ABS YAMAHA TMAX 2014 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2014, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2014Pages: 98, PDF Size: 2.95 MB
Page 6 of 98

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE............... 1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig rijden ................................... 1-5
BESCHRIJVING ................................. 2-1
Aanzicht linkerzijde .......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ....................... 2-2
Bedieningen en instrumenten .......... 2-3
WERKING VAN DE
BEDIENINGSELEMENTEN EN
INSTRUMENTEN ............................... 3-1
Startblokkeersysteem ...................... 3-1
Contactslot/stuurslot ........................ 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ................ 3-3
Snelheidsmeter................................ 3-4
Toerenteller ..................................... 3-5
Multifunctioneel display ................... 3-5
Stuurschakelaars ........................... 3-12
Voorremhendel ......................... ..... 3-13
Achterremhendel ........ ................... 3-13
Achterremblokkeerhendel.............. 3-14
ABS (voor modellen met ABS) ...... 3-14
Tankdop......................................... 3-15
Brandstof ....................................... 3-16
Uitlaatkatalysator ........................... 3-18
Zadel.............................................. 3-18
Verstellen van rugsteun rijderzadel................................... 3-19
Helmbevestiging ............................ 3-20 Opbergcompartimenten
................ 3-20
Kuipruit .......................................... 3-22
Achteruitkijkspiegels...................... 3-24
Schokdemperunit .......................... 3-24
Zijstandaard ............. ..................... 3-25
Startspersysteem .......................... 3-25
VOOR UW VEILIGHEID –
CONTROLES VOOR HET RIJDEN ... 4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE .............................. 5-1
Starten van de motor....................... 5-1
Wegrijden ........................................ 5-2
Sneller en langzamer rijden ............ 5-3
Remmen.......................................... 5-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ......................... 5-4
Inrijperiode ...................................... 5-4
Parkeren.......................................... 5-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN
AFSTELLINGEN ................................ 6-1
Boordgereedschapsset ................... 6-2
Periodiek onderhoudsschema voor het uitstootcontrolesysteem ......... 6-3
Algemeen smeer- en onderhoudsschema ..................... 6-4
Panelen verwijderen en aanbrengen.................................. 6-8
Controleren van de bougies .......... 6-10 Motorolie en oliefilterpatroon ......... 6-11
Koelvloeistof .................................. 6-14
Het luchtfilterelement vervangen ... 6-16
Stationair toerental......................... 6-16
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................. 6-17
Klepspeling .................................... 6-17
Banden .......................................... 6-18
Gietwielen ...................................... 6-20
Vrije slag van voor- en achterremhendel controleren ..... 6-20
Achterremblokkeerkabel afstellen ...................................... 6-21
Achterremblokkering controleren ... 6-22
Controleren van voor- en achterremblokken ....................... 6-22
Controleren van
remvloeistofniveau ..................... 6-23
Remvloeistof verversen ................. 6-24
Doorbuiging aandrijfriem................ 6-24
Kabels controleren en smeren ....... 6-25
Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel ................ 6-25
Smeren van voor- en achterremhendels....................... 6-25
Middenbok en zijstandaard controleren en smeren ............... 6-26
Voorvork controleren ..................... 6-27
Stuursysteem controle ren .............. 6-27
Controleren van wiellagers ............ 6-28
Accu ............................................... 6-2859C-9-D2.book 1 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 18 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
1
23
4
5
6
7
8
9
DAU49394
Controle- en
waarschuwingslampjes
DAU11031
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU43024
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer een elektrisch systeem dat de mo-
torwerking controleert, defect is. Vraag in
dat geval een Yamaha dealer het zelfdiag-
nosesysteem te controleren.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.OPMERKINGDit waarschuwingslampje gaat branden als
de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de
startknop wordt ingedru kt. Dit wijst echterniet op een storing.
