ABS YAMAHA TMAX 2009 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2009Pages: 94, PDF Size: 2.03 MB
Page 6 of 94

INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE
...............1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden ...................................1-4
BESCHRIJVING
.................................2-1
Aanzicht linkerzijde ...........................2-1
Aanzicht rechterzijde ........................2-2
Bedieningen en instrumenten ...........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN
..............................3-1
Startblokkeersysteem ......................3-1
Contactslot/stuurslot ........................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ................3-3
Snelheidsmeter ................................3-4
Brandstofniveaumeter .....................3-4
Temperatuurmeter koelvloeistof ......3-5
Multifunctioneel display ...................3-6
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) .........................................3-10
Stuurschakelaars ...........................3-11
Voorremhendel ..............................3-12
Achterremhendel ...........................3-12
Achterremblokkeerhendel ..............3-13
ABS (voor modellen met ABS) ......3-13
Tankdop .........................................3-14
Brandstof .......................................3-15
Uitlaatkatalysator ...........................3-16
Zadel ..............................................3-17Verstellen van rugsteun
rijderzadel .................................. 3-18
Helmbevestiging ............................ 3-18
Opbergcompartimenten ................ 3-19
Achteruitkijkspiegels ...................... 3-21
Schokdemperunit .......................... 3-21
Zijstandaard .................................. 3-21
Startspersysteem .......................... 3-22
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN
.... 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-
INFORMATIE
...................................... 5-1
Starten van de motor ....................... 5-1
Wegrijden ........................................ 5-2
Sneller en langzamer rijden ............ 5-2
Remmen .......................................... 5-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ......................... 5-3
Inrijperiode ...................................... 5-4
Parkeren .......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN
................................. 6-1
Boordgereedschapsset ................... 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ..................... 6-3
Panelen verwijderen en
aanbrengen .................................. 6-7
Controleren van de bougies .......... 6-10Motorolie en oliefilterpatroon ......... 6-11
Kettingkastolie ............................... 6-13
Koelvloeistof .................................. 6-15
Het luchtfilterelement
vervangen .................................. 6-16
Afstellen van het stationair
toerental .................................... 6-17
Controleren van de vrije slag
gaskabel .................................... 6-18
Klepspeling ................................... 6-18
Banden ......................................... 6-18
Gietwielen ..................................... 6-20
Vrije slag voor- en
achterremhendel ........................ 6-20
Kabel van
achterremblokkeerhendel
afstellen ..................................... 6-21
Controleren van voor- en
achterremblokken ...................... 6-22
Controleren van
remvloeistofniveau ..................... 6-23
Remvloeistof verversen ................ 6-24
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel ............... 6-24
Smeren van voor- en
achterremhendels ...................... 6-24
Middenbok en zijstandaard
controleren en smeren ............... 6-25
Voorvork controleren ..................... 6-26
Stuursysteem controleren ............. 6-26
Controleren van wiellagers ........... 6-27
Page 18 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43021
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdia-
gnosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter
niet op een storing.
DAU43031
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
LET OP
DCA10831
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden gaat branden of knippe-
ren, is het ABS-systeem mogelijk defect.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het elektrisch circuit te testen.
Zie pagina 3-13 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de nood-
stopschakelaar op “ ” te zetten en de
sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Als het
waarschuwingslampje niet oplicht of blijft
branden, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te controleren.
WAARSCHUWING
DWA11350
Als het ABS-waarschuwingslampje tij-
dens het rijden brandt of knippert, wordt
alleen het conventionele remsysteem
gebruikt. Wees dan voorzichtig en zorg
dat de wielen tijdens plotseling remmen
niet blokkeren.
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
4. Controlelampje startblokkering
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
1
3
1
2
4
5
ABS
ABS
Page 19 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
2
34
5
6
7
8
9
OPMERKING
Het ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven ter-
wijl de scooter op de middenbok staat. Er is
dan echter geen sprake van een storing.
DAU38621
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-9 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
DAU44981
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. Als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, slaat
de naald van de brandstofniveaumeter een-
maal helemaal uit tot aan het hoogste ni-
veau en keert daarna terug naar “E”
(Empty, leeg) om het elektrische circuit te
testen. De naald beweegt naar “E” naarma-
te het brandstofniveau daalt. Wanneer de
aanwijsnaald bij de rode zone staat, is er
nog ca. 3.0 L (0.79 US gal, 0.66 Imp.gal) in
de tank aanwezig. Vul in dat geval zo snel
mogelijk brandstof bij.
OPMERKING
Voorkom dat de brandstoftank geheel
1. Snelheidsmeter
1
1. Brandstofniveaumeter
2. Rode zone
1
2
Page 26 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aante geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12721
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
4
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Startknop “ ”
1
23
Page 28 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12962
Achterremblokkeerhendel
Dit voertuig is uitgerust met een achterrem-
blokkeerhendel waarmee het achterwiel
kan worden vergrendeld bij het stilstaan
voor verkeerslichten, spoorwegovergangen
etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel terug in
de oorspronkelijke positie.
OPMERKING
●
Zorg ervoor dat het achterwiel niet be-
weegt als de achterremblokkeerhen-del wordt bekrachtigd.
●
Bekrachtig voor een veilige blokkering
van het achterwiel eerst de achterrem-
hendel voordat u de achterremblok-
keerhendel naar links beweegt.
WAARSCHUWING
DWA12361
Beweeg de achterremblokkeerhendel
nooit naar links terwijl het voertuig in be-
weging is, anders zou u de macht over
het stuur kunnen verliezen of een onge-
val kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat
het voertuig tot stilstand is gekomen
voordat u de achterremblokkeerhendel
naar links beweegt.
DAU12993
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt. Het ABS-systeem voorkomt blokke-
ren van de wielen tijdens plotseling remmen
op uiteenlopende typen wegdek en onder
allerlei weersomstandigheden, waarbij te-
gelijk de band/wegdekhechting en de func-
tionele werking optimaal blijven terwijl de
remwerking toch soepel verloopt. De
ABS-werking wordt gecontroleerd door een
ECU (elektronische regeleenheid) die bij
een systeemstoring uitgaat van handmatig
remmen.
WAARSCHUWING
DWA10090
●
Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwe-
gen.
●
Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer
zijn dan bij remmen zonder ABS.
Houd daarom steeds voldoende af-
stand tot uw voorligger, afgestemd
op uw rijsnelheid.
OPMERKING
●
Het ABS voert gedurende enkele se-
1. Achterremblokkeerhendel
1
Page 29 of 94

