ECO mode YAMAHA TMAX 2004 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2004, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2004Pages: 92, PDF Size: 2.53 MB
Page 20 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11480
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAU26871
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de contact-
sleutel naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar se-
conden lang oplicht en dan dooft, vraagdan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
Als de contactsleutel naar “OFF” wordt
gedraaid, begint het controlelampje na
30 seconden te knipperen om aan te
geven dat het startblokkeersysteem is
ingeschakeld. Het controlelampje stopt
na 24 uur met knipperen, maar het
startblokkeersysteem blijft ingescha-
keld.
OPMERKING:
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem. Als het
startblokkeersysteem defect is, gaat
het controlelampje knipperen en toont
de multifunctionele meter een foutcode
wanneer de contactsleutel naar “ON”
wordt gedraaid. (Zie “Zelfdiagnosesys-
teem” op pagina 3-5 voor meer infor-
matie.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, slaat de naald van de snel-
heidsmeter eenmaal helemaal uit tot
aan de hoogste snelheid en keert daar-
na weer terug naar nul om het elektri-
sche circuit te testen.
1. Snelheidsmeter
1
Page 23 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
Om de ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door op de toets “SE-
LECT” te drukken en daarna de toets
“RESET” minstens 1 seconde lang in-
gedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemode weer.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat,
geeft de brandstofniveaumeter de hoe-
veelheid brandstof in de brandstoftank
aan. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen rich-ting “E” (Empty) naarmate het brand-
stofniveau verder daalt. Wanneer het
brandstofniveau het onderste segment
vlakbij “E” bereikt, gaan het waarschu-
wingssymbool voor brandstofniveau en
het onderste segment knipperen. Vul
zo snel mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloei-
stof de temperatuur van de koelvloei-
stof aan. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandig-
heden en de motorbelasting. Als het
bovenste segment en het symbool voor
koelvloeistoftemperatuur knipperen,
stop de machine dan en laat de motor
afkoelen. (Zie pagina 6-35.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
5000 km (3000 mi). Vervolgens gaat de
indicator om de 5000 km (3000 mi)
knipperen, om zo aan te geven dat het
tijd is om de motorolie te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de
indicator olieverversing worden terug-
gesteld. (Zie pagina 6-11.)
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
(dus voordat de intervalperiode voor
1. Ritteller brandstofreserve
1
Page 24 of 92

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. (Zie
pagina 6-11.)
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “ ”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator een paar se-
conden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
De indicator olieverversing kan gaan
knipperen als er gas wordt gegeven
terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een
storing.
Indicator V-snaarvervanging
“V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km
(12000 mi), wanneer de V-snaar moetworden vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “ ” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor diverse elektrische
circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont
het multifunctionele display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het mul-
tifunctionele display staat aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voer-
tuig na te zien.
LET OP:
DCA11790
Wanneer het multifunctionele dis-
play een foutcode aangeeft, moet
het voertuig zo spoedig mogelijk
worden gecontroleerd om motor-
schade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem.
Als een van de circuits van het start-
blokkeersysteem uitvalt, gaat het con-
trolelampje startblokkering knipperen
en toont het multifunctionele display
een foutcode van twee cijfers (bijv. 51,
52, 53) wanneer de sleutel naar “ON” is
gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutco-
de 52 weergeeft, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal.
Als deze fout zich voordoet, probeer
dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblokkeer-
sleutels kunnen signaalstoring veroor-
Page 64 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21400
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de lucht/
brandstof-verhouding kan veranderen
en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit
te voorkomen moet de klepspeling door
een Yamaha dealer worden afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU33600
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een opti-
male prestatie, levensduur en veilige
werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en
het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en accessoi-
res dat voor dit model is vastge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA11200
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de vei-
ligheid van uw machine. Neem daar-
om de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbe- Bandspanning (gemeten op
koude banden):
0–90 kg (0–198 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm
2
)
90–190 kg (198–419 lb) :
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm
2
)
Achter:
280 kPa (41 psi) (2.80 kgf/cm
2
)
Maximale belasting*:
190 kg (419 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoi-
res
Page 65 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
2
3
4
5
67
8
9 laden machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig letsel.
Zorg dat het totale gewicht van
de bestuurder, de passagier, de
bagage en de gemonteerde ac-
cessoires nooit het voorge-
schreven maximumlaadgewicht
voor de machine overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spul-
len die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het
gewicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden
gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte
op het midden van de band de vermel-
de limiet heeft bereikt, de band spijkers
of stukjes glas bevat of wanneer de
wang van de band scheurtjes vertoont,
moet de band onmiddellijk door een
Yamaha dealer worden vervangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepteis voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless ban-
den.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer vervan-
gen. Rijden op een machine met
versleten banden is niet alleen
verboden, maar dit heeft ook
een averechts effect op de rij-
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte
(voor en achter):
1.6 mm (0.06 in)
12
Voorband:
Maat:
120/70R-14M/C 55H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F
BRIDGESTONE/TH01F
Achterband:
Maat:
160/60R-15M/C 67H
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252
BRIDGESTONE/TH01R
Page 73 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-29
2
3
4
5
67
8
9
DAU23290
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten
worden gecontroleerd volgens de inter-
valperioden voorgeschreven in het pe-
riodieke smeer- en
onderhoudsschema. Als de wielnaaf
speling vertoont of het wiel niet soepel
draait, vraag dan een Yamaha dealer
de wiellagers te controleren.
DAU23411
Accu
Dit model is uitgerust met een perma-
nent-dichte accu (onderhoudsvrij type)
waarvoor geen onderhoud vereist is.
De elektrolyt hoeft niet te worden ge-
controleerd en er hoeft geen gedistil-
leerd water te worden bijgevuld.
Om bij de accu te komen
1. Open het zadel. (Zie pagina 3-15.)
2. Verwijder de accukap door de
schroeven los te halen.
1. Schroef
2. Accukap
1
2