DAU88900
Controlelampjes
richtingaanwijzers “ ” en “ ”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88910
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88711
Storingsindicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het indicatielampje kan
worden gecontroleerd door de machine-
voeding in te schakelen. Het lampje moet
enkele seconden oplichten en dan uitgaan.
Als het lampje niet gaat branden wanneer
de machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te zien.LET OP
DCA26820
Verlaag als het MIL begint te knipperen
het motortoerental om schade aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.OPMERKINGHet boorddiagnosesysteem detecteert ook
achteruitgang en storingen in het uitstoot-
controlesysteem van de motor. Daardoor
kan het MIL ook gaan branden of knipperenals gevolg van aanpassingen, gebrek aan
onderhoud of overmatig of onjuist gebruik
van de machine. Neem om dit te voorko-
men het volgende in acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Gebruik altijd de juiste V-snaar en
aandrijfriem (indien aanwezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies
etc.
1. Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
2. Indicatielampje inkomende melding “ ”
3. Controlelampje tractieregeling “ ”
4. ABS-waarschuwingslampje “ ”
5. Controlelampje grootlicht “ ”
6. Storingsindicatielampje “ ”
7. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
8. Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
9. Indicatielampje inkomend gesprek “ ”
10.Controlelampje rechter
richtingaanwijzer “ ”
4 110
5
6
7
8
23 9
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 35 of 114

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-2
6
DAU88890
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) hebt bereikt of als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat
branden:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noodstop.
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.OPMERKINGHet ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU88930
Controlelampje tractieregeling“”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden. (Zie pagi-
na 6-12.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAUN2770
Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
Dit controlelampje geeft de toestand van
het Smart-sleutelsysteem aan. Als het
Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit
controlelampje uit. Als er een storing op-
treedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat
het controlelampje knipperen. Het contro-
lelampje knippert ook wanneer de machine
en Smart-sleutel met elkaar communiceren
en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen
van het Smart-sleutelsysteem.
DAUN2830
Controlelampje stop-startsysteem “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het
stop-startsysteem wordt geactiveerd. Het
controlelampje gaat knipperen als de motor
automatisch door het stop-startsysteem
wordt gestopt.OPMERKINGMogelijk gaat dit controlelampje niet bran-
den, zelfs als de stop-startschakelaar
wordt ingesteld op Ž. (Zie pagina 4-1.)
DAUN2781
Controlelampje inkomende oproep “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen als de
verbonden smartphone een inkomende
oproep ontvangt. Als u de oproep niet be-
antwoordt, blijft het controlelampje bran-
den totdat u de machine uitschakelt.OPMERKINGDeze functie werkt alleen als de smartpho-
ne is verbonden met de machine.
A
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 44 of 114

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-11
6
DAU12902
VoorremhendelDe voorremhendel bevindt zich aan de
rechterzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar de gasgreep toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12952
AchterremhendelDe achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
DAU53142
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” rem-
men, dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Voorremhendel
1
1. Achterremhendel1
UBALD0D0.book Page 11 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 45 of 114

Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-12
6
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
contact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAUN2810
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
Als de tractieregeling in werking is, knippert
het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u
verandering in de reactie van de motor of
het uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
2
1
1
2
UBALD0D0.book Page 12 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 61 of 114

Gebruik en belangrijke rij-informatie8-2
8
DAU86741
De motor startenHet startspersysteem staat starten alleen
toe wanneer de zijstandaard omhoog is ge-
zet.
Om de motor te starten1. Zet het contact aan.
2. Controleer of de indicator en het/de
waarschuwingslampje(s) enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan. (Zie
pagina 6-1.)OPMERKINGStart de motor niet als het waarschu-
wingslampje motorstoring blijft bran-
den.
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden en aan blijven totdat de
machine een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) bereikt.LET OP
DCA24110
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet werkt zoals hierboven be-
schreven, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine te controleren.3. Draai het gas volledig dicht.
4. Druk op de startknop terwijl de voor-
of achterrem wordt bediend.5. Laat de startknop los als de motor
start, of na 5 seconden. Wacht 10 se-
conden voordat u opnieuw op de
knop drukt om de accuspanning weer
te laten opbouwen.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
DAU45093
Wegrijden1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.1. Handgreep
1
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 86 of 114

