YAMAHA YZF-R3 2015 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2015, Model line: YZF-R3, Model: YAMAHA YZF-R3 2015Pages: 96, PDF Size: 3.4 MB
Page 21 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
totdat de storing is verholpen: de segmen-
ten van de brandstofniveaumeter knippe-
ren acht keer en gaan dan gedurende
ongeveer drie seconden uit. Vraag in dat
geval een Yamaha dealer het elektrisch cir-
cuit te testen.Temperatuurmeter koelvloeistof
De temperatuurmeter koelvloeistof geeft de
temperatuur van de koelvloeistof aan.
Als de sleutel naar “ ” wordt gedraaid,
slaan de segmenten van de digitale tempe-
ratuurmeter koelvloeistof eenmaal uit tot de
hoogste temperatuur en keren daarna te-
rug naar “C” om het elektrische circuit te
testen.
Als het laatste segment aan de rechterkant
knippert, stop dan het voertuig, stop ver-
volgens de motor en laat de motor afkoe- len. (Zie pagina 6-39.)
LET OP
DCA10022
Laat
de motor niet d raaien terwijl deze
oververhit is.OPMERKINGDe koelvloeistoftemperatuur is afhankelijk
van de weersomstandigheden en de mo-
torbelasting.Aan dui din g in geschakel de versnellin g
Deze aanduiding geeft aan welke versnel-
ling is ingeschakeld. De vrijstand wordt
aangegeven door “ ” en door het vrij-
standcontrolelampje. Multifunctioneel
display
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen: een kilometerteller
twee rittellers
een ritteller brandstofreserve
een weergave huidig brandstofver-
bruik
een weergave gemiddeld brandstof-
verbruik
een ritteller olieverversing
een indicator olieverversing
Behalve voor Verenigd Koninkrijk:
D r u k o p d e “ S E L ” -t o et s o m t e w i s se l en t u s-
sen de kilometertellerweergave “ODO”, de
rittellerweergaven “TRIP 1” en “TRIP 2”, de
weergave van het huidige brandstofver-
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
1
1. Vrijstandcontrolelampje “ ”
2. Aanduiding ingeschakelde versnelling
1
2
1. Multifunctioneel display
MPH
km/h
km
1
UB02D0D0.book Page 6 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 22 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-7
3
bruik “L/100 km” of “km/L”, de weergave
van het gemiddelde brandstofverbruik
“AVE_ _._ L/100 km” of “AVE_ _._ km/L” en
de weergave van de ritteller voor olieverver-
sing “OIL TRIP” in de onderstaande volgor-
de:
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → L/100 km of
km/L → AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._
km/L → OIL TRIP → ODO
Als het linkersegment van de brandstofni-
veaumeter begint te knipperen, wisselt de
weergave automatisch naar de brandstof-
reserve-ritteller “TRIP F” en wordt de afge-
legde afstand vanaf dat punt aangegeven.
In dat geval wordt door het indrukken van
de “SEL”-toets gewisseld tussen de diver-
se weergaven van ritteller, kilometerteller,
huidige verbruik en gemiddelde verbruik, in
de onderstaande volgorde:
TRIP F → L/100 km of km/L → AVE_ _._
L/100 km of AVE_ _._ km/L → OIL TRIP →
ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de “SEL”-toets te
drukken en dan de “RES”-toets minstens
een seconde lang ingedrukt te houden. Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en wordt
de vorige ritteller weergegeven.
