YAMAHA XJR 1300 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2013, Model line: XJR 1300, Model: YAMAHA XJR 1300 2013Pages: 96, PDF Size: 2.32 MB
Page 21 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
●
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
●
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afstand aangeeft die wordt afge-
legd op de brandstofreserve)
●
een brandstofniveaumeter
●
een klok
●
een voorziening voor zelfdiagnose
●
een regelmodus voor de helderheid
van het display, de snelheidsmeter en
de toerenteller
OPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien
voordat u de selectietoets en resettoets ge-
bruikt. Dat hoeft echter niet als u de helder-
heid van het display, de snelheidsmeter en
de toerenteller wilt instellen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de selectietoets wisselt
de weergave tussen de kilometertellermo-
dus “ODO” en de rittellermodi “TRIP 1” en
“TRIP 2”, in de onderstaande volgorde:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → ODO
Als nog ca. 4.5 L (1.19 US gal, 0.99 Imp.gal)
brandstof in de brandstoftank aanwezig is,
wisselt het display automatisch naar “TRIP
F”, de brandstofreserve-ritteller, en wordt de
afgelegde afstand vanaf dat punt aangege-
ven. In dat geval wordt door het indrukken
van de selectietoets in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers en kilometerteller:
TRIP F → ODO → TRIP 1 → TRIP 2 →
TRIP F Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de selectietoets te
drukken en dan de resettoets ten minste
twee seconden ingedrukt te houden. Wan-
neer u de brandstofreserve-ritteller niet zelf
met de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het tan-
ken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de
vorige weergavemodus weer.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
displaysegmenten van de brandstofniveau-
meter verdwijnen richting “E” (leeg) naar-
mate het brandstofniveau verder daalt. Als1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve
1. Waarschuwingsindicator brandstofniveau “ ”
2. Brandstofniveaumeter
U5WMD9D0.book Page 6 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 22 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
de indicator voor het brandstofniveau “ ”
begint te knipperen, dient u zo snel mogelijk
te gaan tanken.OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische circuit,
wordt de volgende cyclus herhaald totdat
de storing is verholpen: Alle displayseg-
menten en het symbool “ ” zullen acht
keer knipperen en gedurende ongeveer 3
seconden uit gaan. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te tes- ten.Klokweergave Om de klok op tijd te zetten
1. Draai de sleutel naar “ON”.
2. Houd de selectietoets en de resettoets
tegelijkertijd minstens twee seconden
lang ingedrukt.
3. Als de uuraanduiding begint te knippe- ren, drukt u op de resettoets om de
uren in te stellen.
4. Druk op de selectietoets en de minu- tenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de resettoets om de minuten
in te stellen.
6. Druk op de selectietoets en laat deze dan los om de klok te starten.
Zelfdiagnosesysteem Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het kilometerteller/rittellerdisplay een fout-
code weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in de circuits van het startblokkeersys-
teem een storing wordt gedetecteerd, gaat
het controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft het display een foutcode weer.
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
1. Klok
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
3
2
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Weergave foutcode
3. Controlelampje startblokkering
1 23
U5WMD9D0.book Page 7 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 23 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.2. Als de motor start, zet deze dan weeruit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11790
Wanneer het multifunctionele display
een foutcode aangeeft, moet het voer-
tuig zo spoedig mogelijk worden gecon-
troleerd om motorschade te voorkomen.
Regelmodus voor de helderheid van het
display, de snelheidsmeter en de toeren-
teller
Met deze functie regelt u de helderheid, af-
gestemd op het aanwezige daglicht.
Om de helderheid in te stellen1. Draai de sleutel naar “OFF”.
2. Druk de selectietoets in en houd dezeingedrukt.
3. Draai de sleutel naar “ON”, wacht vijf
seconden en laat dan de selectietoets
los.
4. Druk op de resettoets om de gewenste
displayhelderheid te kiezen. 5. Druk op de selectietoets om het gese-
lecteerde helderheidsniveau te beves-
tigen.1. Weergave helderheidsniveau
2. Selectietoets
3. Resettoets
1
3
2
U5WMD9D0.book Page 8 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 24 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU1234B
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
12345
U5WMD9D0.book Page 9 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 25 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
DAU12711
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
DAU12830
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-
houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-21.)1. Koppelingshendel
1. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
2. Pijlteken
U5WMD9D0.book Page 10 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 26 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
DAU12871
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26824
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, wordt het stelwiel ge-
draaid terwijl de hendel van de gasgreep
vandaan wordt gehouden. Controleer of het
correcte instelpunt op het stelwiel tegen-
over het “ ” merkteken op de remhendel
staat.
1. Schakelpedaal
1. Remhendel
1. “ ”-merkteken
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
U5WMD9D0.book Page 11 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 27 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
DAU12941
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13074
Tankdop Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop1. Druk de tankdop in positie met de sleu- tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11091
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-
kage ontstaat brandgevaar.
1. Rempedaal
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U5WMD9D0.book Page 12 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 28 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
DAU13221
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af enzorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU43422
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend loodvrije superbenzine
Inhoud brandstoftank: 21.0 L (5.55 US gal, 4.62 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
de waarschuwingsindicator brand-
stofniveau knippert): 4.5 L (1.19 US gal, 0.99 Imp.gal)
U5WMD9D0.book Page 13 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 29 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
DAU51171
Tankbeluchtingsslang en over-
loopslang Alvorens de motorfiets te gebruiken:●
Controleer alle slangaansluitingen.
●
Controleer alle slangen op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
●
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:●
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
●
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
●
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
●
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
2
1
U5WMD9D0.book Page 14 Monday, December 3, 2012 1:26 PM
Page 30 of 96
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
DAU13900
Zadel Verwijderen van het zadel1. Steek de sleutel in het zadelslot en draai hem dan zoals afgebeeld.
2. Trek het zadel los.
Aanbrengen van het zadel 1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding. 2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU14351
Helmbevestiging Steek de sleutel in het zadelslot en draai
deze dan zoals getoond om de helmbeves-
tiging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door de
sleutel in de oorspronkelijke positie te
draaien en deze dan uit te nemen.
WAARSCHUWING! Ga nooit rijden met een helm vastgemaakt aan de helmbe-
vestiging, aangezien de helm objecten
kan raken met mogelijk verlies van de
controle over de machine en een onge-
val tot gevolg.
[DWA10161]
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmbevestiging
2. Ontgrendelen.
U5WMD9D0.book Page 15 Monday, December 3, 2012 1:26 PM