DAU53991
ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor
modellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:
niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-14 voor uitleg over de werking
van het ABS-systeem.)WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat zodra met een snelheid van 10
km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of
als het waarschuwingslampje tijdens het
rijden gaat branden of knipperen, keert
het remsysteem terug naar conventio-
neel remmen. Als een van de boven-
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ” en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ” (voor modellen met ABS)
4. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
5. Controlelampje startblokkering
1
541
1
2
3
ABS
ABS
59C-9-D2.book 3 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 19 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
234
5
6
7
8
9
staande gevallen zich voordoet, of als
het waarschuwingslampje helemaal niet
gaat branden, rij dan extra voorzichtig
om te voorkomen dat de remmen in
noodsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mogelijk door een Yamaha dealercontroleren.OPMERKING
Als de startknop wordt ingedrukt terwijl
de motor draait gaat het ABS-waar-
schuwingslampje branden, maar dit
duidt niet op een storing.
Het ABS-waarschuwingslampje kan
gaan branden wanneer er gas wordt
gegeven terwijl de scooter op de mid-
denbok staat. Er is dan echter geensprake van een storing.
DAU38625
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro- leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
DAU11602
SnelheidsmeterDe snelheidsmeter toont de actuele rijsnel-
heid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.1. Snelheidsmeter1
59C-9-D2.book 4 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 27 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
234
5
6
7
8
9
DAU1234F
StuurschakelaarsLinksRechts
DAU12361
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op
“ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te gev en. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat
hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om de
motor direct uit te schakelen in een noodge-
val, zoals wanneer de machine omslaat of
als de gaskabel blijft hangen.
DAU12722
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 5-1 voor startinstruc-
ties voordat u de motor start.
DAU44712
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje (al-
leen voor model met ABS) kan gaan
branden als de sleutel naar “ON” wordt ge-
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
4
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. Startknop “ ”
1
2
3
59C-9-D2.book 12 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 29 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
234
5
6
7
8
9
DAU12963
AchterremblokkeerhendelDit voertuig is uitgerust met een achterrem-
blokkeerhendel waarmee het achterwiel
kan worden vergrendeld bij het stilstaan
voor verkeerslicht en, spoorwegovergangen
etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel terug in
de oorspronkelijke positie.OPMERKING
Zorg ervoor dat het achterwiel niet be-
weegt als de achterremblokkeerhen- del wordt bekrachtigd.
Bekrachtig voor een veilige blokkering
van het achterwiel eerst de achterrem-
hendel voordat u de achterremblok-keerhendel naar links beweegt.WAARSCHUWING
DWA12362
Beweeg de achterremblokkeerhendel
nooit naar links terwijl het voertuig in be-
weging is, anders zou u de macht over
het stuur kunnen ver
liezen of een onge-
val kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat
het voertuig tot stilstand is gekomen
voordat u de achterremblokkeerhendelnaar links beweegt.
DAU54001
ABS (voor modellen met ABS)Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pu lsatie worden ge-
voeld in de remhendels. Ga in dat geval
door met remmen en laat het ABS-systeem
het werk doen. Ga niet “pompend” remmen,
dit vermindert de remeffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Achterremblokkeerhendel
1
59C-9-D2.book 14 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 30 of 98

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
1
23
4
5
6
7
8
9
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel op
“ON” is gezet en het voertuig rijdt met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid aan de voorkant van
het voertuig en wanneer u een rem-
hendel licht aantrekt, voelt u eventueel
een trilling in de hendel. Dit is normaal.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de rembediening
terwijl ABS actief is. Er is echter speci-
aal gereedschap vereist, dus neem
voor het uitvoeren van deze test con-tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA16121
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoorhet ABS-systeem niet meer goed werkt.
DAU13176
TankdopOm de tankdop te verwijderen
1. Open het slotpaneel door de greep
omhoog te trekken.
2. Steek de sleutel in het slot en draai hem rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwij-
derd.
1. Voorste wielnaaf
1. Achterste wielnaaf
11
1. Openingshendel
2. Deksel
1
2
59C-9-D2.book 15 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 45 of 98

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
2
3
456
7
8
9
3-8 of 3-11 voor een controle van het cir-
cuit van het betreffende waarschuwings-
of controlelampje of de betreffende indi-cator.Voor modellen met ABS:
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als het contactslot op
“ON” wordt gezet en weer uitgaan zo-
dra met een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
gaat branden en weer uitgaat zoals hier-
boven beschreven, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van hetwaarschuwingslampje.2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan 10 se-
conden achtereen draaien.
LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van demotor!
DAU45093
Wegrijden1. Houd met uw linkerhand de achter- remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.1. Handgreep
1
59C-9-D2.book 2 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 78 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-30
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU54021
Zekeringen vervangenDe hoofdzekeringhouder en het kastje met
zekeringen voor afzonderlijke circuits bevin-
den zich onder paneel A. (Zie pagina 6-8.)
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand. 1. Draai de contactsle utel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstige
schade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorko-
men.
[DWA15132]
Bij XP500 Bij XP500A1. Hoofdzekering
2. Reservehoofdzekering
3. Deksel hoofdzekeringkastje
1
2
3
1. Hoofdzekering
2. Zekering ABS-motor
3. Zekering van de ABS-solenoïdeklep
4. Reservehoofdzekering
5. Deksel hoofdzekeringkastje
1
4
5
2
3
59C-9-D2.book 30 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 79 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
2
3
4
567
8
9
Bij XP500Bij XP500A
3. Draai de contactsleutel naar “ON” enschakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.1. Reservezekering
2. Zekering parkeerlichten
3. Zekering signaleringssysteem
4. Zekering ontstekingssysteem
5. Backup-zekering
6. Zekering radiatorkoelvin
7. Zekering brandstofinjectiesysteem
8. Koplampzekering
3
4
56
7 8
2
1
1. Reservezekering
2. Zekering ABS-regeleenheid
3. Zekering signaleringssysteem
4. Zekering ontstekingssysteem
5. Backup-zekering
6. Zekering radiatorkoelvin
7. Zekering brandstofinjectiesysteem
8. Koplampzekering
9. Zekering parkeerlichten
1 2
1
3
5 4
6
7
1
9
1
8
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:40.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering signaleringssysteem: 15.0 A
Zekering ontstekingssysteem: 7.5 A
Zekering radiatorkoelvin:
15.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem: 7.5 A
Zekering parkeerlichtcircuit: 10.0 A
Zekering ABS-regeleenheid:
XP500A 5.0 A
Zekering ABS-motor: XP500A 30.0 A
Zekering van de ABS-solenoïdeklep: XP500A 20.0 A
Backup-zekering:
7.5 A
59C-9-D2.book 31 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分
Page 88 of 98

VERZORGING EN STALLING VAN DE SCOOTER
7-2
1
2
3
4
5
67
8
9
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij scooters met een kuipruit: Ge-
bruik geen bijtende reinigingsmid-
delen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de kuip-
ruit. Test het product op een klein,
niet-zichtbaar gedeelte van de kuip-
ruit om zeker te zijn dat geen sporenachterblijven op de kuipruit. Als de
kuipruit krasjes vertoont, breng dan
na wassen een hoogwaardige po-
lish voor gebruik op kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, een mild rei-
nigingsmiddel en een zachte, schone spons
en spoel dan grondig met schoon water.
Gebruik een tandenborstel of flessenborstel
voor moeilijk bereikbar e plekken. Hardnek-
kig vastzittend vuil en insectenresten laten
gemakkelijker los als de bewuste plek alvo-
rens te reinigen een paar minuten met een
vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-kelde wegenZeelucht en wegenzout waarmee wegen in
de winter worden bestrooid hebben in com-
binatie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.OPMERKINGIn de winter gestrooid wegenzout kan nogtot in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de scooter met koud water en zachte zeep nadat de motor is afge- koeld.
LET OP: Gebruik geen warm
water, dit versnelt de corrosieve
werking van het zout.
[DCA10792]
2. Breng met een spuitbus een corrosie- werend middel aan op alle metalen de-
len, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo cor-
rosie te voorkomen.
Na reiniging 1. Droog de scooter met een zeemleren lap of een vochtabsorberende doek.
2. Gebruik een chroompolish om ver- chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaatsy-
stemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
3. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
4. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om nog achterge-
bleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen door
steenslag e.d. bij.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
59C-9-D2.book 2 ページ 2013年7月9日 火曜日 午前11時6分