Alleen Verenigd Koninkrijk:
Druk op de “SEL”-toets om te wisselen tus-
sen de kilometertellerweergave “ODO”, de
rittellerweergaven “TRIP 1” en “TRIP 2”, de
weergave van het huidige brandstofver-
bruik “MPG”, “L/100 km” of “km/L”, de
weergave van het gemiddelde brandstof-
verbruik “AVE_ _._ MPG”, “AVE_ _._ L/100
km” of “AVE_ _._ km/L” en de weergave
van de ritteller voor olieverversing “OIL
TRIP” in de onderstaande volgorde:
ODO
→ TRIP 1 → TRIP 2 → MPG, L/100
km of km/L → AVE_ _._ MPG, AVE_ _._
L/100 km of AVE_ _._ km/L → OIL TRIP →
ODO
Als het linkersegment van de brandstofni-
veaumeter begint te knipperen, wisselt de
weergave automatisch naar de brandstof-
reserve-ritteller “TRIP F” en wordt de afge-
legde afstand vanaf dat punt aangegeven.
In dat geval wordt door het indrukken van
de “SEL”-toets gewisseld tussen de diver- se weergaven van ritte
ller, kilometerteller,
huidige verbruik en gemiddelde verbruik, in
de onderstaande volgorde:
TRIP F → MPG, L/100 km of km/L → AVE_
_._ MPG, AVE_ _._ L/100 km of AVE_ _._
km/L → OIL TRIP → ODO → TRIP 1 →
TRIP 2 → TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de “SEL”-toets te
drukken en dan de “RES”-toets minstens
een seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na
het tanken 5 km (3 mi) is gereden en wordt
de vorige ritteller weergegeven.
Weer gave hui dig b ran dstofver bruik
1. Weergave huidig brandstofverbruik
MPH
km/h
km/L
1
UB02D0D0.book Page 7 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 23 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-8
3
De weergave van het huidige brandstofver-
bruik kan worden ingesteld op “L/100 km”,
“km/L” of “MPG” (alleen Verenigd Konink-
rijk).
“L/100 km”: De hoeveelheid brandstof
die nodig is om onder de huidige rij-
omstandigheden 100 km af te leggen
wordt weergegeven.
“km/L”: De afstand die onder de huidi-
ge rijomstandigheden kan worden af-
gelegd met 1.0 L brandstof wordt
weergegeven.
“MPG” (alleen Verenigd Koninkrijk):
De afstand die onder de huidige rijom-
standigheden kan worden afgelegd
met 1.0 Imp.gal brandstof wordt
weergegeven.
Houd de “SEL”-toets een seconde lang in-
gedrukt om te wisselen tussen de weerga-
ven voor het huidige brandstofverbruik.OPMERKINGBij snelheden onder 20 km/h (12 mi/h)
wordt “_ _._” weergegeven.
Weer gave gemi ddel d b ran dstofverb ruik
De weergave van het gemiddelde brand-
stofverbruik kan worden ingesteld op
“AVE_ _._ L/100 km”, “AVE_ _._ km/L” of
“AVE_ _._ MPG” (alleen Verenigd Konink-
rijk).
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. “AVE_ _._ L/100 km”: De gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen wordt weergege-
ven.
“AVE_ _._ km/L”: De gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op 1.0
L brandstof wordt weergegeven.
“AVE_ _._ MPG” (alleen Verenigd Ko-
ninkrijk): De gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof wordt weergegeven. Houd de “SEL”-toets een seconde lang in-
gedrukt om te wisselen tussen de weerga-
ven van het gemiddelde brandstofverbruik.
Om de weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik terug te stellen, houdt u
de “RES”-toets minstens een seconde lang
ingedrukt.
OPMERKINGNadat u de weergave voor gemiddeld
brandstofverbruik hebt teruggesteld, wordt
“_ _._” weergegeven totdat 1 km (0.6 mi)
met de machine is gereden.Olieverversin
gskilometerteller
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
MPH
km/h
km/L
1
1. Indicator olieverversing “OIL”
2. Olieverversingskilometerteller
MPH
km/h
km
2
1
UB02D0D0.book Page 8 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 24 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-9
3
De ritteller voor olieverversing geeft de af-
stand weer sinds de ritteller voor het laatst
werd teruggesteld (d.w.z. sinds de laatste
olieverversing).
