Abarth 500 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ABARTH, Model Year: 2017, Model line: 500, Model: Abarth 500 2017Pages: 200, PDF Size: 6.42 MB
Page 91 of 200

GEBRUIK VAN DE
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap, om de versnellingen in te
schakelen, het koppelingspedaal
volledig in en schakel de hendel in de
gewenste stand (het schema is
aangegeven op de pookknop fig. 74).
114)
19)
Beweeg, om vanuit de vrijstand de
achteruitversnelling R in te schakelen,
de pook naar rechts en vervolgens naar
achteren.BELANGRIJK De achteruit kan
uitsluitend bij stilstaand voertuig worden
ingeschakeld. Wacht bij draaiende
motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt
alvorens de achteruit in te schakelen
om beschadiging aan de tandwielen te
voorkomen.
BELANGRIJK
114)Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op juiste wijze te schakelen. Daarom
is het van fundamenteel belang dat er
niets onder het pedaal ligt: let erop dat de
matten vlak liggen en dat ze de slag van de
pedalen niet hinderen.
BELANGRIJK
19)Rijd niet met de hand op de
versnellingspook aangezien de
uitgeoefende druk, hoe licht ook, na
verloop van tijd kan leiden tot slijtage van
de interne onderdelen van de
versnellingsbak.
GEBRUIK VAN DE
AUTOMATISCHE
SEQUENTIËLE
VERSNELLINGSBAK
(waar aanwezig)
Het voertuig kan worden uitgerust met
een elektronisch geregelde
handgeschakelde versnellingsbak met
twee bedieningsmodi: "MANUAL"
(handgeschakeld) en "AUTO"
(automatisch).
Bij stationair draaiende motor en de
sleutel in de stand MAR (elektrische
verbruikers vanaf contactsleutel
ingeschakeld), verschijnt op het display
de ingeschakelde versnelling en de
actieve bedieningswijze (automatisch =
AUTO of handmatig = geen weergave).
74AB0A0301C75AB0A0334C
89
Page 92 of 200

DE AUTO STARTEN
OPMERKINGEN
Tijdens het starten stelt het systeem
zichzelf in op de AUTO modus.
Met gebruik van de knoppen 1, N,
R, met ingetrapt rempedaal, kunnen de
eerste versnelling, de vrijstand (N) of
de achteruitversnelling (R) worden
ingeschakeld.
Als de knoppen 1, N, R worden
gebruikt, zonder dat het rempedaal is
ingetrapt, verandert het systeem niet
van versnelling.
Met de hendels aan het stuurwiel
kunnen geen versnellingen worden
ingeschakeld, zelfs niet als het
rempedaal wordt ingetrapt.
Als de motor wordt afgezet, terwijl
de modus SPORT of NORMAL is
geactiveerd, wordt de eerder ingestelde
modus weer ingeschakeld als de
motor opnieuw wordt gestart.BEDIENINGSWIJZE
De versnellingsbak/transmissie kan op
twee manieren worden bediend:
de eerste is handmatig (MANUAL).
In deze modus beslist de bestuurder
direct wanneer moet worden
geschakeld, door de hendel "+" fig. 76
aan het stuurwiel te gebruiken om op te
schakelen of de hendel "–" om terug
te schakelen. Als het verzoek door het
systeem geaccepteerd wordt, en van
versnelling is veranderd, toont het
display de nieuw ingeschakelde
versnelling.
de tweede is volledig automatisch
(AUTO), waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt. Het blijft
echter mogelijk om met de pook te
schakelen zonder deze werking uit te
schakelen: met dit “schakeladvies”
wordt de automatische modus tijdelijk
uitgeschakeld om de door de
bestuurder gewenste versnelling in te
schakelen.
20)
Druk op de knop A/M op het paneel
van de versnellingsbak fig. 75, om
de automatische werking (AUTO) in of
uit te schakelen; inschakeling wordt
aangegeven met het woord AUTO en
de op het display weergegeven
ingeschakelde versnelling. Als de AUTO
modus is uitgeschakeld, gaat de
versnellingsbak over op de handmatige
modus (MANUAL).
"Kick Down" functie
Er is ook een "Kick Down” functie
beschikbaar: indien nodig (bijvoorbeeld
tijdens het inhalen), wanneer het
gaspedaal volledig voorbij het stroeve
punt wordt ingetrapt, schakelt het
systeem een of meer versnellingen
terug (als het motortoerental dit
toestaat) om het geschikte vermogen
en koppel voor de door de bestuurder
verzochte acceleratie te leveren.
76AB0A0335C
90
STARTEN EN RIJDEN
Page 93 of 200