Periodiek onderhoud en afstelling
9-23
9
DAU40262
Controleren van remvloeistofni-
veauControleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat. Meet het remvloeistof-
niveau en let erop dat de bovenzijde van
het reservoir horizontaal staat. Vul indien
nodig remvloeistof bij.
VoorremAchterrem
WAARSCHUWING
DWA16011
Onjuist uitgevoerd onderhoud kan resul-
teren in verlies van remvermogen. Neem
de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
Bij een te laag remvloeistofniveau
kan lucht binnendringen in het rem-
systeem, waardoor de rempresta-
ties afnemen.
Reinig de reservoirdop alvorens
deze te verwijderen. Gebruik uit-
sluitend DOT 4 remvloeistof uit een
onaangebroken verpakking.Gebruik uitsluitend de aanbevolen
remvloeistof, anders kunnen de
rubberafdichtingen beschadigd ra-
ken met lekkage tot gevolg.
Vul
bij met hetzelfde type remvloei-
stof. Toevoeging van een ander
type remvloeistof dan DOT 4 kan re-
sulteren in een schadelijke chemi-
sche reactie.
Pas op en zorg dat tijdens het bij-
vullen geen water of stof het rem-
vloeistofreservoir binnendringen.
Water zal het kookpunt van de rem-
vloeistof aanzienlijk verlagen zodat
dampbelvorming kan optreden en
vuil de hydraulisch bediende klep-
pen van de ABS eenheid kan ver-
stoppen.
LET OP
DCA17641
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen beschadigen. Veeg gemors-
te remvloeistof steeds direct af.Naarmate de remblokken afslijten, zal het
remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen.
Een laag remvloeistofniveau kan duiden op
versleten remblokken en/of lekkage in het
remsysteem. Controleer daarom de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem op
1. Merkstreep minimumniveau
1
1. Merkstreep minimumniveauAanbevolen remvloeistof:
DOT 4
1
UBALD0D0.book Page 23 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 93 of 114

Periodiek onderhoud en afstelling
9-30
9
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Schakel het betreffende elektrische
circuit uit, en schakel dan het contact-
slot uit.
2. Verwijder paneel C. (Zie pagina 9-7.)
3. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampe-
rage dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15132]
4. Schakel het contactslot in, en schakel
dan het betreffende elektrische circuit
in om te zien of de apparatuur werkt.OPMERKINGAls de zekering direct opnieuw doorbrandt,
vraag dan een Yamaha dealer het elek-
trisch systeem te controleren.5. Monteer paneel C. (Zie pagina 9-7.)
1. Zekering signaleringssysteem
2. Aansluitzekering 1
3. Zekering van Smart-sleutelsysteem
4. Zekering ABS-motor
5. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
6. Reservezekering
7. Zekering brandstofinjectiesysteem
8. Backup-zekering
9. Hoofdzekering
10.Zekering ontstekingssysteem
11.Koplampzekering
12.Zekering ABS-regeleenheid1
6 2
3
4
5
7
8
9
11
12 610
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Aansluitzekering 1:
5.0 A
Koplampzekering:
7.5 A
Zekering signaleringssysteem:
7.5 A
Zekering ontstekingssysteem:
7.5 A
Smart key system fuse:
2.0 A
Zekering ABS-motor:
30.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
7.5 A
Zekering van de ABS-solenoïde-
klep:
15.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
2.0 A
Backup-zekering:
7.5 A
UBALD0D0.book Page 30 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 103 of 114

Verzorging en stalling van de motorfiets
10-2
10
stoffen zoals oplosmiddelen, benzi-
ne, roestverwijderaars, remvloei-
stof, antivries etc.
Voor het wassen
1. Plaats de machine buiten direct zon-
licht en laat deze afkoelen. Dit helpt
watervlekken te voorkomen.
2. Zorg dat alle doppen, kappen, elektri-
sche koppelingen en stekkers stevig
zijn gemonteerd.
3. Dek de uitlaatdemper af met een plas-
tic zak en een stevig elastiek.
4. Zet hardnekkige vlekken van bijvoor-
beeld insecten of vogelpoep enkele
minuten in de week met een natte
doek.
5. Verwijder vuil en olievlekken met een
hoogwaardig ontvettingsmiddel en
een kunststof borstel of spons. LET
OP: Gebruik geen ontvettingsmid-
del op gedeelten die gesmeerd
moeten worden, zoals afdichtingen,
pakkingen en wielassen. Volg de in-
structies bij het product.
[DCA26290]
Wassen
1. Spoel eventueel ontvettingsmiddel af
en spuit de machine na met een tuin-
slang. Gebruik niet meer waterdruk
dan nodig is. Spuit water niet recht-streeks in de uitlaatdemper, het in-
strumentenpaneel, de luchtinlaat of
andere binnengedeelten zoals op-
bergcompartimenten onder het zadel.
2. Was de machine met een hoogwaar-
dig autowasmiddel gemengd met
koud water en een zachte, schone
doek of spons. Gebruik een oude tan-
denborstel of kunststof borstel om op
moeilijk bereikbare plaatsen te ko-
men. LET OP: Gebruik koud water
als het voertuig is blootgesteld aan
zout. Warm water vergroot de bij-
tende eigenschappen van zout.
[DCA26301]
3. Bij machines met een kuipruit: Reinig
de kuipruit met een zachte doek of
spons die is bevochtigd met water en
een pH-neutraal reinigingsmiddel. Ge-
bruik indien nodig een hoogwaardig
kuipruitreinigingsmiddel of polish voor
motorfietsen. LET OP: Gebruik nooit
agressieve chemicaliën om de
kuipruit te reinigen. Daarnaast kun-
nen bepaalde reinigingsmiddelen
voor kunststof krassen achterlaten
op de kuipruit, dus test een reini-
gingsmiddel altijd eerst voordat u
het toepast.
[DCA26310]
4. Spoel vervolgens grondig na met wa-
ter. Zorg dat u alle restanten van het
reinigingsmiddel verwijdert omdat
deze schadelijk kunnen zijn voor
kunststof onderdelen.
Na het wassen
1. Droog de machine met een zeem of
vochtabsorberende doek, bij voorkeur
een microvezeldoekje.
2. Voor modellen met een aandrijfket-
ting: Aandrijfketting drogen en vervol-
gens smeren om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te laten glanzen. Vaak kunt u
thermische verkleuringen op roestvrij-
stalen uitlaatsystemen verwijderen
door deze op te poetsen.
4. Breng een corrosiewerende spray aan
op alle metalen onderdelen, inclusief
verchroomde en vernikkelde opper-
vlakken. WAARSCHUWING! Breng
geen siliconen- of oliespray aan op
zadels, handgrepen, rubber voet-
steunen of bandprofielen. Anders
worden deze onderdelen glad,
waardoor u de controle over de ma-
chine kunt verliezen. Reinig de op-
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Page 111 of 114