De indicator olieverversing “OIL” knippert
zodra de eerste 1000 km (600 mi) zijn afge-
legd en na 5000 km (3000 mi). Vervolgens
gaat de indicator om de 5000 km (3000 mi)
knipperen om aan te geven dat de motor-
olie moet worden ververst.
Nadat de motorolie is ververst, moeten de
ritteller voor olieverversing en de indicator
olieverversing worden teruggesteld. Om
beide terug te stellen, selecteert u de rittel-
ler voor olieverversing en houdt u de
“RES”-toets een seconde lang ingedrukt.
Houd vervolgens terwijl “OIL” en de ritteller
voor olieverversing knipperen de “RES”-
toets drie seconden lang ingedrukt. De in-
dicator olieverversing wordt teruggesteld.
Als de motorolie wordt ververst voordat de
indicator olieverversing gaat branden (dus
voordat de intervalperiode voor olieverver-
sing is verstreken), moet de ritteller voor
olieverversing na de olieverversing worden
teruggesteld zodat het eerstvolgende tijd-
stip voor olieverversing weer correct wordt
aangegeven.Controlelampje schakelmoment
Het controlelampje schakelmoment heeft
vier instellingen die kunnen worden aange-
past.
Knipperpatroon: via deze functie kiest
u of het controlelampje moet worden
geactiveerd en of het bij activering
moet knipperen of continu moet bran-
den.
Activeringspunt: via deze functie kiest
u het motortoerental waarbij het con-
trolelampje wordt geactiveerd.
Deactiveringspunt: via deze functie
kiest u het motortoerental waarbij het
controlelampje wordt gedeactiveerd.
Helderheid: via deze functie regelt u
de helderheid van het controlelampje. Om het controlelampje schakelmoment in
te stellen1. Draai de sleutel naar “ ”.
2. Druk op de “SEL”-toets en houd deze
vast.
3. Draai de sleutel naar “ ”, wacht vijf seconden en laat dan de “SEL”-toets
los. Het controlelampje schakelmo-
ment kan nu worden ingesteld.
Om het knipperpatroon in te stellen1. Druk op de “RES”-toets om een van de volgende knipperpatrooninstellin-
gen te kiezen: Aan: het controlelampje blijft na
activering branden. (Deze instel-
ling is geselecteerd wanneer het
controlelampje aan blijft.)
Knipperen: het controlelampje
gaat bij activering knipperen.
(Deze instelling is geselecteerd
wanneer het controlelampje vier
keer per seconde knippert.)
Uit: het controlelampje is gede-
activeerd, het zal dus niet bran-
den of knipperen. (Deze instelling
is actief wanneer het controle-
lampje één keer per twee secon-
den knippert.)
1. Controlelampje schakelmoment
2. Weergave helderheidsniveau
1
2
km/hMPH
UB02D0D0.book Page 9 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 25 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
2. Druk op de “SEL”-toets om het gese-
lecteerde knipperpatroon te bevesti-
gen. Het controlelampje
schakelmoment wisselt naar de instel-
functie van het activeringspunt.
De toerenteller geeft de huidige tpm-instel-
ling voor het activeringspunt en het deacti-
veringspunt aan.
Om het activeringspunt in te stellenOPMERKINGHet activeringspunt van het controlelampje
schakelmoment kan worden ingesteld tus-
sen 7000 tpm en 13500 tpm. Van 7000 tpm
tot 12000 tpm kan het controlelampje wor-
den ingesteld in stappen van 500 tpm. Van
12000 tpm tot 13500 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen van
200 tpm.1. Druk op de “RES”-toets om het mo- tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten activeren.
2. Druk op de “SEL”-toets om het gese- lecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie wisselt naar de
instelling van het deactiveringspunt. Om het deactiveringspunt in te stellen
OPMERKING
Het deactiveringspunt van het contro-
lelampje schakelmoment kan worden
ingesteld tussen 7000 tpm en 13500
tpm. Van 7000 tpm tot 12000 tpm kan
het controlelampje worden ingesteld
in stappen van 500 tpm. Van 12000
tpm tot 13500 tpm kan het controle-
lampje worden ingesteld in stappen
van 200 tpm.