DE MOTOR STARTEN
Trap het rempedaal in om de motor te
starten: het systeem schakelt de
vrijstand (N) automatisch in. Als de
startprocedure is voltooid, kunt u de
eerste (1) of de achteruitversnelling (R)
inschakelen, door het rempedaal
ingetrapt te houden en op de knop 1 of
R op het paneel van de versnellingsbak
te drukken om, respectievelijk, de
eerste en achteruitversnelling in
te schakelen.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
Wegrijden kan zowel in de 1e als de 2e
versnelling gedaan worden (aanbevolen
op ondergronden met slechte grip),
maar ook in de achteruitversnelling (R).
De versnellingen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het rempedaal
wordt ingetrapt.
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in;
druk op de knop 1 op het paneel
van de versnellingsbak;
bedien de hendel "+" aan het
stuurwiel met ingetrapt rempedaal
(alleen om in de tweede versnelling weg
te rijden);
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in (als het pedaal snel tot het
einde van zijn slag wordt ingetrapt en
ASR - indien aanwezig - is
uitgeschakeld, kan “sportief” worden
weggereden).
Inschakeling achteruitversnelling
(R)
Druk op de knop R op het paneel van
de versnellingsbak in plaats van op
de knop 1 om de achteruitversnelling in
te schakelen. Het systeem geeft een
geluidssignaal af, als de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Inschakeling vrijstand (N)
Druk op de knop (N) om de vrijstand in
te schakelen.
De vrijstand (N) kan alleen worden
ingeschakeld als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, ongeacht de stand van
het rempedaal (al dan niet ingetrapt).
In ieder geval wordt het intrappen
van het rempedaal aanbevolen.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
zoemer af als de auto geparkeerd
wordt met de versnellingsbak in de
vrijstand (N) (dit signaal wordt
afgegeven wanneer de contactsleutel in
de stand STOP wordt gedraaid).Bij stilstaande auto, draaiende motor en
ingeschakelde versnelling (1e), (2e) of
(R) klinkt er een geluidssignaal en wordt
de transmissie automatisch in de
vrijstand (N) gezet wanneer:
het gas- en/of rempedaal minstens
3 minuten niet wordt ingetrapt;
het rempedaal langer dan 10
minuten wordt ingetrapt;
het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het rempedaal
minstens 1,5 seconden niet wordt
ingetrapt;
er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
De 1e versnelling of de achteruit moet
ingeschakeld zijn met de voet op het
rempedaal en, indien op een helling,
moet de handrem gebruikt worden om
veilig te kunnen parkeren. Wacht tot
de ingeschakelde versnelling van het
display verdwijnt, voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK Laat de auto NOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand (N).
91
Page 94 of 200

BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Houd het rempedaal altijd ingetrapt
bij stilstaande auto en ingeschakelde
versnelling, totdat wordt weggereden;
laat vervolgens het rempedaal los en
geef geleidelijk gas.
Houd de versnellingsbak in de
vrijstand (N) als de auto lang stilstaat
met een draaiende motor.
Om de werking van de koppeling te
sparen mag men het gaspedaal niet
gebruiken om de auto stil te houden
(bijv. bij stilstand op een helling); door
oververhitting kan de koppeling
beschadigd raken. Gebruik in dit geval
het rempedaal of de handrem en
bedien het gaspedaal alleen als u klaar
bent om weg te rijden.
Gebruik alleen de 2e versnelling voor
meer controle over de auto als op glad
wegdek wordt weggereden.
Als de achteruitversnelling (R) is
ingeschakeld, dan mag men pas de 1e
versnelling (of omgekeerd) inschakelen,
als de auto volledig stilstaat en met
het rempedaal ingedrukt;
Ook al wordt het beslist afgeraden,
als het om onvoorziene redenen nodig
mocht zijn om, terwijl men een helling
afrijdt, de auto met de versnellingsbak
in de vrijstand (N) te zetten, zal het
systeem bij een schakelverzoek
automatisch de beste versnelling op
basis van de huidige voertuigsnelheid
kiezen, om het motorkoppel op de
juiste manier op de wielen over te
brengen.
Indien nodig kan bij uitgezette motor
de 1e versnelling, de achteruit (R) of
de vrijstand (N) ingeschakeld worden
met de contactsleutel in de stand MAR
en ingetrapt rempedaal. In dit geval
wordt aanbevolen minstens 5
seconden te wachten voordat er
opnieuw wordt geschakeld, om
beschadiging van het hydraulische
systeem en met name de pomp te
voorkomen.
Als het gaspedaal volledig en snel
wordt ingetrapt, wordt een functie
geactiveerd waarmee "sportief" kan
worden weggereden.
Door bij het wegrijden op een helling
geleidelijk en vervolgens volop gas te
geven na de handrem of het rempedaal
te hebben losgelaten, kan de motor
op een hoger toerental draaien en
kunnen steilste hellingen met een
merkbaar hoger koppel worden
opgereden.
BELANGRIJK
20)Door onjuist gebruik van de hendels
(hendels naar het dashboard geduwd)
kunnen de hendels afbreken.
92
STARTEN EN RIJDEN
Page 95 of 200

SPORT FUNCTIE
Wanneer de SPORT-knop 1 fig. 77
wordt ingedrukt, wordt de sportfunctie
ingeschakeld. Hierdoor wordt de motor
gevoeliger voor de bediening van het
gaspedaal, wordt er meer motorkoppel
geleverd en is er meer kracht nodig
voor de bediening van het stuurwiel.
Wanneer de functie ingeschakeld
is, gaat het woord SPORT 1 fig. 78 op
het display branden en op het
instrumentenpaneel verschijnt een
speciaal scherm.
Druk nogmaals op de knop om de
functie uit te schakelen en de normale
rij-instelling te herstellen.BELANGRIJK Wanneer de SPORT-
knop wordt ingedrukt, is de functie na
ongeveer 5 seconden actief.
BELANGRIJK Tijdens het accelereren,
wanneer de SPORT-functie wordt
gebruikt, kan het stuur enigszins trillen,
wat kenmerkend is voor een sportieve
instelling.
PARKEERSENSOREN
(waar aanwezig)
Parkeersensoren bevinden zich in de
achterbumper; zij detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter het
voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een audiovisueel
signaal. Het geluid kan intermitterend of
constant klinken, afhankelijk van de
afstand tot het obstakel.
INSCHAKELEN
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het voertuig
dichter bij het obstakel komt.
GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is
ingeschakeld en er bevindt zich een
obstakel achter de auto, wordt een
geluidssignaal afgegeven. De frequentie
neemt toe, naarmate de afstand van
de bumper tot het obstakel afneemt, tot
het signaal continu klinkt wanneer de
afstand kleiner is dan 30 cm.
77AB0A0351C
1
78AB0A0360C
93
Page 96 of 200

Meetbereik
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.
Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven of
onder de sensoren kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen in de buurt van het
voertuig niet gedetecteerd worden en
kunnen zo schade aan het voertuig
veroorzaken of zelf beschadigd raken.
115)
21) 22)
AANWIJZINGEN OP HET
DISPLAY
Wanneer de sensoren worden
ingeschakeld, verschijnt het scherm
weergegeven in fig. 79 op het display.Naast het geluidssignaal wordt
informatie over de aanwezigheid van en
de afstand tot het obstakel visueel op
het display van het instrumentenpaneel
weergegeven. De gekleurde bogen
aan de achterkant van de auto geven
aan dat een obstakel is gedetecteerd.
Het systeem duidt een gedetecteerd
obstakel aan door een boog weer
te geven als functie van de afstand en
de positie van het obstakel ten opzichte
van de auto. Als een object aan de
achterkant van de auto is gedetecteerd
(aan de zijkant of in het midden), wordt
op het display een knipperende boog
in de desbetreffende zone
weergegeven en klinkt een
intermitterende pieptoon. Als de auto
het obstakel nadert, worden op het
display een of meerdere knipperende
bogen weergegeven die de auto
naderen en gaat de pieptoon steeds
sneller tot hij continu klinkt. De kleur op
het display is afhankelijk van de afstand
tot en de plaats van het obstakel.
Naarmate de afstand van de auto tot
het obstakel kleiner wordt, veranderen
de bogen van geel naar knipperend
rood (aan de rechterkant, in het midden
of aan de linkerkant).
BELANGRIJK
21)Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit bevuild
zijn met modder, vuil, sneeuw of ijs. Zorg
ervoor dat ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden. Vermijd het
gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. Wanneer
speciale reinigingsapparaten worden
gebruikt, zoals stoomreinigers of
hogedrukreinigers, reinig dan de sensoren
zeer snel en houd de straal op minstens
10 cm afstand.
22)Voor werkzaamheden aan de bumper
in de buurt van de sensoren, dient u zich
uitsluitend tot het Abarth Servicenetwerk te
wenden. Werkzaamheden aan de bumper
die niet goed worden uitgevoerd, kunnen
de werking van de sensoren in gevaar
brengen.
79AB0A0390C
94
STARTEN EN RIJDEN
Page 97 of 200

BELANGRIJK
115)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp voor de
bestuurder, die echter nooit zijn aandacht
mag laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al worden ze
met lage snelheden verricht.
TANKEN
Zet de motor af alvorens te tanken.
BELANGRIJK Vul de tank nooit, ook
niet met een minimale hoeveelheid
in een noodgeval, met loodhoudende
benzine bij, dit kan leiden tot
onherstelbare schade aan de
katalysator.
TANKCAPACITEIT
Om de tank volledig te vullen, kan men
twee keer bijvullen nadat het
tankpistool is afgeslagen. Meer bijvullen
kan storingen in het
brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
TANKDOP
Dop 2 fig. 80 is voorzien van een kabel
waarmee de dop aan de klep 1 is
bevestigd, zodat die niet verloren kan
gaan.Gebruik de contactsleutel om de dop 2
los te draaien. De hermetische afsluiting
kan een lichte toename van de druk in
de tank veroorzaken. Een eventueel
ontluchtingsgeluid wanneer de dop
wordt losgedraaid is dus volkomen
normaal. Haak tijdens het tanken de
dop aan de binnenkant van de klep
zoals getoond in fig. 80.
116)
BELANGRIJK
116)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
1
2
80AB0A0058C
95
Page 98 of 200

EEN AANHANGER
TREKKEN
BELANGRIJKE
OPMERKINGEN
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak
en een geschikte elektrische installatie.
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden gemonteerd. Het
gespecialiseerde personeel moet ook
de handleiding voor het rijden met
een aanhanger overhandigen.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen.
Schakel een lage versnelling in bij een
helling omlaag om een continu gebruik
van de rem te voorkomen.Op de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig in dezelfde mate
afneemt. Om er zeker van te zijn dat het
maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op het kenteken van het
voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Respecteer de lokale
snelheidsbeperkingen voor auto’s met
aanhanger.
Rijd in geen geval harder dan 100
km/h.
117) 118)
BELANGRIJK
117)Het ABS waarmee de auto is
uitgerust heeft geen controle over het
remsysteem van de aanhanger. Wees dus
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
118)Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen
aan het remsysteem van het voertuig uit
te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van de
auto.
96
STARTEN EN RIJDEN
Page 99 of 200

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis telefoonnummer
00 800 3428 0000 bellen om het
dichtstbijzijnde Geautoriseerde Abarth
Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN .............. 98
EEN LAMP VERVANGEN ............... 98
LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN ..................................103
ZEKERINGEN VERVANGEN ............106
"FIX&GO"-KIT ..................................112
STARTEN MET HULPACCU ............116
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................117
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........118
97
Page 100 of 200

ALARMKNIPPER-
LICHTEN
Druk op de knop 1 fig. 81 om deze
lichten in te schakelen, ongeacht de
stand van de sleutel in het contactslot.
Wanneer deze lichten zijn ingeschakeld,
gaan de waarschuwingslampjes
en
op het instrumentenpaneel branden.
Druk nogmaals op de knop 1 om de
lichten uit te schakelen.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties worden
de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld, evenals de lampjes
en
op het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang defecte lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
lamp altijd de hoogte van de lichtbundel
van de koplampen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
119) 120)
23) 24)
81AB0A0350C
98
NOODGEVALLEN