13-1
13
Index
AAandachtspunten voor veilig rijden ........ 1-5
Aansluitcontact ..................................... 6-20
ABS....................................................... 6-11
ABS-waarschuwingslampje.................... 6-2
Accu ..................................................... 9-28BBanden ................................................. 9-19
Batterij van Smart-sleutel, vervangen .... 3-6
Bereik van het Smart-sleutelsysteem ..... 3-2
Bougie, controleren ................................ 9-9
Brandstof .............................................. 6-15
Brandstofniveaumeter ............................ 6-4
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 8-3CCCU (Communication Control Unit) ....... 5-1
Claxonschakelaar ................................. 6-10
Contactslot ............................................. 3-7
Controlelampje grootlicht ....................... 6-1
Controlelampje inkomende oproep ........ 6-2
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................ 6-1
Controlelampje Smart-sleutelsysteem ... 6-2
Controlelampjes richtingaanwijzers........ 6-1
Controlelampje stop-startsysteem ......... 6-2
Controlelampje tractieregeling ............... 6-2DDe motor starten..................................... 8-2
Diagnosestekker ................................... 12-2
Dimlichtschakelaar ............................... 6-10EEindoverbrengingsolie .......................... 9-13
FFilterbus ............................................... 9-11GGasgreep en gaskabel, controleren
en smeren .......................................... 9-25
Gereedschapsset ................................... 9-1
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor),
vervangen .......................................... 9-31HHelmbevestiging .................................. 6-17
Het stop-startsysteem activeren ............ 4-1IIdentificatienummers............................ 12-1
Indicatielampje inkomende melding ...... 6-3
Inrijperiode ............................................. 8-1KKabels, controleren en smeren ............ 9-25
Klepspeling .......................................... 9-19
Klok ........................................................ 6-4
Koelvloeistof......................................... 9-14LLuchtfilterelementen van luchtfilter
en V-snaarbehuizing .......................... 9-16MMatkleur, let op .................................... 10-1
Menuschakelaar ................................... 6-10
Middenbok en zijstandaard,
controleren en smeren ....................... 9-26
Modelinformatiesticker......................... 12-1
Motorolie en olie-aanzuigzeef .............. 9-11
Motor raakt oververhit .......................... 9-36
Multifunctioneel display ......................... 6-6
Multifunctionele meter ........................... 6-3
NNoodmodus .......................................... 9-37OOnderhoud............................................ 10-1
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ..... 9-2
Opbergcompartimenten ....................... 6-18PPanelen, verwijderen en aanbrengen ..... 9-7
Parkeren ................................................. 8-4
Pictogram appverbinding ....................... 6-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 9-33RRegistratie van gegevens, voertuig ...... 12-2
Remhendel, achterrem ......................... 6-11
Remhendels, smeren ............................ 9-25
Remmen ................................................. 8-3
Remvloeistofniveau, controleren .......... 9-23
Remvloeistof, verversen ....................... 9-24
Richtingaanwijzergloeilamp (achter),
vervangen ........................................... 9-32
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 6-10SSchakelaar alarmverlichting.................. 6-10
Schakelaar stop-startsysteem .............. 6-10
Schokdemperunits, afstellen ................ 6-19
Serienummer motorblok ....................... 12-1
Sleutel, Smart- en mechanische
sleutels gebruiken ................................ 3-3
Smart-sleutel .......................................... 3-4
Smart-sleutelsysteem ............................. 3-1
Smart-sleutelsysteem,
probleemoplossing ............................. 9-33
Smering en onderhoud, periodiek .......... 9-3
UBALD0D0.book Page 1 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM