YAMAHA XSR 900 2016 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2016, Model line: XSR 900, Model: YAMAHA XSR 900 2016Pages: 104, PDF Size: 7.68 MB
Page 31 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU63040
ABSHet Yamaha ABS (anti- blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals con-
ventionele remmen. Bij activering van het
ABS-systeem kan een pulsatie worden ge-
voeld in de remhendel of het rempedaal. Ga
in dat geval door met remmen en laat het
ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pom-
pend” remmen, dit vermindert de remeffec-
tiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonderABS-systeem.
Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
OPMERKING
Het ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel op
“ON” is gezet en het voertuig rijdt met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-tact op met uw Yamaha dealer.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meernaar behoren werken.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
12
B90-F8199-D0_1.book 16 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 32 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-17
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU73311
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), gr ijpt de tractieregeling
in door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld.
WAARSCHUWING
DWA15432
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijdbijzonder gladde oppervlakken.
Het controlelampje “ ” knippert als de
tractieregeling is ingeschakeld. U hoort mo-
gelijk kleine veranderingen in het motor- en
uitlaatgeluid wanneer de tractieregeling
wordt ingeschakeld.
Onder bepaalde omstandigheden kan de
tractieregeling automatisch worden uitge-
schakeld. Als dit gebeurt gaan het controle- lampje “ ” en het waarschuwingslampje
“ ” branden.
De TCS-weergave (pagina 3-8) geeft de
huidige TCS-instelling aan. Er zijn drie in-
stellingen.
TCS “OFF”
In de modus TCS “OFF” is de tractierege-
ling uitgeschakeld.
TCS “1”
In de modus TCS “1” wordt de ondersteu-
ning van de tracti
eregeling geminimali-
seerd.
TCS “2”
In de modus TCS “2” wordt de ondersteu-
ning van de tractieregeling gemaximali-
seerd en wordt de wielslip het meest
geregeld.
OPMERKING
Gebruik de schakelaar tractieregeling
(pagina 3-13) om de TCS-instellingen
te wijzigen.
De tractieregeling kan alleen worden
in- of uitgeschakeld wanneer de ma-
chine stilstaat.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, wordt de tractieregeling in-
geschakeld en ingesteld op TCS “1” of
“2” (welke het laatst was geselec- teerd).
Als de machine vast is komen te zitten
in modder, zand of een ander zacht
oppervlak, schakel dan de tractierege-
ling uit om het vrijmaken van het ach-terwiel te vergemakkelijken.
LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 6-16.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-keurig kunnen regelen.
De tractieregel
ing terugstellen
De tractieregeling wordt automatisch uitge-
schakeld wanneer:
het voor- of achterwiel van de grond
komt tijdens het rijden.
tijdens het rijden overmatige wielslip
van het achterwiel wordt gedetec-
teerd.
een van de wielen wordt rondgedraaid
terwijl de sleutel op “ON” staat (zoals
bij het uitvoeren van onderhoud).
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaan zowel het controlelampje “ ” als het
waarschuwingslampje “ ” branden.
Probeer als dit gebeurt het systeem als
volgt terug te stellen.
B90-F8199-D0_1.book 17 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 33 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-18
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
1. Stop de machine en draai de sleutel naar “OFF”.
2. Wacht enkele seconden en draai de sleutel dan terug naar “ON”.
3. Het controlelampje “ ” dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.
4. Het waarschuwingslampje “ ” dient
uit te gaan nadat een rijsnelheid van
20 km/h (12 mi/h) is bereikt.OPMERKINGAls het controlelampje “ ” of het waar-
schuwingslampje “ ” na het terugstellen
blijft branden, kan nog steeds met de ma-
chine worden gereden; laat de machine
echter zo snel mogelijk nakijken door uwYamaha dealer.
DAU13075
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstoflek-kage ontstaat brandgevaar.
1. Ontgrendelen.
2. Slotplaatje tankdop
2
1
B90-F8199-D0_1.book 18 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 34 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-19
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens hettanken te verlagen. 1. Zet alvorens te tanken de motor af en zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol. Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zach te doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU58111
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren enook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
Voorgeschreven brandstof:
Loodvrije superbenzine (gasohol
[E10] acceptabel)
Inhoud brandstoftank:
14 L (3.7 US gal, 3.1 Imp. gal)
Brandstofreserve: 2.6 L (0.69 US gal, 0.57 Imp.gal)
B90-F8199-D0_1.book 19 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 35 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-20
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol. Gas-
ohol met ethanol kan worden gebruikt, mits
het ethanolgehalte niet hoger is dan 10%
(E10). Gasohol met methanol wordt niet
aangeraden door Yamaha aangezien deze
schade kan toebrengen aan het brandstof-
systeem of problemen kan opleveren met
de voertuigprestaties.
DAU51193
Tankbeluchtingsslang en
overloopslangAlvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer alle slangen op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer voor alle slangen of het uit-
einde ervan niet is verstopt en reinig
indien nodig.
Controleer of alle slangen door de
klem worden geleid.
DAU13434
UitlaatkatalysatorDit model is uitgerus t met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de mach ine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden totoververhitting.
LET OP
DCA10702
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
1. Overloopslang brandstoftank
2. Ontluchtingsslang filterbus
3. Klem
1
32
B90-F8199-D0_1.book 20 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 36 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-21
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU57991
ZadelVerwijderen van het zadel 1. Open de zadelslotafdekking, steek de
sleutel in het zadelslot en draai deze
vervolgens linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast, trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel 1. Steek de uitsteeksels in de zadelbe- vestiging zoals afgebeeld. 2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKINGControleer of het zadel stevig is vergrendeldalvorens te gaan rijden.
