YAMAHA WR 250X 2010 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2010, Model line: WR 250X, Model: YAMAHA WR 250X 2010Pages: 96, PDF Size: 2.91 MB
Page 51 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
LET OP
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan te
drukken.
DAU45143
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)11
U32DD5D0.book Page 10 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 52 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.4. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
OPMERKINGSla de stappen 5–8 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.6. Verwijder het oliefilterelement en de o-
ringen.
7. Breng een nieuw oliefilterelement en
nieuwe o-ringen aan.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Kijkglas olieniveau
1
2
3
4
1. Olieaftapplug
2. Pakking
12
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1. O-ring
2. Oliefilterelement
1
2
1
2
U32DD5D0.book Page 11 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 53 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
OPMERKINGZorg dat de o-ringen correct aanliggen.8. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
9. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.LET OP
DCA11231
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Draai de ontluchtingsbout los.
Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
loopt, zet de motor dan direct uit om
te voorkomen dat de motor vast-
loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.
Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchtingsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
U32DD5D0.book Page 12 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 54 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20253
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel C (Zie pa-
gina 6-7.), verwijder de reservoirdop,
vul koelvloeistof bij tot de merkstreep
voor maximumniveau en breng de re-
servoirdop en het paneel weer aan.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
1. OntluchtingsplugAanhaalmoment:
Ontluchtingsplug:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
U32DD5D0.book Page 13 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 55 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
DAU45155
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.2. Verwijder de panelen A en C. (Zie pa-
gina 6-7.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop en de vuldop zelf.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
5. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen.6. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
7. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
1
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
2 1
1. Bout
2. Koelvloeistofreservoir
1. Dop koelvloeistofreservoir
12
1
U32DD5D0.book Page 14 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 56 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
8. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand te
plaatsen en dan de bouten aan te
brengen.
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof en de pakking om het koelsys-
teem af te tappen.
10. Spoel het koelsysteem nadat alle koel-
vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
11. Monteer de aftapplug voor koelvloei-
stof met een nieuwe pakking en zet de
plug dan vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan.
14. Breng de radiatorvuldop weer aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koelvloei-
stof bij totdat het niveau bovenin de
koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en zijn borgbout
aan.17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Monteer de panelen.1. Aftapplug koelvloeistof
2. PakkingAanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
12
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
0.90 L (0.95 US qt, 0.79 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U32DD5D0.book Page 15 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 57 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
DAU44323
Reinigen van het luchtfilterele-
ment en de aftapslang Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd of vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig (of vervang)
het luchtfilterelement vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Verwijder het paneel B. (Zie pagina
6-7.)
2. Open het luchtfilterdeksel door de
schroef te verwijderen en het deksel
naar buiten te trekken zoals afge-
beeld.3. Maak de houderklem los en trek dan
het luchtfilterelement eruit.
4. Haal de filterspons uit de framehouder
van het luchtfilterelement, reinig hem
in oplosmiddel en wring dan het ach-
tergebleven oplosmiddel uit.
WAARSCHUWING! Gebruik alleen
een speciaal reinigingsmiddel voor
onderdelen. Gebruik geen benzine
of oplosmiddelen met een laag ont-
vlammingspunt om het risico op
brand of explosie te vermijden.
[DWA10431]
LET OP: Spring voorzichtig
om met het schuimmateriaal en ver-
draai of wring het niet om beschadi-
ging te voorkomen.
[DCA10511]
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
2
1
1. Houderklem
2. Luchtfilterelement
1
2
1. Filterspons
2. Framehouder luchtfilterelement
1
2
U32DD5D0.book Page 16 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 58 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
OPMERKINGDe filterspons moet nat zijn maar mag niet
druipen.6. Trek de filterspons over de framehou-
der van het luchtfilterelement.
7. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis. LET OP: Zorg ervoor
dat het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilterele-
ment uitgenomen, hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10481]
8. Plaats de houderklem terug in de oor-
spronkelijke positie.
9. Sluit het luchtfilterdeksel en breng
daarna de schroef aan.
10. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de onderzijde van het luchtfilterhuis
water of vuil heeft verzameld.2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAU45322
Stationair toerental afstellen Het stationair toerental moet worden nage-
keken en indien nodig worden afgesteld.OPMERKINGVoor het uitvoeren van deze afstelling is
een digitale toerenteller vereist.1. Plaats de digitale toerenteller op de
bobine, die in de bougiekap zit.
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationairstelschroef te
draaien. Draai de schroef in de richting
(a) om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verlagen. Aanbevolen olie:
Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1. Aftapslang luchtfilter
1
1. Stationair stelschroefStationair toerental:
1450–1650 tpm
1
(b)
(a)
U32DD5D0.book Page 17 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 59 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21383
Controleren van de vrije slag
gaskabel De vrije slag van de gaskabel dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag gaskabel
1
U32DD5D0.book Page 18 Friday, January 8, 2010 9:19 AM
Page 60 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU21641
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen. Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm², 29 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm², 29 psi)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm², 29 psi)
Achter:
225 kPa (2.25 kgf/cm², 33 psi)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires 1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U32DD5D0.book Page 19 Friday, January 8, 2010 9:19 AM