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
2
34
5
6
7
8
9
conden een zelftest uit elke keer dat
het voertuig wegrijdt nadat de hoofd-
schakelaar is aangezet. Tijdens deze
test hoort u een “klikkend” geluid aan
de voorkant van het voertuig en wan-
neer u een remhendel licht aantrekt,
voelt u eventueel een trilling in de hen-
del, wat echter niet op een defect wijst.
●
Wanneer ABS is geactiveerd, worden
de remmen op de gebruikelijke wijze
bediend. In de remhendels kunnen
pulsaties worden gevoeld, maar dat
duidt niet op een storing.
●
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter spe-
ciaal gereedschap vereist, dus neem
voor het uitvoeren van deze test con-
tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
DAU13175
Tankdop
Om de tankdop te verwijderen
1. Open het slotpaneel door de greep
omhoog te trekken.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwij-
derd.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
1. Openingshendel
2. Deksel
1
2
Page 41 of 94

5-1
2
3
4
56
7
8
9
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU45310
OPMERKING
Dit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. Om de motor na een kanteling
weer te starten zet u het contactslot eerst
op “OFF” en daarna op “ON”. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks dat
de motor wordt aangezwengeld als u op
de startknop drukt.
DAU36512
Starten van de motor
LET OP
DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-22 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes,
het volgende controlelampje en de
volgende indicatoren moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
●
Waarschuwingslampje motorstoring
●
ABS-waarschuwingslampje (voor
modellen met ABS)
●
Controlelampje startblokkering
●
Indicator V-snaarvervanging
●
Olieverversingsindicator
LET OP
DCA15022
Als een waarschuwingslampje, contro-
lelampje of indicator niet dooft, zie dan
pagina 3-3, 3-8, 3-9 of 3-6 voor een con-
trole van het circuit van het desbetref-
fende waarschuwingslampje of
Page 67 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
2
3
4
5
67
8
9
DAU40260
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht hetremsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lek-
kage in het remsysteem. Als het remvloei-
stofniveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
●
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
●
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun-
nen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slech-
te remwerking teweegbrengen.
●
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
●
Pas op en zorg dat tijdens het bijvullen
geen water of stof het remvloeistofre-
servoir binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden en vuil de hydraulisch
bediende kleppen van de ABS een-
heid kan verstoppen.
●
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
●
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1
1
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Page 73 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-29
2
3
4
5
67
8
9
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorko-
men.
[DWA15131]
Bij XP500Bij XP500A
Bij XP500Bij XP500A
1. Hoofdzekering
2. Reservehoofdzekering
1
2
1. Hoofdzekering
2. Reservehoofdzekering
1. Zekeringenkastje
1
21
1. Zekeringenkastje
2. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
3. Zekering ABS-pompmotor
1
3
2
Page 74 of 94

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-30
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Bij XP500 Bij XP500A
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
1. Koplampzekering
2. Zekering ontstekingssysteem
3. Backup-zekering (voor kilometerteller en
klok)
4. Zekering radiatorkoelvin
5. Zekering brandstofinjectiesysteem
6. Zekering signaleringssysteem
7. Reservezekering
8. Zekering parkeerlichten
7
7 7 8
123456
1. Koplampzekering
2. Zekering ontstekingssysteem
3. Backup-zekering (voor kilometerteller en
klok)
4. Zekering radiatorkoelvin
5. Zekering brandstofinjectiesysteem
6. Zekering signaleringssysteem
7. Reservezekering
8. Zekering ABS-regeleenheid
9. Zekering parkeerlichten
10. Reservezekering
7
7 7 9
1
810
23456
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering signaleringssysteem:
15.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering parkeerlichtcircuit:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
15.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
XP500A 5.0 A
Zekering ABS-motor:
XP500A 30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïdeklep:
XP500A 20.0 A
Backup-zekering:
10.0 A