Denk eraan dat het deactiveringspunt
op een hoger toerental moet worden
ingesteld dan het activeringspunt, an-
ders zal het controlelampje schakel-
moment niet gaan branden.1. Druk op de “RES”-toets om het mo-
tortoerental in te stellen waarbij u het
controlelampje wilt laten deactiveren.
2. Druk op de “SEL”-toets om het gese- lecteerde motortoerental te bevesti-
gen. De instelfunctie wisselt naar de
instelling van de helderheid.
Om de helderheid in te stellen1. Druk op de “RES”-toets om de ge- wenste helderheid van het controle-
lampje schakelmoment te kiezen. 2. Druk op de “SEL”-toets om het gese-
lecteerde helderheidsniveau te beves-
tigen. De instelfunctie voor het
controlelampje schakelmoment wordt
afgesloten en het multifunctionele dis-
play keert terug naar de standaard-
weergave.
Zelf dia gnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagno-
sesysteem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en
geeft het display een foutcode weer.
1. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
2. Weergave foutcode
2
1
km/hMPH
UB02D0D0.book Page 10 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 26 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
LET OP
DCA11591
Wanneer het display een foutco de aan-
g eeft, moet de machine zo spoe dig mo-
g elijk wor den gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts
DAU12361
Lichtsi gnaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU62540
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.OPMERKINGAls de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaat alleen de rechter koplampgloei-
lamp branden. Als de schakelaar op
grootlicht wordt ingesteld, gaan beide kop-
lampgloeilampen branden.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
1. Lichtsignaalschakelaar “PASS”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
4312
21
UB02D0D0.book Page 11 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 27 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-12
3
DAU12661
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU62500
Het waarschuwingslampje motorstoring
gaat branden wanneer de sleutel naar “ ”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12821
Koppelin gshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-22.)
DAU12872
Schakelped aalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij
het schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
UB02D0D0.book Page 12 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 28 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-13
3
DAU12892
RemhendelDe remhendel bevindt aan de rechterzijde
van het stuur. Trek de hendel naar gas-
greep toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12944
Rempe daalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU63040
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Hou d altij d een veili ge afstan d tot voor-
li ggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS. Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lan ge remwe gen.
Op bepaal de oppervlakken, zoals
slechte we gen of grin dwe gen, kan
d e remafstan d met het ABS-sy-
steem lan ger zijn dan zon der ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Remhendel
1
1. Rempedaal
1
UB02D0D0.book Page 13 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 29 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-14
3
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en het voertuig rijdt
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op d at de wielsensor en de rotor van
d e wielsensor niet bescha digd raken,
an ders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAU13075
Tank dopOpenen van de tankd op
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan 1/4
slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld
en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tank dop
1. Druk de tankdop in positie met de sleutel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1 2
1
2
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
2 1
UB02D0D0.book Page 14 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM
Page 30 of 96

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-15
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankd op goe d
wor den aan ged raai d. Door bran dstof-
lekka ge ontstaat b randgevaar.
DAU13222
Bran dstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzined ampen zijn zeer
b ran dbaar. Vol g de on derstaan de in-
structies om bran d en ontploffin g te
voorkomen en het letselrisico tij dens het
tanken te verla gen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg g emors-
te bran dstof onmi ddellijk af met een
schone, dro ge, zachte doek, aan ge-
zien de bran dstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is gifti g en kan letsel of overlij-
d en veroorzaken. Sprin g zor gvul dig om
met benzine. Pro beer nooit om benzine
via de mon d over te hevelen. Roep on-
mi ddellijk me dische hulp in na dat u ben-
zine heeft ing eslikt, veel benzine damp
heeft ing eadem d of b enzine in uw o gen
heeft gekreg en. Als b enzine op uw hui d1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
UB02D0D0.book Page 15 Thursday, January 15, 2015 5:31 PM