1. Zadelslot
2. Afdekking zadelslot
3. Ontgrendelen.1
32
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
11
2
2
B90-F8199-D0_1.book 21 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 37 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-22
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
DAU58200
OpbergcompartimentHet opbergcompartiment bevindt zich on-
der het zadel. (Zie pagina 3-21.)
Als documenten of andere voorwerpen in
het opbergcompartiment worden opgebor-
gen, doe ze dan in een plastic zak om nat
worden te voorkomen. Zorg bij het wassen
van de machine dat geen water het opberg-
compartiment kan binnendringen.
WAARSCHUWING
DWA10962
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb) van het opberg-
compartiment niet.
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 170 kg (375 lb) voor demachine niet.
DAU62450
De voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA14671
Geef altijd beide vorkpoten dezelfde
veervoorspanning, anders kan slecht
weggedrag en verminderde rijstabiliteithet gevolg zijn.
Beide voorvorkpoten zijn voorzien van een
stelbout voor veervoorspanning. De rech-
tervoorvorkpoot is v oorzien van een stel-
schroef voor uitgaande demping.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b). De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspan-
ning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
1. Opbergcompartiment
1
1. Stelbout veervoorspanning
1. Afstand A
1
1
(a)
(b)
(a)
(b)
1
B90-F8199-D0_1.book 22 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 38 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-23
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Uitgaande demping
De uitgaande demping wordt alleen afge-
steld op de rechtervorkpoot.
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef in de richting (a). Draai om de
uitgaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelschroef in de
richting (b).
OPMERKINGDoor geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenko-
men; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-
den het aantal klikke n van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dieno vereenkomstig aan tepassen.
DAU57940
Schokdemperunit afstellenDeze schokdemperunit is voorzien van een
stelring voor veervoorspanning en een stel-
schroef voor uitgaande demping.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-men.
Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring in de richting (a). Draai om de veervoor-
spanning te verlagen en zo de vering
zachter te maken de stelring in de richting
(b).
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):Afstand A = 19.0 mm (0.75 in)
Standaard:
Afstand A = 16.0 mm (0.63 in)
Maximum (hard): Afstand A = 4.0 mm (0.16 in)
1. Stelschroef uitgaande demping
1
(a)
(b)
Afstelling uitgaande demping:
Minimum (zacht):12 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
7 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard): 1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid in de richting (a)
B90-F8199-D0_1.book 23 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 39 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-24
1
234
5
6
7
8
9
10
11
12
Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
Verricht de afstelling met de speciale
sleutel met het verlengstuk in de
boordgereedschapsset. Uitgaande demping
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef in de richting (a). Draai om de
uitgaande demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelschroef in de
richting (b).
OPMERKINGVoor een nauwkeurige afstelling is het raad-
zaam om het aantal slagen te controleren
waarmee het afstelmechanisme van de
demping kan worden gedraaid. Het kan
voorkomen dat dit afstelbereik vanwege
kleine productieverschillen niet exact over-eenkomt met de opgegeven specificaties.
WAARSCHUWING
DWA10222
Deze schokdemperunit is gevuld met
stikstofgas onder hoge druk. Lees de
onderstaande informatie zorgvuldig
door alvorens werkzaamheden uit te
voeren aan de schokdemperunit.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemperunit niet bloot
aan open vuur of een andere hitte-
bron. Hierdoor kan de gasdruk zo
hoog oplopen dat de unit explo-
deert.
Voorkom vervorming of beschadi-
ging van de cilinder. Schade aan de
cilinder zal resulteren in slechte
dempingsprestaties.
Werp een beschadigde of versleten
schokdemperunit niet zelf weg.
Breng de schokdemperunit voor elk
onderhoud naar een Yamaha-dea-
1. Stelring veervoorspanning
2. Speciale sleutel
3. Verlengstuk
4. Positie-indicatorAfstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht): 1
Standaard: 4
Maximum (hard): 7
7654321
1(b) (a)
4
2
3
1. Stelschroef uitgaande dempingAfstelling uitgaande demping:
Minimum (zacht):3 slag(en) in de richting (b)*
Standaard: 1 1/2 slag(en) in de richting (b)*
Maximum (hard):
Stelschroef volledig gedraaid in de
richting (a)
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
1 (a)(b)
B90-F8199-D0_1.book 24 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分
Page 40 of 104

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-25
1
23
4
5
6
7
8
9
10
11
12
ler.
DAU15152
BagageriembevestigingAan elke passagiersvoetsteun zit een baga-
geriembevestiging.
DAU15306
ZijstandaardDe zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Tr ek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.OPMERKINGDe ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie de volgende paragraaf voor eenuitleg over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING
DWA10242
Met de machine mag nooit worden gere-
den terwijl de zijstandaard omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog blijft), anders kan de
zijstandaard de grond raken en zo de be-
stuurder afleiden, waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de bestuurder te helpen bij zijn ver-
antwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Contro-
leer dit systeem daarom regelmatig en
laat het repareren door een Yamaha dea-ler als de werking niet naar behoren is.
1. Bagageriembevestiging
1
B90-F8199-D0_1.book 25 ページ 2015年12月17日 木曜日 午前9時30分