YAMAHA YZF-R3 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2015, Model line: YZF-R3, Model: YAMAHA YZF-R3 2015Pages: 96, PDF Size: 3.4 MB
Page 11 of 96

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
In de han del verkrij gbare on der delen,
accessoires en aanpassin gssets
Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die
qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op ori-
ginele Yamaha accessoires, dient u te be-
seffen dat sommige in de handel
verkrijgbare accessoires of aanpassings-
sets niet geschikt zijn vanwege mogelijke
veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen.
Het monteren van in de handel verkrijgbare
producten of het verrichten van aanpassin-
gen die de ontwerp- of bedieningskenmer-
ken van uw machine wijzigen kan het risico
op ernstig letsel of overlijden van uzelf of
anderen vergroten. U bent verantwoordelijk
voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen
aan de machine.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”. Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken
om te waarborgen dat het de grond-
speling of de hellinghoek op geen en-
kele manier vermindert, de veerweg, de stuuruitslag of de bediening niet
beperkt en geen lampen of reflectors
afdekt.
• Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit
veroorzaken door een foutieve ge-
wichtsverdeling of door aerodyna-
mische effecten. Accessoires aan
het stuur of nabij de voorvork moe-
ten zo licht mogelijk zijn en tot een
minimum worden beperkt.
• Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires
kunnen ook instabiliteit veroorza-
ken terwijl u grote voertuigen in-
haalt of door deze wordt ingehaald.
• Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de
normale zitpositie in te nemen. Zo’n
verkeerde zitpositie beperkt de be-
wegingsvrijheid van de bestuurder
en kan een comfortabele bediening
hinderen, zodat we dergelijke ac-
cessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
In de han del verkrij gbare ban den en vel-
g en
De banden en velgen die bij uw motorfiets
werden geleverd, zijn ontworpen om de
mogelijkheden van de motorfiets te onder-
steunen en bieden de beste combinatie van
rijprestaties, remvermogen en comfort. An-
dere banden, velgen, maten of combinaties
zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-16
voor bandenspecificaties en meer informa-
tie over het vervangen van uw banden.
De motorfiets vervoeren
Volg de onderstaande instructies als u de
motorfiets in een ander voertuig wilt ver-
voeren.
Verwijder alle loszittende voorwerpen
van de motorfiets.
Controleer of de brandstofkraan (in-
dien aanwezig) in de “OFF”-stand
staat en er geen brandstoflekkage is.
UB02D0D0.book Page 4 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 12 of 96

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-5
1
Zorg dat het voorwiel recht naar voren
wijst op de aanhanger of de laadvloer
en zet het wiel vast in een goot om be-
weging te voorkomen.
Schakel een versnelling in (bij model-
len met een handgeschakelde ver-
snellingsbak).
Zet de motorfiets vast met spanban-
den of andere geschikte banden aan
stevige delen van de motorfiets, zoals
het frame of de bovenste voorvork-
klem (en niet aan, bijvoorbeeld, het
stuur, de richtingaanwijzers of onder-
delen die kunnen afbreken). Kies de
plaats voor de spanbanden zorgvuldig
om te voorkomen dat deze tijdens het
transport schuurplekken op de lak
veroorzaken.
Zorg indien mogelijk dat de vering iets
door de spanbanden wordt ingedrukt,
zodat de motorfiets tijdens het trans-
port niet overmatig kan stuiteren.
UB02D0D0.book Page 5 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 13 of 96

BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10411
Aanzicht linkerzijde
1
45
3
2
7
6
8
9
1. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-12)
2. Hoofdzekering (pagina 6-30)
3. Boordgereedschapsset (pagina 6-2)
4. Vergrendeling duozadel (pagina 3-17)
5. Opbergcompartiment (pagina 3-19)
6. Stelring voor veervoorspanni ng schokdemperunit (pagina 3-20)
7. Schakelpedaal (pagina 3-12)
8. Olieaftapplug (pagina 6-10) 9. Oliefilterpatroon (pagina 6-10)
UB02D0D0.book Page 1 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 14 of 96

BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10421
Aanzicht rechterzijde
4
9
1
2
3
8
7
6
5
1. Zekeringenkastje (pagina 6-30)
2. Accu (pagina 6-29)
3. Tankdop (pagina 3-14)
4. Koplamp (pagina 6-32)
5. Olievuldop (pagina 6-10)
6. Kijkglas olieniveau (pagina 6-10)
7. Rempedaal (pagina 3-13)
8. Remlichtschakelaar (pagina 6-20) 9. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21)UB02D0D0.book Page 2 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 15 of 96

BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10431
Bedienin gen en instrumenten
1
2
3
4
5
6
7
8
1. Koppelingshendel (pagina 3-12)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-11)
3. Multifunctionele meter (pagina 3-4)
4. Contactslot/stuurslot (pagina 3-1)
5. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21)
6. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-11)
7. Gasgreep (pagina 6-15)
8. Remhendel (pagina 3-13)
UB02D0D0.book Page 3 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 16 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-1
3
DAU10462
Contactslot/stuurslotVia het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssy-
stemen bediend en wordt het stuur ver-
grendeld. De diverse standen worden
hierna beschreven.
DAU62480
(aan)
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKINGDe koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat
de sleutel naar “ ” wordt gedraaid, zelfs
als de motor afslaat.
DAU54301
(uit)
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
WAARSCHUWING
DWA16371
Draai de sleutel on der het rij den nooit
naar “ ” of “LOCK”. Hier door wor den
d e elektrische systemen uit geschakel d,
wat mo gelijk kan lei den tot verlies van
d e controle of een on geval.
DAU60860
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen. Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in vanuit de stand “ ”
en draai deze dan naar “LOCK”, waar-
bij u deze ingedrukt houdt.
3. Neem de sleutel uit.
ON
OFF
LOCK
1. Drukken.
2. Draaien.12
UB02D0D0.book Page 1 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 17 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
Om het stuur te ontgrendelenDruk de sleutel in en draai deze dan
naar “ ”, waarbij u de sleutel ingedrukt
houdt.
DAU49398
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes
DAU11022
Controlelampje
richtin gaanwijzers “ ”
Dit controlelampje knippert wanneer een
richtingaanwijzer knippert.
DAU11061
Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU62530
Waarschuwin gslampje olie druk “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de motoroliedruk laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet gaan branden en aan
blijven totdat de motor is gestart.
Als het waarschuwingslampje niet gaat
branden wanneer de sleutel naar “ ”
wordt gedraaid, vraag dan een Yamaha
dealer om het elektrische circuit te contro-
leren.LET OP
DCA21210
Als het waarschuwin gslampje gaat
b ran den terwijl de motor draait, zet de
motor dan onmi ddellijk uit en controleer
het olieniveau. Als het olieniveau b ene-
d en het minimumniveau staat, vul d an
vol doen de olie van de aan bevolen soort
b ij tot het correcte niveau. Als het waar-
schuwin gslampje olie druk blijft bran den
terwijl het olieniveau in or de is, zet d an
1. Drukken.
2. Draaien.12
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “ ”
4. Controlelampje schakelmoment
5. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
6. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
7. ABS-waarschuwingslampje “ ”
5
6
3
1
2
4
km/hkm/L
L/100km7MPHmileMPG
ABS
UB02D0D0.book Page 2 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 18 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-3
3
onmiddellijk de motor af en laat het
voertui g controleren door een Yamaha-
d ealer.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje niet uitgaat
nadat de motor is gestart, controleer dan
het motorolieniveau en vul indien nodig olie
bij. (Zie pagina 6-10.)
Als het waarschuwingslampje blijft branden
nadat u olie hebt bijgevuld, vraag dan een
Yamaha-dealer om het voertuig te contro- leren.
DAU62790
Waarschuwin gslampje
motorstorin g“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-11 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ ” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan. Als het waarschuwingslampje niet oplicht
wanneer u de sleutel naar “ ” draait, of als
het waarschuwingslampje blijft branden,
laat het elektrisch circuit dan controleren
door een Yamaha-dealer.
OPMERKINGHet waarschuwingslampje motorstoring
gaat branden als de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU51662
ABS-waarschuwin
gslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje: niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-13 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat zo dra met een snelhei d van 10
km/h (6 mi/h) of ho ger wor dt g ered en, of
als het waarschuwin gslampje tij dens
het rij den gaat bran den of knipperen,
keert het remsysteem teru g naar con-
ventioneel remmen. Als een van de bo-
venstaan de gevallen zich voor doet, of
als het waarschuwin gslampje helemaal
niet gaat bran den, rij dan extra voorzich-
ti g om te voorkomen dat de remmen in
noo dsituaties blokkeren. Laat het rem-
systeem en de elektrische circuits zo
snel mo gelijk door een Yamaha dealer
controleren.OPMERKINGAls de startknop wordt ingedrukt terwijl de
motor draait gaat het ABS-waarschu-
wingslampje branden, maar dit duidt niet
op een storing.
DAU62470
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zo worden ingesteld
dat het bij de gewenste motortoerentallen
aan- of uitgaat en wordt gebruikt om aan te
geven wanneer naar de volgende hogere
ABS
UB02D0D0.book Page 3 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 19 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-4
3
versnelling moet worden geschakeld. (Zie
pagina 3-9 voor een uitgebreide uitleg over
dit controlelampje en het instellen daarvan.)
Het elektrische circuit van het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ ” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Als het controlelampje niet oplicht wanneer
u de sleutel naar “ ” draait of blijft bran-
den, laat dan het elektrische circuit contro-
leren door een Yamaha dealer.
DAUN0870
Multifunctionele meter
WAARSCHUWING
DWA12423
Zorg d at de machine stilstaat voor dat u
wijzi gin gen in d e instellin gen van de
multifunctionele meter g aat aanbren-
g en. Het aan bren gen van wijzi gin gen tij-
d ens het rij den kan u aflei den en
ver groot het risico op een on geval.
De multifunctionele meter biedt de volgen-
de voorzieningen:
een snelheidsmeter
een toerenteller
een klok
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een aanduiding voor de ingeschakel-
de versnelling
een multifunctioneel display
een controlelampje schakelmoment
een voorziening voor zelfdiagnoseOPMERKINGVergeet niet de sleutel naar “ ” te
draaien voordat u de “SEL”- en
“RES”-toets gebruikt. Dat hoeft echter
niet als u het controlelampje voor het
schakelmoment wilt instellen.
Alleen Verenigd Koninkrijk: Om te wis-
selen tussen de kilometer- en mijlen-
weergave van de snelheidsmeter en
het multifunctionele display houdt u
de “SEL”-toets minstens een seconde
lang ingedrukt.Snelhei dsmeter
De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van
het voertuig aan.
1. Toets “SEL”
2. Toets “RES”
3. Toerenteller
4. Brandstofniveaumeter
5. Controlelampje schakelmoment
6. Klok
7. Aanduiding ingeschakelde versnelling
8. Snelheidsmeter
9. Multifunctioneel display
10.Temperatuurmeter koelvloeistof
10
9
1 32
4
6
5
7
8
km/hkm/L
L/100kmMPHmileMPG
UB02D0D0.book Page 4 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 20 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-5
3
Toerenteller
Met de toerenteller kan de bestuurder het
motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de sleutel naar “ ” wordt gedraaid,
slaat de toerenteller uit tot het hoogste toe-
rental en keert daarna weer terug naar nul
om het elektrische circuit te testen.LET OP
DCA10032
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de ro de zone wijst.
Ro de zone: 12500 tpm en ho ger
Klok
De klok wordt weergegeven als de sleutel
naar “ ” wordt gedraaid.
De klok instellen1. Draai de sleutel naar “ ”.
2. Houd de “SEL”-toets en de “RES”-
toets tegelijkertijd minstens twee se-
conden lang ingedrukt.
3. Als de urenaanduiding begint te knip-
peren, drukt u op de “RES”-toets om
de uren in te stellen.
4. Druk op de “SEL”-toets en de minu-
tenaanduiding zal gaan knipperen.
5. Druk op de “RES”-toets om de minu- ten in te stellen.
6. Druk op de “SEL”-toets en laat deze dan los om de klok te starten. Bran
dstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is.
Als de sleutel naar “ ” wordt gedraaid,
slaan de segmenten van de brandstofni-
veaumeter eenmaal uit tot het hoogste ni-
veau en keren daarna terug naar het
huidige niveau om het elektrische circuit te
testen.
De displaysegmenten van de brandstofni-
veaumeter verdwijnen richting “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Als het laatste segment begint te knippe-
ren, dient u zo snel mogelijk te tanken.
OPMERKINGDeze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als een storing
wordt gedetecteerd in het elektrische cir-
cuit, wordt de volgende cyclus herhaald
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
2
1
km/hkm/L
L/100kmMPHmileMPG
1. Klok
1
1. Brandstofniveaumeter
1
UB02D0D0.book Page 5 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM